Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nederlandse Geloofsbelijdenis

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

34.

De troost van de rechtvaardigmaking

We gaan naar het laatste gedeelte van artikel 23: “Die is genoegzaam om al onze ongerechtigheden te bedekken, en ons vrijmoedigheid te geven, de consciëntie vrijmakende van vrees, verbaasdheid en verschrikking, om tot God te gaan, zonder te doen, gelijk onze eerste vader Adam, dewelke al bevende zich met vijgebladeren bedekken wilde. En voorwaar, indien wij voor God verschijnen moesten, steunende op onszelf of enige andere schepselen, hoe weinig of het ook ware, wij moesten (helaas) verslonden worden.

En daarom moet een iegelijk zeggen met David: “Heere, ga niet in het gericht met Uw knecht, want niemand die leeft, zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn”. Psalm 143:2.”

Het zal voor niemand onduidelijk zijn, dat het in dit slot om de troost van de rechtvaardigmaking gaat. De woorden spreken voor zichzelf: vrijmoedigheid om tot God te gaan, het vrijmaken van het geweten van vrees, verbaasdheid en verschrikking. Zulke uitdrukkingen openbaren de rust en de vrede, die voor het ware geloof aan de recht- vaardigmaking verbonden zijn. Het is dan ook zeker geen theoretische verhandeling over de troost, hoe het kán zijn. Heel direct belijdt het levend geloof, hoe het ís. Hier is het geestelijk kennen van de vrijspraak voor Gods gericht. Het is goed om aan dit aspect aandacht te geven. Het betreft een wezenlijke zaak in het belijden van de rechtvaardigmaking. Het is maar geen “aanhangsel”, zoals het zo vaak beschouwd wordt.

We kunnen bij de rechtvaardigmaking onderscheid maken tussen wat God doet én wat de Zijnen beleven. In die lijn wordt er in de geloofsleer gesproken van “dadelijke en lijdelijke rechtvaardigmaking” of van “rechtvaardigmaking in de vierschaar Gods en rechtvaardigmaking in de vierschaar van de consciëntie - het geweten”.

Het gaat er maar om dat zulke onderscheidingen geen dode termen worden en vooral naar hun diepst bedoelen worden verstaan. Zij zijn toch ook zeker dáárop gericht, dat de noodzaak om in de troost van de rechtvaardigmaking te delen op het hart wordt gebonden!

Moeten we niet zeggen, dat de klanken van het eind van dit artikel weinig worden gekend? De één is gauw klaar voor eigen leven met de belijdenis gerechtvaardigd te zijn zonder de diepe ondertonen van dit gedeelte te verstaan. De ander redeneert over het kleine getal van de gerechtvaardigen zonder dat het nood geworden is om het voor eigen leven te zoeken.

Het is daarom goed naar deze belijdenis te luisteren en nog beter die in eigen leven te kennen!

De ongerechtigheid bedekt

Het eerste bij de uitwerking van de troost van de rechtvaardigmaking is de genoegzaamheid van Christus’ verdienste om de ongerechtigheden van de Zijnen te bedekken.

Hier wordt gewaagd van “al onze ongerechtigheden”! Die zijn werkelijkheid tegenover God! De Heilige Geest heeft daaraan ontdekt. Het geweten werd geopend. De schuld werd levensgroot. De aanklacht benauwde; tegen al Gods geboden zwaar en menigmaal overtreden te hebben. Al onze ongerechtigheden! Ze zijn tegen al de geboden. Ze komen openbaar in héél het leven, van het begin tot het einde toe. Zij roepen om het oordeel. Er is geen uitzicht, geen troost. In zelfveroordeling leert Gods Geest daaronder te buigen. Naar recht is de dood verdiend.

Hier kan alleen bedekking van al die ongerechtigheden uitzicht, troost schenken. Rijk wordt ervan getuigd. Het gaat hier om de lijn naar Christus. Daar heeft dit artikel in het voorgaande van gesproken, van de gehoorzaamheid van de gekruisigde Christus. Hij is het, Zijn verdienste, Zijn gerechtigheid! Zijn lijden en sterven heeft het gedaan. Het is genoegzaam om al onze ongerechtigheden te bedekken. Zo is ten volle aan de eis van Gods gerechtigheid voldaan.

‘t Gaat hier om het delen daarin door het levend geloof. Langs de weg van schulderkentenis opent de Heilige Geest het oog voor die Christus in Zijn kruisverdienste. In Zijn genoegzaam werk gaat het licht op over de bedekking van de schuld van arme zondaren. Zo mogen de Zijnen het weten dat God in gunst op hen terneerziet vanwege de enige gerechtigheid in Christus. Al de ongerechtigheden bedekt voor het oog des Heeren.

Wat een nameloos wonder: nu voor God te kunnen bestaan door de bedekking van de ongerechtigheden. Het wordt gekend in verschillende mate, naar de mate des geloofs. De Heilige Geest brengt daartoe door middel van de prediking van het Evangelie. In dat Evangelie wordt de genoegzame gerechtigheid van Christus uitgestald. De Heilige Geest werkt het geloof om die gerechtigheid te ontvangen. Voor de één is er meer helderheid dan voor de ander. Er zijn kleinen en groten. Laat het minste niet veracht worden. Ook het zwakgeloof is geloof. Het is een drang in het hart van die God vrezen om door de bearbeiding van Woord en Geest tot meer helderheid te komen.

Vrijmakende van vrees...

Er is méér in deze troost dan het bedekken van de ongerechtigheden. Daaraan is verbonden de vrijmoedigheid om tot God te naderen. De ongerechtigheden staan in de weg. Zij vervullen het geweten van de ontdekte zondaar met grote vrees en benauwdheid. Zij schamen zich diep voor hun zonden. Zij kunnen en durven niet tot God naderen, Die de Heilige is.

Nu is er opening van de weg tot God door de verdienste van Christus, die genoegzaam is! Vrijheid om tot God te gaan is er door het kruisoffer, dat geheel voldaan heeft!

De bedekkende gerechtigheid van Christus reinigt van de zonde en maakt het geweten vrij.

Daar wijkt de vrees, door de kracht van het bloed. Daar kan geen verbaasdheid zijn. Ziet, als er een vreemde in het huis van een rijke komt, dan is er verbaasdheid. Hij voelt zich er niet thuis. Maar een eigen kind, een huisgenoot, kent die verbaasdheid niet. Dat is vrucht van de vrijsprekende genade. Daar is ook geen verschrikking. De schuld is voldaan!

Daar is de kinderlijke vrijmoedigheid om tot God te gaan. Om al de noden voor Hem neer te leggen. Om het van Zijn Vaderlijke ontferming te verwachten. Dat alles vanwege Hem, Die die toegang ontsloten heeft door Zijn gehoorzaamheid.

Het is een rijke zaak, die hier door het levend geloof beleden wordt. Door de regels heen lees je van de strijd in vrees en verschrikking, die gekend wordt door die God vrezen.

De Heilige Geest maakt het door de strijd heen waar in de beleving. Het is verbonden aan de bedekking der ongerechtigheid, de vergeving der zonden.

Dat betekent niet dat het alles in één dag geleerd wordt. De Heere geeft daar helderheid in op Zijn wijze en tijd, naar Zijn Welbehagen. Groot en onvergetelijk is het voor de Zijnen, als dit waar wordt in de bevinding des geloofs.

Vrijmoedigheid is iets anders dan vrijpostigheid. Die is vreemd van de strijd en van de oefeningen des geloofs. Die acht het vanzelfsprekend, terwijl hier juist het wonder van Gods vrijsprekende genade vanwege het offer van Christus centraal staat!

...Zonder te doen gelijk Adam

Het dient tot onderstreping van de troost van de rechtvaardigmaking, dat herinnerd wordt aan Adam.

Adam was door eigen schuld de gemeenschap met God kwijtgeraakt. De breuk was geslagen. Hij kon niet meer voor God bestaan en tot Hem naderen. Hij vluchtte weg en zocht bedekking achter de vijgebladeren.

Zo moet het óns gaan. Hij is onze eerste vader. Wij hebben allen in hem gezondigd. Tegenover God kunnen wij niet bestaan. Tevergeefs zoeken we bedekking als God verschijnt. Maar nu in Christus is er voor de Zijnen niet dat wegvluchten voor God. Onder de vleugels van Zijn bloedverdienste mogen zij juist naderen tot God. In Hem is de gemeenschap van het eerste paradijs weer hersteld.

Geen zelfvertrouwen

Artikel 23 eindigt met het afsnijden van alle zelfvertrouwen. Niets is er in de mens zelf of in een ander, waarop gesteund kan worden voor Gods rechterstoel. Niemand kan in zichzelf rechtvaardig zijn voor Gods aangezicht. We moeten weer letten op de wijze, waarop dit hier beleden wordt. Het zijn geen dorre constateringen. De betrokkenheid klinkt er in door. Troosteloos is het als er maar op iets of iemand gesteund zou worden: “wij moesten (helaas) verslonden worden”. En dat niemand voor God kan bestaan in zichzelf klinkt door in het persoonlijke gebed van David, die dit voor eigen leven zo diep beleefd heeft.

We kunnen ons afvragen: waarom dit slot in deze beide laatste zinnen, zo schijnbaar somber?

Mogelijk denkt iemand zelfs: de belijdenis van de rechtvaardigmaking had beter in de vorige zin kunnen eindigen, waarin zo rijk getuigd wordt van wat er verborgen ligt in de vrijspraak voor Gods gericht.

Maar die, wat hier staat, voor eigen leven verstaat, zal met dit einde van harte instemmen en er juist een bevestiging in zien, dat het gaat om de vrijspraak alléén uit vrije genade en alléén om de gerechtigheid van Christus.

Die vrijspraak staat lijnrecht tegenover zelfrechtvaardiging! Alle vertrouwen op iets van zichzelf of van een ander moet hier wijken. Wie kan met enig werk voor God bestaan?

Alle gerechtigheid, die wij erdoor menen te hebben, valt weg als we voor God moeten verschijnen. Al onze werken zijn onvolkomen en met zonde bezoedeld. Dit einde is een prediking aan ons allen om niet te menen, dat we buiten de gerechtigheid van Christus voor God kunnen bestaan. Zo tekenend staat er: “daarom moet een iegelijk met David zeggen..”. Om toch af te zien van alle vermeende gerechtigheid en te vluchten tot Hem in wie gerechtigheid is tegen de dood.

Dit is ook een slot, dat zo diep verootmoedigend is voor al Gods kinderen. Zij kunnen niet bouwen op de genieting van de troost van de rechtvaardigmaking. Zou dát zo zijn, dan zou de gerechtvaardigde mens in het middelpunt komen. Telkens opnieuw is de beleving van die troost weer nodig. In zichzelf bederven zij het iedere keer weer. Om telkens opnieuw in schulderkentenis in de gerechtigheid van Christus vergeving te vinden. Zo blijft alleen de roem over in Zijn verdienste.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 maart 1992

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 maart 1992

Bewaar het pand | 12 Pagina's