Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

John Owen over de “Inwonende zonde“

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

John Owen over de “Inwonende zonde“

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

6.

Het wordt zo langzamerhand tijd dat we naar de woorden van John Owen zelf gaan luisteren. Zoals afgesproken letten we daarbij vooral op hetgeen hij geschreven heeft over de inwonende zonde - de zonde zoals die zich openbaart in het leven van Gods kinderen. Dit onderwerp lag Owen na aan het hart en hij heeft er telkens weer in verschillende van zijn geschriften aandacht aan geschonken. Gelukkig is er echter ook een samenvattend werk over dit thema van zijn hand. Zoals in die dagen gebruikelijk was had dit boek een bijzonder lange titel. We geven daarom alleen de beginwoorden in vertaling weer: De natuur, de kracht, de bedrieglijkheid en de overmacht van de overblijfselen van de inwonende zonde in de gelovigen.

Deze verhandeling werd voor het eerst in 1668 uitgegeven, in de tijd dus toen de vervolgingen onder koning Karei II hevig woedden. De grondslag voor het werk vormde een serie preken die Owen enkele jaren eerder gehouden had, naar alle waarschijnlijkheid in zijn gemeente in Londen. Nu laat dit boek vooral heel indringend en ontmaskerend zien wat de inwonende zonde ten diepste is. Daardoor wekt het echter met name aan het slot de indruk alsof het niet helemaal af is. Owen heeft dat zelf ook beseft. Ergens aan het einde van zijn betoog zegt hij namelijk dat hij nog uitvoeriger zou moeten ingaan op het geneesmiddel tegen deze dodelijke kwaal. Dan denkt hij vooral aan de doding van de inwonende zonde. Omdat hij echter over dat onderwerp vele jaren eerder al een boek geschreven had, verwijst hij daarnaar. Ook in dit geval gaat het om een bewerking van preken, namelijk de serie die hij destijds voor zijn studenten in Oxford gehouden had over Rom. 8:13. Dit werk was in 1656 uitgegeven onder de titel: “ De doding van de zonde in de gelovigen”. Omdat beide boeken een eenheid vormen willen we in de nu volgende artikelen proberen samen te vatten wat Owen in deze twee geschriften heeft willen zeggen.

Uiteraard beginnen we met het eerstgenoemde werk waarin de kwaal van de inwonende zonde ontmaskerd wordt. In onze weergave daarvan willen we ons nauw aansluiten bij de vier aspecten van de inwonende zonde die Owen in de titel genoemd heeft, namelijk de natuur, de kracht, de bedrieglijkheid en de overmacht. In deze en de volgende aflevering zal het vooral gaan over het eerste: De natuur of de aard van de inwonende zonde.

Het licht van de Schrift

Als echte puritein wil Owen over de vragen rond de inwonende zonde niet anders spreken dan vanuit de Heilige Schrift. Daarom kiest hij zijn uitgangspunt in Paulus’ woorden in Romeinen 7:21: “Zo vind ik dan deze wet in mij, als ik het goede wil doen dat het kwade mij bijligt”. In de eerste bladzijden van zijn boek legt Owen de betekenis van deze tekst uit. Een belangrijke vraag voor het verstaan van dit Schriftgedeelte is: Heeft Paulus het hier over de innerlijke strijd die plaatsvindt in het leven van de gelovige, of blikt hij terug naar de benauwende worsteling uit de tijd toen hij de genade van God nog niet kende? Zoals we waarschijnlijk weten heeft de laatste opvatting zeker in onze tijd veel aanhang gekregen. Ze was echter ook aan Owen niet onbekend. Had bijvoorbeeld Arminius rond het begin van de eeuw waarin hij leefde niet geleerd dat het in Romeinen 7 niet ging om een gelovige, maar om een onbekeerde? Deze uitleg wordt door Owen radicaal van de hand gewezen. Voor hem staat vast dat de beschrijving die Paulus hier van deze strijd geeft geen betrekking heeft op iemand die nog een vreemdeling is van Gods genade. De apostel spreekt hier juist over de worsteling die er is in het leven des geloofs! Naar Owens diepe overtuiging tekent de Schrift het leven van een christen als een strijdtoneel, een slagveld, waar een gevecht op leven en dood plaatsvindt tussen Geest en vlees, tussen het nieuwe leven en de inwonende zonde....

Owen tekent daar meteen bij aan dat het nieuwe leven, of de wil om het goede te doen in de gelovigen gewoonlijk door genade wèl de overhand heeft. Maar de inwonende zonde blijft zich daartegen met alle macht verzetten. Daarom is het van de grootste betekenis dat Gods kinderen vertrouwd raken met die tegenstrijdige krachten in hun binnenste. Want alleen als zij het karakter van de inwonende zonde onderkennen, zullen zij zich ertegen willen wapenen en de strijd tegen haar aanbinden. Alleen als zij weten wat de heiliging van het leven is, zullen zij ernaar verlangen om naar de wil van God te leven. Daarom is Owen van oordeel dat geestelijke kennis van deze dingen voor de gelovigen onmisbaar is:

“Hieruit kunnen we zien hoeveel wijsheid er nodig is om ons hart te schikken en ons leven in te richten voor Gods aangezicht. Wanneer de onderdanen van een zeker machthebber in onderlinge haat en verzet leven, zal alles in zijn rijk snel te gronde gaan, tenzij de grootst mogelijke wijsheid wordt aangewend om het geheel te besturen. Zo is het ook met deze tegenstrijdige krachten in het hart van de gelovigen. Als zij zich niet inspannen om wijs te worden in geestelijk opzicht, hoe zullen zij dan in staat zijn hun levensweg in rechte banen te leiden” .

Zelfkennis en waakzaamheid

Een kind van God heeft dus inzicht nodig in het karakter van het vlees en van de Geest die in zijn leven elkaar bestrijden. Daartoe behoort volgens Owen allereerst een grondige kennis van de aard van het vlees, van de zonde die in ons woont. Nu bedoelt Owen met het benadrukken van dit aspect beslist niet dat hij de inwonende zonde wil losmaken uit haar bijbelse verbanden. Hij weet veel te goed dat er in het leven van een christen méér is dan de inklevende verdorvenheid. Wat hij wél wil is de plaats van de overblijvende zonde aanwijzen in het geestelijke leven. En hij is er diep van overtuigd dat een grondige, geestelijke zelfkennis op dit punt van beslissende betekenis is voor de omgang met God en de levenswandel van een kind van God. In dit licht moeten we zijn bewogen pleidooi verstaan om onszelf te leren kennen:

“Veel mensen leven al hun dagen in duisternis voor zover het hun innerlijke betreft. Hoeveel zij ook mogen weten over andere dingen, zij kennen zichzelf niet. Zij kennen hun bezittingen en weten precies hoe rijk zij zijn. Zij onderzoeken hun lichamelijke conditie zorgvuldig wanneer het gaat over gezondheid en ziekte. Maar met betrekking tot de inwendige mens, hun verhouding tot God en tot de eeuwigheid weten ze weinig of niets van zichzelf.

Inderdaad, weinig mensen spannen zich in om in deze dingen wijs te worden; weinigen onderzoeken zichzelf zoals het behoort en kennen het kwaad dat in hun hart leeft zo grondig als eigenlijk nodig is. En toch is juist dit beslissend voor hun wandel in gehoorzaamheid aan Gods geboden en daarom ook voor hun eeuwig wel of eeuwig wee. Daarom ligt hier de ware wijsheid...”

Waarom dit geestelijk inzicht in de inwonende zonde zo dringend nodig is? Naar Owens gedachte bewaart zulke zelfkennis voor geestelijke slordigheid en luiheid. Zij maakt Gods kinderen waakzaam en leert hen strijden tegen deze vijand die in hen woont. Daarom roept hij hen op:

“Ontwaakt dus, u allen in wier harten iets van het werk van God aanwezig is! De vijand komt niet alleen over u - zoals vroeger bij Simson - maar hij is ook in u. Hij is aan het werk op alle mogelijke krachtige en listige manieren, zoals we nog zullen zien. Als u God en Zijn evangelie niet wilt onteren: Als u niet de oorzaak wilt zijn dat Gods kinderen en Gods werken aanstoot lijden; Als u uw geweten niet wilt verwonden en uw ziel niet in gevaar wilt brengen; Als u de goede Geest van God die oorsprong van al uw vertroostingen is niet wilt bedroeven.... Als u ervoor bewaard wilt worden om te gaan behoren bij degenen die in deze laatste dagen van het geloof afvallen, ontwaakt dan en let op deze vervloekte vijand. Hij is immers de oorzaak van al het bovengenoemde kwaad en van nog oneindig veel meer. Hij is bovendien de oorzaak van de ondergang van alle zielen die in deze wereld omkomen“ .

Wie is deze vijand van de ware christen nu eigenlijk? Waaraan is hij te herkennen? Juist om deze vragen te beantwoorden heeft Owen deze verhandeling geschreven. Hij wil op deze bladzijden de inwonende zonde namelijk zo volledig mogelijk ontmaskeren. Zoals gezegd schenkt hij allereerst uitvoerig aandacht aan de natuur of de aard van het inwonende verderf. Naar zijn gedachte heeft zij drie karakteristieke kenmerken. Ik zou ze als volgt willen omschrijven:

de onontkoombare wetmatigheid

de ongrijpbare geslepenheid

de onuitblusbare vijandschap

In deze aflevering schenken we nu alleen nog aandacht aan het eerste van deze drie aspecten. In het volgende artikel hopen op de beide laatste onderdelen in te gaan.

De onontkoombare wetmatigheid

Heel opmerkelijk is dat Owen de inwonende zonde omschrijft als een wet die dwingend stuur wil geven aan het leven van de christen. Hij ontleent dit aan de reeds genoemde tekst die het uitgangspunt vormt voor zijn verhandeling: “Zo vind ik dan deze wet in mij, als ik het goede wil doen dat het kwade mij bijligt” (Rom. 7:21). Hier wordt het inwonend verderf dus aangeduid als “een wet”. Nu heeft Owen scherp gezien dat het woord “wet” bij de apostel Paulus een verschillende inhoud kan hebben. Bij deze tekst maakt hij daarom onderscheid tussen de volgende twee betekenissen: Meestal - zo zegt hij -duidt het woord op de bevelende wet die in geboden bestaat en ons als leefregel wordt vóórgehouden. Een bekend voorbeeld van deze betekenis is de wet van Mozes die op stenen tafelen geschreven was en als gezaghebbende norm geldt. Het woord “wet” kan echter ook een andere strekking hebben. Dan gaat het om een wet binnen in ons, een dwingend principe dat ons ertoe drijft om op een bepaalde wijze te handelen. Ter verduidelijking wijst Owen in dit verband op de natuurwetten: In de natuur zijn vele dingen geordend naar onverbrekelijke regels. Dag en nacht wisselen elkaar af volgens een vaste wet. De opeenvolging van de seizoenen verloopt volgens een onveranderlijk patroon, waarvan niet afgeweken kan worden. Zo is het ook met de wet der zonde, die ons aangeboren is. Zij is geen wet die ons van buiten als regel wordt voorgehouden, maar een wet die “gegrift is op de tafel van ons hart”. Zij is een drang van binnenuit, een principe dat ons voortdurend zijn wil oplegt en ons onontkoombaar tot de zonde zoekt te drijven.

Owen legt er de nadruk op dat deze wet in ons binnenste wóónt; Zij bezoekt de ziel niet van tijd tot tijd, maar heeft er een blijvende plaats en is er thuis.

Daarbij dienen we in het oog te houden dat de inwonende zonde niet vergeleken kan worden met een stille, wat teruggetrokken huisgenote die zich eigenlijk niet bemoeit met wat er in het huis omgaat. Integendeel, zij laat haar dwingende aanwezigheid altijd weer nadrukkelijk blijken. Dat gebeurt met name wanneer het hart uitgaat naar het goede, naar God en naar geestelijke dingen.

Dat laatste leidt Owen direct af uit de tekst: “(juist) als ik het goede wil doen, (ervaar ik) dat het kwade mij bijligt” (Rom. 7:21). Daarbij tekent hij aan:

“Als u wilt bidden, naar het Woord wilt luisteren, uw gaven wilt offeren of mediteren, als u maar iets wilt verrichten waarin sprake is van geloof in God en liefde tot Hem, als u gerechtigheid doet of verzoekingen weerstaat, dan zal deze lastige en benauwende “inwoonster” u altijd in meerdere of mindere mate overweldigen en voortdurend bij u zijn”.

De inwonende zonde is dus altijd aanwezig in het leven van Gods kinderen. Zij is als een wet die gehoorzaamheid afdwingt en laat zich juist dan het meest nadrukkelijk gelden, als zij dichtbij God en zijn Woord willen leven.

(Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 mei 1991

Bewaar het pand | 12 Pagina's

John Owen over de “Inwonende zonde“

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 mei 1991

Bewaar het pand | 12 Pagina's