Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Staan in

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Staan in

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer het gaat over een predikant, dan staat hij in een ambt en hij staat in gemeente X. Nu in het ambt staat men niet roerloos en in een gemeente niet werkeloos. Vandaar dat het woord “staan”, of “staat” een eigen betekenis heeft. Een betekenis, die niet onderschat mag worden. Het heeft voluit te maken met het ambt. Het ambtswerk. Dit werk is opgedragen. Opgedragen door de Heere Zelf. Het staan in het ambt, houdt in het staan in de dienst van de Heere. Vandaar dat aan de Heere rekenschap moet afgelegd worden van alle doen en laten.

Vervolgens staat men in een gemeente. Een gemeente door de Heere aangewezen. Het arbeidsveld is van de Heere. Een geroepen dienaar weet, gelooft: hier moet ik zijn. Hier moet ik werken. Nu moet het staan “in” steeds blijven spreken. Elke predikant moet zich bewust zijn, dat dit heel wat inhoudt, want eenmaal zal hij voor de troon van de Heere rekenschap moeten afleggen van Zijn dienstwerk. En een predikant gaat niet om met hout of steen, maar met mensen. Met jongeren en ouderen, die allen een ziel hebben. Eén leven hebben.

Nu worden er in Gods Woord en bijzonder in de pastorale brieven van Paulus heel wat lessen, levenslessen gevonden, die ter harte dienen genomen te worden door elke ambtsdrager. Wat Paulus o.m. aan Timotheüs schrijft is niet voor hem alleen. Het is ook niet zo, dat het slechts voor de eerste tien dienstjaren is. Het blijft gelden tot het laatste dienstuur.

Met nadruk schrijft Paulus: “ heb acht op uzelf en op de leer,volhard daarin; want dat doende, zult gij èn uzelf behouden en die u horen”.

Heb acht op uzelf. De zelftucht mag niet ontbreken. Het bezig zijn met anderen is goed, maar niet met voorbij zien van zichzelf. Eigen ziel en zaligheid mogen niet voorbij gezien worden. Het ambt op zich maakt niet zalig. Ook niet het gebruikt worden op zich. Een ambtsdrager moet steeds staan onder de kritiek van Gods Woord. Hij moet aandacht hebben voor eigen geloof, gebedsleven en eigen Godsvrucht. Dit alles is niet een vanzelfsheid, al preekt men nog zo gereformeerd of bevindelijk. Gelijk een gemeentelid kan geloven het is met mij in orde of het komt met mij in orde, zo kan een predikant zich ook optrekken aan zijn werk in de gemeente. Ook blijft het geestelijk leven niet vanzelf op peil. Niets blijft vanzelf op peil. Een motor heeft brandstof nodig en een kind voeding en onderwijs. Het laatste is ook van levensbelang.

Voor de prediking en het pastoraat is het ook van belang. Want de prediking mag niet vervallen in algemeenheden, in geijkte patronen en in het steeds herhalen van bekende clichés. Is dit zo dan is er elke zondag wel een andere tekst, maar de preek op zich is van week tot week hetzelfde. De veelzijdigheid van het Woord spreekt dan niet. Vandaar dat preken niet zo maar iets is. Het vraagt veel gebed en overleg. Overleg met de Heere om licht, zicht, inzicht. Inzicht in het Woord. Een predikant mag zijn eigen ziel, zijn eigen leven niet voorbij zien. Hij moet met zichzelf bezig zijn, om zijn ervaringen in de prediking, het pastoraat te laten spreken? De Heere zegt niet: predik je eigen ervaringen. Geef die door. Laat die horen. In alles, in alle werk moet wel uitstralen, geen vreemdeling te zijn van het werk van Gods genade. Een geroepen dienaar zou ook niet durven voorgaan zonder kennis van genade. Zonder Goddelijke roeping en zending. Maar met die wetenschap moet er zijn afhankelijkheid, het heraut, het slaaf willen zijn. Een heraut ontvangt de boodschappen en geeft die door. Een slaaf moet doen de wil van zijn heer. Waar nu liefde tot de Koning mag zijn, daar is ook steeds de vraag: “Laat ik niet verslappen, laat ik niet een routine-werker worden.

Paulus heeft het ook over het acht geven op de leer. Opvallend is dat Paulus het woord leer regelmatig gebruikt. We komen het nogal tegen in zijn brieven. Opmerkelijk is dat dit woord in de kerk niet altijd hoog genoteerd staat. Jammer, want men heeft de leer nodig. De leer is onmisbaar. Want naar de Schrift moet er onder verstaan worden de ganse openbaring des Heeren. De heilsleer van de Drieënige God. Het werk Gods in de tijd, voor de tijd en de eeuwigheid. Het werk des Heeren voor de mens en in de mens. Nu staat de leer van de kerk daar niet los van. De drie formulieren van enigheid zijn maar niet een stel formulieren, waar je mee doen kunt en kunt omgaan naar willekeur.

Het woord “leer” is gevuld, verstrekkend. Natuurlijk met begrenzing in het Woord zelf aangegeven.

Immers over het af en toedoen wordt het oordeel des Heeren gegeven. Nu moet in de leer volhard worden. Paulus gebruikt een woord, dat de betekenis heeft van er weer telkens bij terugkomen en uit de bron putten. Welk een roeping, welk een plicht heeft een dienaar van het Woord. Maar ook welk een heerlijke taak. Want het bezig zijn met de bron, het putten uit de bron, heeft ook persoonlijke vrucht. Geeft al zegen op de studeerkamer. Verkwikking en aansporing om door te geven, wat de Heere in Zijn Woord deed vinden. Vandaar dat het verblijf in de studeerkamer nodig en nuttig is. De biddende omgang met het Woord is geen verloren tijd. Het zich mogen verdiepen in de tekst, in de leer van de kerk is rijk. Het leidt tot het gebed: “Heere mag het goed door gegeven worden in de prediking. Laat het overkomen. Tot zegen zijn voor oud en jong. Nu wordt er door Paulus wat aan toegevoegd. De tekst zegt het: “Want dat doende zult gij én uzelf behouden en die u horen”. Om behouden worden gaat het. En bewerkt men dit zelf, of kunnen we elkaar daartoe leiden? Dit mogen we niet lezen in noch afleiden uit Paulus woorden. De zaligheid hangt niet af van enig mens, wie hij ook zou mogen zijn. Zalig worden is enkel Gods werk. Daar heeft Paulus de gemeente van Korinthe goed van overtuigd. Want hoe was men niet bezig, puur menselijk met Goddelijke zaken. Zalig worden is vrucht van Gods genade. Echter de Heere gebruikt mensen. Welk een gunst is het bezig te mogen zijn als instrument, als slaaf van de Heere tot redding uit de grote verlorenheid. Mensen worden uit de diepte van hun val door de prediking onder de bediening van de Heilige Geest geplaatst op de hoogte van God souvereine genade in Christus Jezus de Heere. Behoudend wil de Heere werken door Zijn dienst. Tot zaligheid van de dienaar en die het horen.

Treffend schrijft Calvijn: .“God weliswaar alleen behoudt. Van Wiens eer het niet geoorloofd is, dat ook maar het kleinste deeltje wordt overgebracht op mensen. Maar God doet niets af van Zijn eer, wanneer Hij het werk van mensen gebruikt om het behoud te bewerken. Het is volledig een werk van God; omdat Hijzelf het ook is, Die goede herders vormt, èn die hen leidt door Zijn Geest en die hun arbeid zegent, opdat die niet tevergeefs zij’.

Deze overdenking is naar aanleiding van 1 Tim. 4 : 16: “Heb acht op uzelven en op de leer; volhard daarin; want dat doende, zult gij én uzelven behouden én die u horen”.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 oktober 1990

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Staan in

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 oktober 1990

Bewaar het pand | 6 Pagina's