Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Opwekking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Opwekking

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

3.

Hoofdstuk 2 draagt als titel:

De noodzaak van opwekking

Deze noodzaak wordt vanuit diverse invalshoeken in het licht gesteld. Allereerst wordt gewezen op de nood buiten de kerk. Genoemd worden in dit verband: de zedenverwildering, abortus, euthanasie, crematie, druggebruik, popmuziek, occultisme, de verderfelijke invloed van bepaalde ideologieën, het gevaar van de Islam, sportverdwazing, enz.

Wat de situatie van de kerk betreft: de kerk verkeert in een minderheidspositie. Erger is dat er velerlei verval is binnen de kerk. De wezenlijke vraag is of God met Zijn Geest in de kerk tegenwoordig is. De diepste nood ligt dan ook niet in de omstandigheden, maar in de kerk zelf. Ook aan de verdeeldheid van de kerk geeft de schrijver aandacht. Het feit dat wij zo gescheiden optrekken is zonder meer een aanklacht die ons aan het denken moet zetten.

En hoewel er gevaren zijn ter linker-èn rechterzijde (Van Vlastuin noemt ze bij name!), toch is er plaats voor geoorloofde accentsverschillen. Verscheidenheid en veelkleurigheid zijn bijbelse zaken. Gelukkig blijkt het dat kinderen van God over kerkmuren heen hartelijke verbondenheid met elkaar voelen. Organische eenheid is belangrijker dan organisatorische eenheid. De ziekte van de kerk moet genezen worden en niet in de eerste plaats de verbrokenheid. Er is een geestelijke herleving nodig. Dat is een werk Gods. Velen zien wel in, dat levenloosheid en lauwheid een grote rol spelen in de kerk. Zij zoeken de oplossing in allerlei activiteiten, bijv. onder jongeren. Maar al hebben wij stellig te doen wat onze hand vindt om te doen, toch is er het gevaar dat wij te veel verwachten van onze menselijke inspanningen. Onze kracht ligt niet in onze organisaties, maar in de tegenwoordigheid van God. Daar moeten wij vóór alle dingen om verlegen zijn. Dat zal jongeren naar de kerk trekken. Al onze vernieuwingen zullen zonder God niets bereiken. De levende en eenvoudige verkondiging van Gods Woord zal centraal moeten staan. Nodig is dat het Woord kracht doet.

De kerk staat in een onchristelijke maatschappij. Ze is teruggedrongen naar de rand van de samenleving. Als er maar een lévende kerk is met lévende en vurige predikers! De krachtige werking van Gods Geest is nodig voor predikers en hoorders.

Aan lauwheid mogen wij nimmer gewend raken.

De schrijver wijst ons op de positieve getuigenissen die ons in het N.T. worden gegeven m.b.t. de gemeente van Thessalonica èn andere gemeenten. Paulus vindt overvloedig reden God te danken voor het bloeiend geestelijk leven aldaar. Er was een leven in de volheid van Gods genade. De vraag klemt: hóe is dit alles bij óns? Geven we misschien toe aan z.g.n. “kleine zonden”? Is er gebedskracht bij ons? Weten we - zo nodig - elkaar in liefde te bestraffen? De spiegel wordt ons voorgehouden! Moeten we wérkelijk van mening zijn dat een dergelijk positief beeld van de kerk tot de begintijd van het christendom gereserveerd moet worden? “Velen denken” (en nu haal ik Van Vlastuin even letterlijk aan, pag. 63) “dat de zaak van Christus op deze aarde een steeds meer aflopende zaak is. In de bedeling van het Nieuwe Testament was het vol leven en vol van de kracht van de Heilige Geest. In de tijd van Augustinus was dit al veel minder. En Calvijn kan het niet halen bij deze grote kerkvader. Het licht van de Heilige Geest is weer verminderd. De oudvaders waren slechts nachtpitjes vergeleken bij de reformatoren. En onze predikanten blijven nergens in vergelijking met de predikanten uit de tijd van de Nadere Reformatie. In deze gedachtengang loopt het steeds lager af. Het zal steeds donkerder worden. Totdat het uiteindelijk bijna stikdonder zal zijn. Dan zal het einde komen”. Tot zover dit citaat uit het boekje. De schrijver meent dat deze visie vanuit de Schrift niet te funderen is en zal hier in hoofdstuk 4 op terug komen.

Hij besluit hoofdstuk 2 met het aanduiden van de schuld van de kerk. ”Wij missen alle levenskracht. Wij missen de tegenwoordigheid van God Zelf.

Wij missen Zijn Geest in Zijn krachtige en onweerstaanbare werkingen. Wij ervaren de tegenwoordigheid Gods niet meer”. Met deze en dergeljke uitdrukkingen tekent Van Vlastuin de nood waarin wij als kerk verkeren. In de kerk is een algehele verslapping aan de orde. Echt bruisend geestelijk leven is spaarzaam. En tóch is de Heere nog Dezèlfde: genadig, barmhartig en groot van goedertierenheid. Wij hebben echter de Heilige Geest zo vaak bedroefd, o.a. door onze wereldgelijkvormigheid. Slechts één weg rest ons: die van schuldbelijdenis en bekering. De schrijver maakt dit op een aantal punten konkreet. En ook voor predikanten is het nodig dat zij hün schuld inzien en erkennen... Hebben zij wel met de zielen van hun gemeenteleden geworsteld? Terugkeer tot de Heere en ootmoedig smeken om ontferming: dat is voor ieder dringend nodig.

Hoofdstuk 3 handelt over de mogelijkheid van opwekking. De schrijver gaat uit de geschiedenis voorbeelden geven van oplevingen van de ware religie: oplevingen die vaak in donkere tijden plaatsvonden. God is machtig om ook in ónze tijd een opwekking te bewerken. Het zij me vergund om dit hoofdstuk slechts in zeer beknopte vorm weer te geven.

De schrijver spreekt allereerst over opwekking in de Schrift. In het O.T. wordt ons telkens weer van verval gesproken, maar ook zijn er regelmatig geestelijke oplevingen. Wat het N.T. betreft: de Pinksterdag is de grootste opwekking van alle eeuwen, het begin van een bloeitijd voor de kerk. Ook uit de tijd tot en met de Reformatie valt heel wat goeds te noemen: de groei en bloei van de kerk in de eerste eeuwen, ondanks de vervolgingen; de verbreiding van het Evangelie over grote delen van de wereld. In de middeleeuwen waren er, bij alle verval, toch stemmen die terugriepen naar de Schrift (Waldenzen, Wycliff, Huss). Vooral de Reformatie mag als een werk Gods worden gezien. De schrijver gaat uitvoerig in op allerlei opwekkingen in de 17e en in de 18e eeuw. Opwekkingen in vele delen van de wereld. Men leze zelf een en ander na in het boek: het geeft ons een duidelijke indruk van het werk Gods, dat wéreldwijd is. Dat ik in dit gedeelte met een bijzondere geïnteresseerdheid nog eens las over de opwekking in Nijkerk (de “Nijkerkse beroering”), zult u een predikant uit deze gemeente allicht niet kwalijk nemen. Ook in de 19e eeuw zijn er opwekkingen aan de orde geweest. Amerika, Schotland en Engeland worden genoemd, maar ook het zendingswerk in India, China, Japan, Australië en in nog andere landen krijgt aandacht. Het Nederlandse Réveil, waarvan de wortels in Engeland, Duitsland en Zwitserland liggen, wordt eveneens in waarderende zin genoemd: een beweging die velen tot zegen geweest is. Ook in de 20e eeuw heeft het werk Gods merkbaar voortgang gevonden. Met name worden genoemd: Korea, China en de wereld achter het ijzeren gordijn (N.B.: het boek werd uitgegeven in maart 1989. De tijd verandert snel!). Ook in Wales, Schotland, Canada en de Nieuwe Hebriden kwamen opwekkingen voor.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 maart 1991

Bewaar het pand | 18 Pagina's

Opwekking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 maart 1991

Bewaar het pand | 18 Pagina's