Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Opwekking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Opwekking

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

3.

Hoofdstuk 4 draagt als titel: de zekerheid van opwekking.

Een belangrijke vraag is of wij grond in Gods Woord hebben om te bidden om opwekking. Zijn er beloften dat de Heere Zijn kerk nieuw leven zal inblazen? Er is heil voor de wereld te verwachten. De schrijver is van mening dat vele Schriftplaatsen in deze richting wijzen, bijv. Psalm 72:11: “Ja, alle koningen zullen zich voor Hem nederbuigen, alle heidenen zullen Hem dienen.” En Psalm 67:6: “De volken zullen U, o God, loven; de volken altemaal zullen U loven.” En Jesaja 11:9: “Want de aarde zal vol van kennis des HEEREN zijn, gelijk de wateren de bodem der zee bedekken.” Van Vlastuin merkt in dit verband op: “Laten wij deze teksten in eerste instantie allemaal eens letterlijk nemen en niet gelijk met een ongelovig en dogmatisch hart deze teksten schrappen uit Gods Woord! We zijn o zo snel geneigd om met ons verdorven verstand ons in allerlei bochten te wringen, zonder dat we ons gewonnen geven aan het onfeilbaar getuigenis van God” (pag. 133, 134).

Ook het N.T. is gericht op heel de wereld, zie bijv. Joh. 1:29; 4:42; 1 Tim. 2:4 e.a. Deze en andere toezeggingen wachten nog op een (nadere) vervulling. De schrijver geeft uitgebreid aandacht aan het heil voor Israël, dat z.i. duidelijk te verwachten valt. In het licht van Romeinen 11 be - nadrukt de schrijver dat Israël nog steeds een unieke plaats heeft in Gods heilsplan met de wereld. De beloften voor het volk als volk blijven voluit gelden. Maar er valt ook te spreken over heil voor de wereld door Israël. Want juist de bekering van Israël zal een grote zegen meebrengen voor al de geslachten van het aardrijk. Er zal ook onder de heidenen een bloeitijd komen. De volheid van de heidenen zal Israël tot jaloersheid verwekken en de bekering onder Joden is weer onlosmakelijk verbonden met een onuitsprekelijke zegen voor de heiden wereld. Vanuit de brief aan de Romeinen kunnen we leren hoe wij met de profetieën van het O.T. moeten omgaan. Er zijn verscheidene profetieën die uitspreken dat Israël gezegend zal worden en dat het tot zegen voor de volkeren zal wezen. Zulke profetieën zijn nog niet ten volle vervuld met de komst van Christus. Schrijver brengt in dit verband als zijn mening naar voren dat het bestaan van de staat Israël getuigt van de trouw van God en de onwankelbaarheid van Zijn beloften. Hij ziet het als een teken van geloof en hoop, ook voor de toekomst van de kerk. De schrijver wijst er op, dat onder Amerikaanse, Engelse, Nederlandse en Schotse oud-vaders de verwachting van een bloeitijd voor de kerk, in nauw verband met de bekering van de Joden, heel algemeen was. Hij geeft hiervan vele voorbeelden. Gemeenschappelijk is bij deze mannen de visie dat er verwachting is voor de kerk en dat de zaak van God hier op aarde niet als een nachtpitje zal uitgaan. Er is ten deze hóóp, gegronde hoop! Al gaan we niet met hedendaagse fantasieën over de toekomst mee, toch mogen we uit reactie niet vervallen tot een veronachtzaming van wat God Zelf over deze zaken geopenbaard heeft. Laten we ons tot de Heere wenden en het van Hem alleen verwachten. Hij kan grote dingen doen, ook in onze tijd!

De vraag kan rijzen: is er werkelijk heil in de eindtijd! Zal de laatste tijd van de wereld wel zo heerlijk zijn? Er worden tegen de gedachte aan een algemene bloeitijd over heel de wereld veelal bezwaren ingebracht, o.a. met een beroep op 2 Tim. 3:1 (“En weet dit, dat in de laatste dagen onstaan zullen zware tijden”). Men leest dit dan ongeveer zó dat de zaak des Heeren op aarde als een nachtpitje zal uitdoven. Van Vlastuin wijst er tegenover deze opvatting op, dat de uitdrukking “de laatste dagen” niet zozeer betrekking heeft op het wereldeinde, maar meer op de gehéle tijd tussen Christus’ komst in het vlees en Zijn wederkomst. We doen er dan ook goed aan om genoemde tekst zó te verstaan dat er in héél de periode van de christelijke jaartelling zware tijden geweest zijn en dat ze er zullen blijven ook. Het is niet in strijd met dit Schriftwoord om een bloeitijd te verwachten. Na die zware tijden kunnen er tijden van verademing komen, tijden waarin de volle kracht en zegen van de Heilige geest ervaren zal worden. Besproken wordt ook Lukas 18:8 (“Doch de Zoon des mensen, als Hij komt, zal Hij ook geloof vinden op de aarde?”). Deze gelijkenis leert ons niet dat er geen geloof meer op aarde zal zijn aan het eind der tijden, maar ze wil ons aansporen tot volhardend geloof en heilige wandel, aldus de schrijver. Hij brengt verder naar voren dat het verlangen naar een bloeitijd niet in strijd is met het verlangen naar de wederkomst van Christus. In het geloof vertrouwen we dat de Getrouwe al Zijn beloften op Zijn goede tijd vervult. Wie hiervan doordrongen is rekent niet in tijd, maar ziet over eeuwen heen.

Er wordt vaak nog een tegenwerping tegen de gedachte aan een heerlijke eindtijd ingébracht, n.l. dat aan de wederkomst van Christus een zware tijd van verdrukking voorafgaan zal (vgl. Matth. 24, Mark. 13 en Luk. 21). De schrijver gaat hier vrij breedvoerig op in. Hij merkt o.a. op, dat we - in we - reldverband gezien - mogen spreken van een geleidelijke voortgang van het Evangelie. Het Woord is vrijwel overal bekend: als de Geest werkt, gebeuren er grote dingen. Waarom zou er geen bloeitijd kunnen komen? Bovendien valt te bedenken dat verdrukking en geestelijke bloei elkaar niet behoeven uit te sluiten.

Is het heil van Pinksteren herhaalbaar? Dat is een vraag waar de schrijver aandacht aan besteedt. In de kerkgeschiedenis blijkt dat er tijden van verbreding en verdieping van het geestelijk leven zijn. Dan staat het eigenlijke werk van de Heilige Geest centraal, n.1. om Christus te verhogen (Joh. 16:14). Die Geest verdiept de kennis van Christus en verleent kracht om te spreken en te getuigen van Christus. Zowel in het persoonlijk leven als in breder kring kan de werkelijkheid van Pinksteren ervaren worden. Waarom zou de uitstorting van de Geest alleen voorbehouden zijn aan het gebeuren op de Pinksterdag te Jeruzalem? Nog steeds kan Christus als de verhoogde Koning een krachtige en heerlijke uitstorting van de Heilige Geest doen plaatsvinden. Hoofdstuk 5 (“De heerlijkheid van opwekking”) geeft bezinning op de vraag waarin de heerlijkheid van een geestelijke bloeitijd zal bestaan. Het voornaamste is dat de Naam des Heeren in de opwekking verheerlijkt wordt. Hij alleen zal de eer van zo’n opwekking ontvangen. Engelen en mensen zullen Zijn Naam belijden en roemen. Verder zal Gods volk verlevendigd worden. Het leven zal in nabijheid met de Heere zijn, terwijl de gemeenschap der heiligen beoefend zal worden en onderlinge liefde zal bloeien. Mensen die leesbare brieven van Christus zijn, zullen ook middel zijn dat anderen voor Christus gewonnen worden. En de beschaving in ons land zal weer toenemen. Vooràl gaat het er om dat de heerlijkheid van God zichtbaar zal zijn in Zijn gemeente. Daarom bidden we met Mozes: “HEERE, toon ons nu Uw heerlijkheid!”

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 maart 1991

Bewaar het pand | 1 Pagina's

Opwekking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 maart 1991

Bewaar het pand | 1 Pagina's