Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nederlandse Geloofsbelijdenis 11.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nederlandse Geloofsbelijdenis 11.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Godheid van Christus

”Wij geloven, dat Jezus Christus naar Zijn Goddelijke natuur de eniggeboren Zoon Gods is, van eeuwigheid geboren, niet gemaakt, noch geschapen (want alzo zou Hij een schepsel zijn); maar eenswezens met de Vader, mede-eeuwig, het uitgedrukte beeld der zelfstandigheid des Vaders en het afschijnsel Zijner heerlijkheid, Hem in alles gelijk zijnde, Dewelke is Gods Zoon....”. Zo is het begin van artikel 10, dat ons voor deze keer bezig houdt. Het gaat weer over een grote verborgenheid, een zaak, die niet te begrijpen is: over de Godheid van Christus. We lezen er ook boven: “dat Jezus Christus waarachtig en eeuwig God is”.

Hier wordt nog niet gesproken over het werk en de weldaden van Christus. Eerst veel later - vanaf artikel 18 - ná de behandeling van zonde en val wordt daar breed aandacht aan gegeven. De Godheid van Christus wordt hier beleden in onmiddellijke aansluiting aan wat we gehoord hebben in het voorgaande gedeelte over de Drieënige God.

Misschien vraagt u uzelf af: waarom zo’n aparte aandacht, nog vóór de uitwerking van de leer van Christus, voor dit éne aspect betreffend de Persoon van Christus, Zijn Goddelijkheid? Als antwoord zou gegeven kunnen worden: Guido de Brès wilde zo opkomen tegen de Roomse lastering in die tijd dat de leer der reformatie “Ariaans” zou zijn. U weet het dat Arius de Godheid van Christus loochende. Ik las dit in één van de verklaringen van deze belijdenis. Hoe dit zij, we moeten dit artikel, zo direct na dat van de Drieëenheid, zeer waardevol achten. In het voorgaande is al beleden dat Christus mét de Vader en de Heilige Geest waarachtig God is. Nu is déze nadere uitwerking geen overbodigheid, maar wordt daarin de heerlijkheid van Christus in Zijn Godheid tot eer van God én van Christus Zélf, tot troost van de Kerk des Heeren, onderstreept.

Met de belijdenis van Christus als Gods Zoon staat of valt de Kerk des Heeren. De Godheid van Jezus Christus is zo’n fundamentele zaak. De vastheid van het geloof en de hoop van allen, die God vrezen is er onlosmakelijk aan verbonden. Hoe zou het geweest zijn als Jezus niet God geweest was. In het verwerven der zaligheid door Zijn lijden en sterven? Hoe zou het zijn in het toepassen der zaligheid vanuit Zijn verhoging? Nooit zou er iets van terecht gekomen zijn en iets van terecht komen! Juist het belijden van de Drieënige God, de algenoegzame God, in Wie alles ligt, in Wie geen tekort is, opent het hart om Christus in Zijn Godheid te belijden. Zo is Hij alles voor schuldigen. In het raam van het geheel mogen we zó over artikel 10 spreken!

Van eeuwigheid geboren

Het is opvallend op welke wijze artikel 10 van de Godheid van Christus gewaagt. Hier worden verschillende woorden gebruikt om dat geheim weer te geven. De beliidenis Dut zich uit om de heerlijkheid van Christus daarin te tonen. Hij is de eniggeboren Zoon van God ... van eeuwigheid geboren.... éénswezens met de Vader.... mede-eeuwig.

Hier komt uit, dat Hij als Zoon van God van een andere orde is dan de mensenkinderen of welk schepsel ook. De eniggeboren Zoon Gods! Bekende teksten spreken ervan. Laten we alleen eens denken aan Johannes 1 : 14: ”en wij hebben Zijn heerlijkheid aan schouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen des Vaders....”. Hij noemt Hem een eniggeboren: omdat Hij van nature een enig Zoon is, als of Hij Hem wilde stellen boven alle mensen en engelen en Hem alleen toeschrijven, dat geen creatuur behoort” (Calvijn). Onze Catechismus vertolkt dat ook als het Zoonschap van Christus vergeleken wordt met het kindschap van de Zijnen.... ”dat Christus alleen de eeuwige, natuurlijke Zoon van God is....” (Zondag 13).

Apart moeten we aandacht hebben voor een uitdrukking die in dit verband staat n.1. dat Hij ”van eeuwigheid geboren” is. In die woorden komt weer uit het grote geheim van het Zoonschap van Christus, van Zijn Godheid van eeuwigheid. Het zal hier veel nadruk hebben tegenover Arius, die Christus een schepsel van de Vader noemt. De woorden: ”niet-gemaakt, noch geschapen (want anders zou Hij een schepsel zijn)”.... volgen immers direct op deze uitdrukking. Tóch: hoe sterk komt openbaar dat Zijn Zoonschap zo geheel enig is, in een geheel enige verhouding tot de Vader. Geboren... het wijst bij ons op een zeker tijdstip. Als er onder ons een kind geboren wordt, dan wordt de dag en soms zelfs het uur erbij vermeld. Bij de geboorte van prins of prinses staat het tijdstip nauwkeurig in de krant vermeld. Maar van Hém geldt: van eeuwigheid geboren. Hoe zullen wij het als tijdelijke mensen vatten? Het gaat er maar om dat Hij verheerlijkt wordt in Zijn grootheid als Zoon van God. En dán.... dat Hij, Die van eeuwigheid geboren is, nu als Goddelijke Verlosser komt tot mensen die van zichzelf geen millimeter vooruit kunnen zien vanwege hun ongerechtigheden voor God...!

Het afschijnsel Zijner heerlijkheid

Hoezeer of het onze belijdenis er om te doen is juist de heerlijkheid van Christus als Gods Zoon te belijden kunnen we nog duidelijker zien als hier Hebreën 3 wordt aangehaald, n.1. dat Hij is ”het afschijnsel Zijner heerlijkheid en het uitgedrukte beeld Zijner zelfstandigheid”. Het is hier niet de plaats om deze beelden geheel uit te werken. Maar hoe rijk: God de Vader, Wiens heerlijkheid zo groot is, laat die heerlijkheid als een lichtbron afschijnen in Zijn Zoon. Lichtbron en afschijnsel zijn één. En dan: ”het beeld, de afdruk, Zijner zelfstandigheid”. Zo’n beeld, zo’n af druk, heeft iemand terecht opgemerkt, is nooit te denken zonder het oorspronkelijk en toont de trekken daarvan. Zo is de Zoon van God van eeuwigheid vervuld geworden en wordt Hij telkens vervuld met wat van de Vader is. Met eerbied gezegd is het geen armoede dat God een énige Zoon heeft, want in Hem verschijnt de Vader in al Zijn heerlijkheid.

Ziet, wat betekent dat niet nameloos veel voor al degenen, die in zichzelf niet anders voor God uitkomen dan als arme zondaren. Immers door die Zoon heeft God willen spréken tot mensen, die door eigen schuld alle heerlijkheid kwijt zijn en het beeld van God verloren hebben. Hoe is het alles tot hun zaligheid.

Jezus beelden

De mens zit van zichzelf vol met beelden van de Heere Jezus Christus. Arius had er één gemaakt. Christus als het voornaamste schepsel, die wel heel dicht bij God de Vader staat en vóór alle dingen geschapen is. In de vorige eeuw heeft het modernisme een beeld van Jezus gemaakt, dat nog verder van God de Vader afstaat. We moeten niet luisteren naar wat Johannes en de apostelen van Jezus als Zoon van God zeggen. Zij zijn beïnvloed door de Griekse geest. De historische Jezus komt uit in de andere Evangeliën. Ondertussen ging men aan de belijdenis van Petrus voorbij en baande de weg tot een Jezusbeeld zonder verzoenend lijden en sterven. Tot vandaag horen we van allerlei beelden van Jezus, zoals het beeld dat Hij enkel de grote verdrukte geweest zou zijn tot bevrijding van alle onrecht.

We kunnen wel doorgaan. Hoe arm is de prediking vandaag op veel plaatsen waar een Jezus verkondigd wordt die aansluit aan de gedachten van de moderne mens! Ongetwijfeld zal onder ons óók gepredikt moeten worden de doorwerking van de genade uit Christus in het leven naar de naaste toe, het verdrukte en ellendige, maar met kracht moet elk Jezus’ beeld afgewezen worden, dat het getuigenis van Gods Woord ontkent. Hoe duidelijk spreekt Gods Woord tegen allen, die loochenen dat Christus God is, zij zijn niet uit de waarheid, leugenaars!

Wie zijn wij? In óns zit het: een beeld van Christus te maken naar onze eigen begeerten. Hebt u het al ontdekt? Geloven we in waarheid in de Zoon van God? Het levend geloof kan het niet doen met een eigengemaakt beeld van Jezus. Dat geloof kan alleen troost vinden in Jezus, zoals Hij is, geopenbaard in het Evangelie. Hij is het van Wie hier beleden wordt: “Dewelke is Gods Zoon, niet alleen van die tijd af, dat Hij onze natuur heeft aangenomen, maar van alle eeuwigheid”. Zo heeft Hij alleen de schuld betaald en de kloof gedempt. Zo is Hij de Held, Die ter hulpe besteld is voor reddeloos verlorenen.

Naar Gods Woord

Ook ditmaal leidt onze belijdenis naar Gods Woord. Om aan te tonen dat Jezus van eeuwigheid Gods Zoon is, wordt allereerst verwezen naar een aantal teksten, die ervan spreken, dat God alle dingen geschapen heeft door Zijn Zoon. Genoemd worden: Genesis 1 : 1, Johannes 1 : 1-3, Hebreën 1 : 2 en Efeze 3 : 9. Schrift met Schrift wordt vergeleken: “gelijk ons deze getuigenissen leren, wanneer zij met elkaar vergeleken worden”. Een eenvoudige conclusie wordt getrokken: “zo moet dan Degene, Die genaamd wordt God, het Woord, de Zoon en Jezus Christus, toen al geweest zijn. Toen alle dingen door Hem geschapen werden”. Het betekent: Christus, door Wie alles geschapen is, was er tevoren al. Nog twee teksten worden genoemd, Micha 5 : lb: ” Zijn uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid”, en Hebreen 7 : 3: “Hij is zonder beginsel der dagen en zonder einde des levens”. Zo: niet alleen vóór alle dingen maar ook van eeuwigheid.

Deze manier van concluderen en de verklaring van deze teksten zullen bij velen vandaag niet aanvaard worden. Laat het óns verblijden, dat dit artikel met Góds Woord de leugen te lijf gaat. We kunnen ervan leren.

Aanroepen, aanbidden en dienen

Het slot van artikel 10 laat zien, hoe hier het hart bewogen is om de troost te prediken in de Godheid van Christus. Gouden woorden staan hier: ”Zo is Hij dan de ware, eeuwige God, Die Almachtige, Dewelke wij aanroepen, aanbidden en dienen”.

Zijn het anders dan de gestalten van dat geloof, dat weet heeft in eigen leven van zo’n Christus? God roept in Hem, in Wie Hij Zich geopenbaard heeft, tot al deze zaken. Het raakt de eer van Christus dat we Hem aanroepen, aanbidden en dienen. Hij doet het door Zijn Geest beoefenen in het hart en leven van al Zijn kinderen.

Aanroepen... dat vergunt Hij nu aan gevallen mensenkinderen. In Hem ligt alles, wat zij nodig hebben als de ware, eeuwige Verlosser. Die almachtige.... nooit behoeft één te denken: ’t is bij Hem niet. Wat ligt er een kracht in bij de ontdekking der schuld, bij de bestrijding der vijanden! Hij zal Zich zeker zo betonen en niet laten omkomen. Aanbidden.... hoe nameloos arm zijn allen, die in Jezus Christus alleen een verheven mens zien. Die aanbidt ook de mens. Maar die Hem door een waar geloof kent als de Goddelijke Zaligmaker, die kan werkelijk aanbidden. Hij wordt aangebeden in de erkenning dat in Hem de volle zaligheid is: de Heere onze gerechtigheid. ”Deze is onze God en Hij zal ons zaligmaken; wij zullen ons verheugen en verblijden in Zijn zaligheid”. Dienen.... misschien valt het u tegen dat dit het laatste is! Wij zouden er wat anders hebben gezet; na aanbidden: loven en prijzen. Maar nee.... dienen. Daarin komen allen uit, die Hem als de Goddelijke Verlosser hebben leren omhelzen door een waar geloof. Hij is hun Heere, Die hen gekocht heeft met Zijn bloed opdat zij Hem zullen dienen. Door Zij n genade geworden van dienstknechten der zonde tot dienstknechten van God. Dat dienen gaat door tot in het eeuwige leven. Een vraag aan het eind voor ons allen: wat dunkt u van de Christus?

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 augustus 1990

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Nederlandse Geloofsbelijdenis 11.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 augustus 1990

Bewaar het pand | 6 Pagina's