Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd

Nehemia 73.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

“De stad nu Was wijd van ruimte en groot, doch des volks was weinig daarbinnen, en de huizen waren niet gebouwd.

Beste jongelui!

Gelukkig zijn we weer in staat om een artikel te schrijven voor Bewaar het Pand. Want het Pand bewaren is een zaak die door moet gaan. Niet dat dit van ons afhangt, gelukkig niet. Want dan zag het er maar droevig uit. Doch de Heere wil het wel gebruiken. Met de bede dat Hij dit doet, gaan we daarom nu maar weer verder.

De laatste keer hebben we vernomen dat de stad met muren was omringd, dat de poorten waren opgehangen en de wachters waren aangesteld, met de nodige instructies die daar bij gegeven waren. Jeruzalem, dat het beeld is van de kerk op aarde, is altijd een bedreigde stad. De kerk, het Jeruzalem van beneden, is een strijdende kerk. Daar moet altijd gewaakt worden. In het Jeruzalem dat boven is, is dat niet meer nodig. Daar staan de poorten altijd open. Daar zijn geen vijanden meer. Daar zijn ook geen bedreigingen meer. Daar geldt ten volle: “Geen onheil zal de stad verstoren, waar God Zijn woning heeft verkoren“. Daar is het echt JERUZALEM, de vredestad.

Degenen die levende leden van de kerk mogen zijn, en hier altijd de strijd moeten voeren, mogen door het geloof daar wel eens op zien, dat zij namelijk in dat nieuwe Jeruzalem eens alle strijd te boven zullen zijn. Hebben jullie daar ook wel eens uitzicht op? Als de strijd op aarde niet gekend wordt, moet men op een kroon in het hiernamaals maar niet rekenen. Want alleen diegenen, die wettiglijk gestreden hebben, zullen ook wettiglijk worden gekroond.

“De stad nu was wijd van ruimte en groot, doch des volks was weinig daarbinnen, en de huizen waren niet gebouwd”. Zo vervolgt Nehemia zijn verhaal. We moeten van de stad ons geen kleine voorstelling maken. De muren waren herbouwd door degenen die reeds in de stad woonden, en ook door velen, die hun woonplaats buiten de stad hadden gekozen. De inwoners van Jeruzalem zullen de huizen, waarin zij woonden, wel bewoonbaar hebben gemaakt. Doch daar waren nog zo veel onbewoonde huizen. Die lagen er nog vervallen bij. Die nog “vervallen huizen” moesten ook herbouwd en bewoond worden. De stad moest vol worden. Doch hoe zou dat kunnen? Dat is een vraag die wel even onze aandacht hebben mag.

Ik zie in gedachten Nehemia daar ook over nadenken. Hij doet dat niet alleen. Hij doet dat met zijn God. Hij beleefde wat er in de bijbel staat, en wat ook nog al eens gezegd wordt: “Zonder Mij, kunt gij niets doen”. Op zichzelf is dat een onomstotelijke waarheid. Doch zeggen en beleven zijn er altijd nog twee. Laten we eerlijk zijn. Van nature doet een mens alles zonder God. En als het anders is, is het alleen maar te danken aan God.

Nehemia mocht een leven leiden in gemeenschap met God. En dat is een groot genade-voorrecht. Dit blijkt uit hetgeen hij met weinig woorden in het vervolg zegt: “Zo gaf mijn God in mijn hart.....”. Terwijl hij over destad stond te denken en in de geest nog al die lege huizen zag staan, in een vervallen toestand, steeg de bede naar boven: “Heere, hoe moet dat worden opgelost? Hoe zullen al die huizen worden herbouwd en bewoond?” Het was voor hem echt een zaak ds gebeds. En wie het aangezicht des Heeren biddend zoekt, doet dat niet tevergeefs. Want de Heere is nabij al degenen, die Hem aanroepen. En indien iemand wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God begere. Die mildelijk schenkt en nooit verwijt.

Wat is het een voorrecht als men zulk een leven kennen mag. Daar is men nooit te jong voor. Ook niet te oud. Doch ik wil met nadruk de jonge lezers noemen. Want die zijn niet zelden eigenwijs. Over het algemeen zijn zij hoger ontwikkeld dan vroeger. En dan weten zij het wel. Je behoeft ze eigenlijk, in menig opzicht, niets meer te vertellen. Doch als jullie een leven met God mogen kennen, zo als Nehemia het kennen mocht, dan weet je het niet meer. Dan krijg je God nodig. Ook in je gewone werk. Als je dan studeren moet, of in bepaalde omstandigheden beslissingen nemen moet, dan doe je dat biddend:


Heere, ai, maak mij Uwe wegen
Door Uw woord en Geest bekend.
Leer mij, hoe die zijn gelegen.
En waarheen Ge Uw treden wendt....


Als dit echt gebeden wordt, laat de HEERE Zich niet onbetuigd. Dat wil niet zeggen dat je dan altijd krijgt wat je graag zoudt willen hebben, doch wel wat je nodig hebt. En dat kan wel eens iets anders zijn, dan wat je begeert. Het “Uw wil geschiede”, een regel uit het volmaakte gebed, staat er ook niet voor niets.

Nehemia kreeg van zijn God antwoord. “Zo gaf mijn God in mijn hart....”. Ja, deze regel moet je echt wel twee keer lezen. Want ik vind dat toch een geweldig zeggen, “....mijn God....”. Nehemia had een God. Een God waar hij op aan kon. Een God, Die Zich aan hem geopenbaard had. Een God, Die Zich uit genade aan hem verbonden had. En dat alleen om Christus wil. Vergeet dat ook niet. Want buiten Christus zou God niet de God van Nehemia kunnen zijn. Buiten Christus moest God voor Nehemia ook een eeuwige gloed en een verterend vuur zijn. Doch nu kon Hij om Christus wil de God van Nehemia zijn. Christus heeft eens uit moeten roepen: “Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” Dit deed Hij om Nehemia aan te kunnen nemen. En dat zal Nehemia wel eens in verwondering hebben doen zeggen: “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij aangenomen?” Kennen jullie die verwondering ook? Voor degenen die God kennen, zijn dit geen vreemde zaken. Onthoudt dat maar!

Zo gaf mijn God in mijn hart......Misschien

vraagt deze of gene: Hoe gaat dat er nu naar toe? Ik geloof daarop het volgende antwoord te mogen geven. God deed door Zijn Geest, Zijn Goddelijke wil in het binnenste van Nehemia verstaan. En wat God hem inwendig deed verstaan, is door Nehemia zwart op wit vastgelegd. En wat door Nehemia zwart op wit is vastgelegd, is voor ons het “woord van God“. Ik schrijf het hierom zo, omdat God vandaag de dag nog spreekt tot Zijn volk.


Merk op m ijn ziel. wal ant woord God u geeft:
Hij spreekt gewis, tot elk die voor Hem leeft:
Zijn gunstgenoot van blijde troost en vree.....


Als God nu spreekt dan doet Hij dat niet buiten Zijn Woord om. De bijzondere openbaring, zoals Nehemia die gehad heeft en alle bijbelschrijvers die hebben ontvangen, krijgen we nu niet meer. Als dit het geval zou zijn, dan zou dat waard zijn om aan de bijbel toegevoegd te worden. Doch we hebben nu een gesloten canon. Dat wil zeggen: een afgesloten bijbel. Na Openbaringen 22 zijn er geen nieuwe openbaringen meer gegeven. Daarom staat er in Openbaringen ook dat er niets aan dit boek, en daar mag je dan de ganse bijbel wel onderverstaan, mag worden af- of toegedaan. Ik schrijf dit expres zo, omdat er mensen zijn, die zeggen dingen in hun hart van de Heere gekregen te hebben, die in de gehele bijbel niet te vinden zijn. De zodanigen moet worden gezegd, dat ze daar geen waarde aan moeten hechten. Want al wat niet is naar het woord van God. dat zal geen dageraad hebben. Als God nu spreekt, gewis tot elk die voor Hem leeft, dan doet Hi j dat altijd door middel van het bestaande Woord, dat dan met kracht toegepast wordt door de Heilige geest, op een zodanige wijze, dat het geloofd moet worden. Men kan dan met de dichter zeggen:


Ik roem in God. ik prijs ’t onfeilbaar woord
Ik heb hel zelf uit Zijnen mond gehoord:
Wat sterveling zou mij schenden.....


Twijfel is op dat moment uitgesloten. Men weet dan wat men aan z’n God heeft. Een God, Die voor Zijn Woord in staat. Die ook Zijn woord doet komen. Het is dan echt: Zou ik het zeggen en niet doen? Spreken en niet bestendig maken? Ik ben geen man dat Ik liegen zou, noch eens mensenkind, dat Mij iets berouwen zou. Ik zal nooit herroepen, ’t geen Ik eenmaal heb gesproken. Wat uit Mijn lippen ging blijft vast en onverbroken. Dat wil dan weer niet zeggen, dat de gelovige nooit meer twijfelt. O zeker, dat komt nog menigmaal voor. Doch dat ligt dan niet aan de vastigheid van het Woord dat de Heere gesproken heeft, dat ligt dan aan de wankelmoedigheid van de gelovige. De gelovige beoefent dan het geloof niet. En dan is de kracht, voor de beleving, uit hetgeen de Heere gesproken heeft. In zulke omstandigheden ziet men dan meer op hetgeen rondom is, en ook op hetgeen in de mens is, dan dat men het oog geslagen heeft op God, Die getrouw is, en voor Zijn woord instaat. De beoefening van het geloof in het Woord van God, geeft ook rust in God. Het geloof zegt dan “mijn God“ staat voor de uitkomst in. Geweldig als men zo mag spreken.

Ik moet weer gaan eindigen. Jullie aller vriend.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 maart 1989

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Voor de jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 maart 1989

Bewaar het pand | 6 Pagina's