Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Laus Deo 61.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Laus Deo 61.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De erfelijke verdorvenheid

Adams geestelijke leven bestond in de verbondenheid aan Zijn Schepper.

Daarom betekende de vervreemding van zijn Schepper zijn ondergang.

Door zijn afval heeft hij de ganse orde der natuur in hemel en op aarde omgekeerd. Calvijn geeft als Schriftbewijs hiervan de tekst Rom. 8 : 22: Want wij weten dat het ganse schepsel tezamen zucht en tezamen als in barensnood is tot nu toe. Alle schepselen zijn tegen hun wil door Adams val aan het verderf onderworpen. De schepselen dragen dus inderdaad een deel van de straf die de mens verdiend heeft. Let wel: de schepselen die tot gebruik aan de eerste mens gegeven waren!

Door Adams schuld woedt de vervloeking door alle streken der wereld: het ganse schepsel zucht. Daarom is het ook niet onbegrijpelijk dat die vervloeking zich heeft voortge plant tot zijn ganse nakomelingsschap. Het hemelse beeld in Adam werd verduisterd. Dit was de straf op zij n zonde: “dat in plaats van de wijsheid, macht, heerlij kheid, waarheid, rechtvaardigheid, met welke versierselen hij bekleed was geweest, gruwelijke en verderfelijke eigenschappen kwamen, namelijk: blindheid, onmacht, onreinheid, ijdelheid en ongerechtigheid.

In deze “ellendigheden” heeft Adam ook zijn nageslacht verwikkeld: “Dit is de erfelijke verdorvenheid die de ouden de erfzonde noemden”. Onder het woord “zonde” verstonden die ouderen (dat zijn de kerkvaders) de misvorming van de menselijke natuur, die tevoren goed en zuiver was.

Flinke mannen

De belijdenis van de erfelijke verdorvenheid waarin het hele nageslacht van Adam verwikkeld is, heeft veel strijd gekost. En dat is wel te verstaan: “Daar niets verder af ligt van het algemeen gevoelen dan dat wegens de schuld van één allen schuldig worden en de zonde zo gemeenschappelijk wordt”. Zelfs de oudste leraren in de vroege christelij ke kerk hebben er moeite mee gehad. Ze schroomden als het ware de werkelijkheid van de erfzonde helder te belijden. Totdat Pelagius, een tijdgenoot van de Afrikaanse kerkvader Augustinus, opstond: Hij leerde onomwonden: “dat Adam slechts tot zijn eigen nadeel gezondigd heeft, maar géén schade heeft toegebracht aan zijn nakomelingen”.

Calvijn noemt deze “theologie” van Pelagius een duidelijke list van de duivel: “Klaarblijkelijk heeft Satan gepoogd door deze listigheid de kwaal (n.l. van de erfzonde v.d.m.) te bedekken en ongeneselijk te maken”.

Op een zeker moment heeft Pelagius overtuigd door Schriftgegevens toegestemd dat de zonde van de eerste mens inderdaad op al zijn nakomelingen is overgegaan. Maar hij zei toen: Adams verdorvenheid is op zijn nakomelingen overgegaan door návolging, niet door vóórtplanting.

Het zijn volgens Calvijn “flinke mannen” geweest, waaronder voornamelijk Augustinus, die hun best gedaan hebben om Pelagius en de zijnen aan te tonen dat wij niet in de loop van de tijd, verdorven worden: maar dat wij van de moederschoot af een ingeboren verdorvenheid meebrengen”.

Toppunt van onbeschaamdheid

Dat de Pelagianen en met hen de Caeles-tianen dit ontkend hebben, noemt Calvijn “het toppunt van onbeschaamdheid”. (De Caelestianen die Calvijn in dit verband noemt naast de Pelagianen, waren leerlingen van een zekere Caelestius. Deze Caelestius was een leerling van Pelagius maar was radi-kaler dan zijn leermeester in de ontkenning van de erfzonde. Op verzoek van de Noord-Afrikaanse Kerk en dus ook van Augustinus werden zowel Pelagius als Caelestius, door de Romeinse paus Innocentius 1 in 416 in de kerkelijke ban gedaan. (Hun invloed werkt echter door tot op vandaag). “Maar over de vermetelheid der Pelagianen en Caelestianen zal hij zich niet verwonderen, die uit de geschriften van die heilige man (Augustinus) heeft gezien, welk een onbeschaamde beesten zij in alle andere dingen geweest zijn.”

Waarom is de ontkenning van de leer van de erfzonde het toppunt van onbeschaamdheid? Omdat Gods Woord ten dezen zo duidelijk spreekt: In Ps. 51: 7 belijdt David toch dat hij in ongerechtigheid geboren is en dat zijn moeder hem in zonde ontvangen heeft. Dat is natuurlijk niet bedoeld als een beschuldiging aan het adres van zijn vader of moeder. “Maar om Gods goedheid jegens hem beter te prijzen, belijdt hij, dat zijn eigen verkeerdheid hem van zijn geboorte af heeft aangekleefd”.

Dit is overigens maar niet een “bijzonderheid van David alleen” geweest maar hiermee wordt aangeduid: het gemeenschappelijk lot van het hele menselijke geslacht. Conclusie: “Wij allen dus, die uit onrein zaad stammen, worden geboren, verontreinigd door de besmetting der zonde; ja zelfs* vóórdat wij dit levenslicht aanschouwen, zijn wij voor het aanschijn Gods bezoedeld en verontreinigd. Want wie zal een reine geven uit een onreine? Niet één, zoals in het boek Job staat (14 : 4)”.

Institutie 11, 1, 5.

* In de vertaling van dr. A. Sizo staat m.i. een onjuiste vertaling: omdat. Dit moet waarschijnlijk: vóórdat zijn. Een bekende engelse vertaling van de Institutie heeft dan ook: Befóre we saw the light of this life: d.w.z. Vóórdat wij het licht van dit leven zagen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 maart 1989

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Laus Deo 61.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 maart 1989

Bewaar het pand | 4 Pagina's