Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De wens van Bileam

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De wens van Bileam

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mijn ziel sterve de dood des oprechten, en mijn uiterste zij gelijk het zijne!

Het is de mens gezet om eenmaal te sterven. Wat mens leeft er, die de dood niet zien zal? Ouden moeten sterven, jongen kunnen sterven. En er is maar één schrede tussen ons en de dood.

Nu is het einde van allen niet gelijk. Niet alleen in die zin, dat de één een zware doodsstrijd heeft, terwijl de ander in de slaap heengaat. Maar de dood als zodanig is voor allen niet gelijk. Hoe wezenlijk anders is de dood van de rechtvaardigen dan die van de goddelozen. Voor Gods kinderen is de prikkel, de angel uit de dood weggenomen. Voor hen is de dood (al kunnen ze er ontzaglijk tegen opzien en er voor vrezen), maar voor hen is toch de dood geen koning der verschrikking meer, maar veel eer een vredebode, die hen tot het eeuwige leven leidt. Of om het met de woorden van onze catechismus te zeggen: de dood is voor de gelovigen een afsterven van de zonde en een doorgang tot het eeuwige leven. Ze worden er dus eeuwig beter van. Voor de goddelozen is de dood recht verschrikkelijk, omdat het voor hen vreselijk zal zijn met een onverzoende schuld te vallen in de handen van de levende God.

Bileam stond op de hoogten van Baal. Vandaar zag hij het volk van Israël, gelegerd in de woestijn. En door de Heilige Geest, die hem verlichtte, zag hij dat volk als een door God gezegend volk. ’t Is, alsof hij, door de Geest geleid, dat volk ziet in zijn opkomst, in zijn uitbreiding en in zijn einde, en hij roept uit: “Mijn ziel sterve de dood des oprechten, en mijn uiterste zij gelijk het zijne!”

Dat was op zichzelf een voortreffelijke wens van Bileam. Maar toch getuigt zijn wens van onbedachtzaamheid. Wat nu, Bileam? Wilt u met het volk sterven, dat u terwille van de geschenken van Balak zou wensen te kunnen vloeken? Wilt u aan uw zondig leven dat einde verbinden? Is het waar, Bileam? Wilt u echt zò sterven als de oprechten, die stervende nog Gods lof verkondigen, om het vervolgens eeuwig te doen? Bileam, zoudt u het in de hemel kunnen volhouden, eeuwig in de gemeenschap, in de nabijheid van de God van dat volk, waarmee u zegt te willen sterven, maar waarmee u geen ogenblik zoudt willen leven? Nee, Bileam! U kunt niet, u wilt niet, u zult niet zo sterven. Uw einde zal vreselijk zijn.

Er is verband tussen het leven en het sterven. Er is weleens gezegd: een nauw leven geeft een ruim sterven. Dit is in elk geval waar: wie zalig wil sterven, moet door het geloof leren leven. De apostel zegt: “Hetzij dan, dat wij leven, hetzij dat wij sterven: wij zijn des Heeren!”

Hoe zal ons einde zijn? Het maar te wagen om af te wachten wat het worden zal is toch veel te gevaarlijk. Daarvoor is de reis naar de eeuwigheid toch te belangrijk. In het onzekere voort te leven is te gewaagd. Daarvoor is het verschil bij het sterven toch te groot. Te hopen op ongenoegzame gronden is roekeloos, want het zal toch verschrikkelijk zijn: menen in te gaan en niet kunnen!

De apostel zegt: “Het sterven is mij gewin!” Hij wist dus, wat zijn einde zou zijn. Hij zou er voor eeuwig beter van worden. Gewin, winst! Het mindere inleveren, om dan het meerdere te ontvangen: ruilhandel! Sterven aan de zonde, verlost worden van het lichaam des doods, van het verdorven bestaan, om dan te ontvangen de zalige onsterfelijkheid, een reine ziel, straks verenigd met een volmaakt lichaam, om dan als Gods volmaakte beelddrager Hem volmaakt te dienen in eeuwige, volmaakte liefde-toewijding.

Het sterven is mij gewin! Maar het zal, in tegenstelling met de wens van Bileam, aansluiten op zijn leven, hier en nu. Hoor maar: “Het leven is mij Christus, het sterven is mij gewin!” Eigenlijk zegt de apostel: “Te leven is mij Christus!” Het is het verlangen van zijn vernieuwde, wedergeboren hart, om voor Christus te mogen leven. Het is zijn diepste begeren geworden, dat de levende, de opgestane Christus steeds meer gestalte in hem moge krijgen, zodat heel zijn leven door de Geest van Christus beheerst, door de wil van Christus gedragen moge worden.

“Mijn ziel sterve de dood des oprechten, en mijn uiterste zij gelijk het zijne”, zo zegt Bileam.

Een vrome wens, maar die niet in vervulling zal gaan. Leven in de zonde en dan sterven met Gods volk. Nee, het kan niet en zal niet. “Het leven is mij Christus en daarom: het sterven is mij gewin”, zegt de apostel.

Leven met Gods volk en dan sterven met Gods volk. Ja, dat gaat, en dat zal zo zijn.

Hier, aan deze zijde van het graf, met God verzoend worden door de dood Zijns Zoons, leven door het geloof door Christus en uit Christus en daarom ook voor Christus (O, het is waar: zeer gebrekkig, met vallen en opstaan, soms met vreze en beven, maar toch in oprechtheid), dan wordt het sterven gewin, eeuwig, zalig gewin!

Welnu: waar gaat de reis heen? Een vraag, die toch wel om een antwoord vraagt!

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 april 1988

Bewaar het pand | 6 Pagina's

De wens van Bileam

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 april 1988

Bewaar het pand | 6 Pagina's