Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

“. . . en nog is er plaats!”

De uitbeeldende Evangelist brengt ons in het huis van een overste der Farizeeërs, waar de Heilsvorst is uitgenodigd voor een broodmaaltijd.

Deze uitnodiging kwam niet uit hartelijke toegenegenheid tot de grote Meester, doch om Hem “waar-tenemen”. Zeer waarschijnlijk hadden Zijn waarnemers ook een waterzuchtig mens besteld, om te zien wat Hij met zo’n patiënt deed op de Sabbat.

Natuurlijk genezen! Een dier in de put gevallen op Zondag, laat je toch niet verdrinken!

Na de genezing volvoert de Christus Zijn taak. Hij predikt ook in die kring tegen de hoogmoed en herinnert aan het tweede gebod: uw naaste lief te hebben als uzelf. Niet weldoen om later dit terug te krijgen, doch uit louter liefde.

Een der aanwezigen reageert op het gesprokene met: Zalig hij, die brood eet in het Koninkrijk Gods! Dit kan de taal zowel van een eigengerechtige als van een onwaardige zijn. De eerste heeft recht op het Koninkrijk Gods; voor de tweede zal het een wonder worden. Uit de gelijkenis van het grote avondmaal, dat de Heere direct aan de ontboezeming verbindt, weten wij dat het een rechthebbende was. Helaas dit geslacht is nog niet uitgestorven. Vandaar is het onderwijs van meer dan 19 eeuwen geleden, nog up to date. Wat een geschenk als de Heere vernederende genade geeft. Weet u wat dat is?

Een mens, een vermogend mens, bereidde een groot avondmaal. Al lang geleden heeft hij aan zijn gegadigden de uitnodigingen verzonden. Daarop stond ongeveer: houdt u, mijne vrienden, tegen die en die tijd gereed, want dan begeer ik met u een avondmaal tehouden. Nauwelijks heeft de gastheer zich op de hoogte gesteld met de vorderingen in de keuken, of hij zendt een dienaar tot de geïnviteerden met de mededeling: “Komt, want alle dingen zijn gereed!”

Wie bedoelt de Prediker met de gastheer? Niemand minder dan Zijn Vader! En met die maaltijd? Jezus Christus van de Vader in deze wereld gezonden, om aan Gods recht en heiligheid te voldoen, tot verzaliging van verloren zondaren.

De gezegende Borg en Diens werk is Gods maaltijd!

Bij de voleinding van de schepping lezen wij: “Toen nu God op de 7e dag volbracht had Zijn werk. . . . heeft Hij gerust op de 7e dag van al Zijn werk dat Hij gemaakt had”. D. w. z. dat op de 7e dag Gods schepping kwam tot haar doel en bestemming d. i. Gods verheerlijking. God genoot en verlustigde Zich in Zijn werk.

Wanneer straks Christus Zijn Borg werk heeft voleind en Zijn Geest heeft bevolen in de handen van Zijn Vader. . . brak de Sabbat aan! God-Drieënig verlustigd Zich in het herscheppings- werk en het herstellingswerk van de Middelaar. De Scheppingsmiddelaar is ook de Heils-middelaar!

Tot deze maaltijd t. w. dat Jezus Christus is de Middelaar van verzoening door voldoening en niemand tot God kan komen dan door Hem - heeft Jehovah al 40 eeuwen geleden de uitnodigingen gezonden. Speciaal tot het volk uit Abraham gesproten.

Daar gaat Gods dienaar in dienst- knechtsgestalte uit.

Elk woord dat Hij spreekt is geladen met de boodschap: “. . alle dingen zijn gereed!” En komen de genodigden?

De een vindt een pas gekocht stuk land veel belangrijker.

Een ander staat juist gereed om in zijn veestapel-aanwinst zich te gaan verlustigen. Weer een ander is pas getrouwd en versmaadt daardoor wat de Gastheer heeft laten bereiden. Wat een lijden voor Christus!

Hij is gekomen tot het Zijne en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. Wat een ontering van Hem, Die Zijn Alles, Zijn lieve Zoon gezonden heeft om door Hem weer met zondaren aanéén tafel te kunnen zitten.

Lezer, is uw land, uw vee, uw vrouw, uw kinderen, uw huis, uw goed belangrijker dan God en Jezus Christus? Zo ja, zie van deze dwaasheid nog tot God bekeerd te worden. Wat zou ‘t ontzettend zijn, de dwaasheid van uw ongeloof, dan pas te ontdekken, als bekering niet meer mogelijk is.

Dus de maaltijd gaat niet door? Natuurlijk wel, wat dacht u? Hebt u ooit in de H. Schrift gevonden, dat God een aangevangen werk ter helfte liet steken? Neen, dat kan niet. Dan zou Hij Zichzelf verloochenen. Dan zou Hij geen God meer zijn.

De dienaar moest de genoden zeggen! Nu krijgt hij opdracht te brengen! En wie denkt u? De mensen uit de zelfkant van de samenleving. Indien, dan hebben zij maar net een dak boven het hoofd. Armen, verminkten, kreupelen, blinden!

Uit de gevangenis van de twijfel zond Johannes een deputatie om te vragen: “. . . zijt Gij, Die komen zou, of verwachten wij een ander?”

Jezus zendt hen met deze boodschap terug: “. . . de blinden worden ziende, de kreupelen wandelen. . . en de armen wordt het Evangelie verkondigd”.

Behoren wij tot deze categorie? Uit geschonken licht, eigen blindheid in Gods wegen ontdekt? Uw kreupelheid uit de val beweend? Het “zalig” zijn de armen van geest, gesmaakt?

Daar is nog plaats open!

“Ga uit in de wegen en heggen en dwing ze in te komen, opdat mijn huis vol worden!”. . . zo luidt de vernieuwde opdracht. De dienaar gaat ter stadspoort uit.

Hij zoekt en speurt, ja, daar ligt er een. Het is een bedelaar, juist bezig om voor de nacht zijn bivak op te slaan onder een struik. Daaronder het moede lijf te strekken is een gunstbewijs.

Even verder vindt hij er ook nog wat mensen, die in de maatschappij niet meetellen en in de kerkelijke wereld tot de nietsnutten worden gerekend.

De dienaar vertelt deze mensen dat zijn vermogende meester hun vanavond een extraatje wil schenken. Een maaltijd met de edelste gerechten en de zuiverste dranken.

‘k Zie een der toegesprokenen de dienaar van top tot teen bekijken. Hij vraagt zich af, is dat nu allemaal werkelijkheid? Als de dienaar hun gereserveerdheid ziet, bemoedigt hij hen ten zeerste. Wonderlijk, zij kunnen zich ook niet uit de boei van zijn woord losmaken en . . . zij gaan mee. Der gedachten vol.

Zouden zulke pooiers als zij zijn, juist niet worden weggestuurd? Zij hebben nog nooit zo’n erg in hun plunje gehad, als juist nu. Een verstout zich hiervoor de aandacht van de dienaar te vragen. Niet gekleed en. . . zie eens hoe vuil, uit de aarde aards!

Geen bezwaar, zijn meester heeft op alles gerekend.

Door de bad- en kleedkamer heen, kom je in de feestzaal!

Bedelaars . . . nietsnutten . . . . en ik weet al niet, naar een paleis? Wie heeft dat ooit gehoord?

Geen woord wordt meer vernomen. Zij zijn een en al verwondering! Zij begrijpen die psalm: De lofzang is . . . stilheid tot God in Zion!

Kent u dit gezelschap? U bent er toch niet te knap voor?

De open plaats is bezet!

‘k Hoor een van deze lieden - hij kan zich niet meer bedwingen - zeggen: “. . . zijt Gij naar mij gekomen? naar mij, die naar U niet en zag . . . ?”

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 februari 1992

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 februari 1992

Bewaar het pand | 12 Pagina's