Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Oudvaders ten onrechte van chiliasme beticht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Oudvaders ten onrechte van chiliasme beticht

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Om een antwoord te geven op de vraag of sommige oudvaders chiliasten waren, is het nodig om te bezien wat in hun tijd als chiliasme werd bestempeld. Het dient onderzocht te worden hoe in de zeventiende eeuw de verhoudingen lagen op het terrein van de toekomstverwachting. In het algemeen gesproken zal alleen dat als chiliasme kunnen worden aangemerkt, wat in de betreffende tijd als zodanig gold. Anders krijgen we een vertekening van de onderlinge verhoudingen in de tijd van de oudvaders.

Om te zien wanneer men in de zeventiende eeuw van chiliasme sprak is het uiteraard nodig om de bronnen te raadplegen. Drs. Meeuse haalt allereerst een pamflet van Franciscus Ridderus aan. Everaard van Someren, proponent te Rotterdam had in een preek over Dan. 2:44 en 45 gesteld dat het koninkrijk van Christus niet geestelijk is, maar uiterlijk-lichamelijk zal komen. Ridderus doet verslag van dit gebeuren en wat er verder plaatsvond. Het gevoelen van Van Someren was dat de kerk zou worden een uiterlijk en lichamelijk Koninkrijk, dat zich met geweld van lichamelijke wapenen zou voortzetten, en alle regeringen en koningen door geweld zou zoeken te niet te doen, dat Jezus Zelve daartoe van den hemel zou afkomen en als een werelds Koning zou regeren en alle goddelozen zou verdelgen. Uit de artikelen die Van Someren moest ondertekenen blijkt duidelijk dat hij dit gevoelen heeft moeten laten varen. In die artikelen staat onder andere dat het koninkrijk van Christus geestelijk is en blijven zal, dat het met de steun van de overheid wel tot grote uiterlijke luister kan komen, maar dat hierbij slechts geestelijke wapens gebruikt mogen worden, Ook mag hier nooit een regering voor omver worden geworpen. Het gevoelen van Van Someren werd door de predikanten uit zijn dagen “vals, ontijdelijk, oproerig en onverdraaglijk” genoemd en gelijk gesteld aan het gevoelen van het Munsterse oproer, dus gelijk aan dat van revolutionaire Wederdopers.

De gedachten van Van Someren werden dus duidelijk veroordeeld door de kerk in zijn tijd.

In het overzicht dat Ridderus geeft blijkt dat het algemeen gevoelen van de Kerk in zijn dagen was dat de Kerk van Christus zou blijven zoals zij toen was, tot de dag van het laatste oordeel toe en dat voor die dag geen heerlijke staat voor de kerk op aarde te verwachten is.

Een tweede mening stelt dat de kerk voor de oordeelsdag nog heerlijk zal worden uitgebreid, met de bekering der Joden, etc.

De derde mening, die door enkelen geleerd wordt, is dat na de dag van het laatste oordeel de aarde zal gezuiverd worden en dat de aarde zowel als de hemel de plaats van de zaligen zal zijn, en dat op aarde volle gerechtigheid zijn zal.

Van Someren mocht slechts een van deze drie gevoelens koesteren. De eerste opvatting was het algemeen gevoelen in de kerk van de zeventiende eeuw, maar het tweede en derde gevoelen werden geduld.

Vervolgens brengt drs. Meeuse de opvatting van Koelman naar voren. In zijn “Sleutel tot Opening van de Openbaaring Johannis” geeft hij drie meningen weer. In de eerste plaats de opvatting dat het met de kerk steeds slechter zal gaan totdat de oordeelsdag komt. Er is dan geen sprake van een toekomstige heerlijke staat van de kerk. Een tweede opvatting is dat het rijk van de Antichrist (Rome) spoedig en plotseling zal verbroken worden en dat er dan een heerlijk doorluchtig vreedzaam Koninkrijk zal worden opgericht dat tot het einde van de wereld zal duren. Ook een derde gevoelen wordt door Koelman weergegeven. Dit derde gevoelen is een middenweg tussen het eerste en het tweede. Hij treft dit aan bij zeer geleerde Engelse en Schotse uitleggers van de profeten. We hopen hier later uitgebreider op terug te komen.

Ook geeft Koelman een overzicht in zijn “Sleutel tot Opening van de Openbaaring Johannis” van de tijd waarin de heerlijke staat van de kerk werd verwacht.

Allereerst zijn er die menen dat de duizend jaren voorbij zijn.

Onder hen schaart Koelman de kanttekenaren van de Statenvertaling. De kanttekenaren beginnen bij Constantijn de Grote en eindigen bij 1300.

In de tweede plaats zijn er die menen dat de duizend jaren in de toekomst liggen.

Ten derde zijn er die menen dat de duizend jaren al begonnen zijn. Zij beginnen dan te rekenen bij de Waldenzen in het jaar 1300, of bij het begin van de reformatie, het optreden van Luther in 1517, of in het jaar 1560, wanneer de reformatie in Europa gevestigd is. Koelman zelf sluit zich aan bij deze laatste opvatting.

Een volgende maal hopen wij nader in te gaan op het algemene gevoelen van de 17e eeuwse kerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 1992

Bewaar het pand | 8 Pagina's

Oudvaders ten onrechte van chiliasme beticht

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 1992

Bewaar het pand | 8 Pagina's