Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een werker in stilte

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een werker in stilte

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI.

In de diensten op zondag en door de weeks gaat het om het Woord van de Heere. Om en voor het Woord is de dienst er. Naar het bevel, naar de opdracht van de Heere moet het Woord bediend, verkondigd worden.

Nu is het ons bekend,dat de verkondiging moet blijken in uitleg en toepassing van het Woord. Het eerste is hoogst belangrijk. Het is zelfs eis. Het Woord, de tekst moet uitgelegd worden. De gemeente dient te weten “wat er staat’. Een opgaaf voor de prediker, echter ook een gave om het te mogen doen. Het Woord van de Heere te mogen en kunnen verklaren is een gunst van de Heere. De Heere roept er toe; elke dienst. Hij bekwaamt er ook toe. De geroepen dienaar mag dit bemerken. Nu moet naast de uitlegging van de Schrift ook de toepassing in de prediking een plaats hebben. Niet een eigen plaats, want dan kan het komen tot verzelfstandiging en dat is in strijd met de Schrift zelf. Hoe de toepassing dient te geschieden wordt in de Schrift aangegeven. De prediking van de Heere Jezus en de vele brieven, die we bezitten, geven stof voor de prediker en dat voor elke preek. De toepassing mag niet aan de tekst geplakt worden, maar moet uit de tekst komen.

Wanneer het nu gaat over de toepassing van de tekst geeft Prof. v.d. Meiden waardevolle dingen. In zijn dictaat heeft hij het over de noodzaak, de waarde, de plaats, het wezen en het doel van de toepassing.

Door van der Meiden wordt ook sterk benadrukt dat toepassing eis der Schrift is. “De gedachten der Schrift moeten met onverbiddelijke consequentie toegepast worden. Waar de toepassing ontbreekt is de preek een dode preek. De prediker moet het Woord Gods in contact brengen met de gemeente. Hij moet dat Woord leggen, onmiddellijk, voor de deur van het hart der hoorders. Zonder toepassing blijft de preek heel ver van de zielen af. Geen wonder dat men dan teleurgesteld en hongerig de kerk verlaat. De dienaar van het Woord zij toch diep doordrongen van de waarde der toepassing van de tekst. Hij verkondigt de waarheid aan de gemeente des Heeren. Allen, die het Woord Gods horen, zijn zielen met noden en behoeften, zijn doden of levenden. Hoe staan zij tegenover het Woord van God, tegenover de gepreekte tekstwaarheid? Zonder goede toepassing heeft de prediker geen contact met hen, die hem horen. Zonder toepassing van de tekst heeft de prediker zijn werk niet getrouw verricht. Bij rechte toepassing zal de zegen niet uitblijven, al moeten wij nooit vergeten, dat de Heilige Geest alleen het leven en wasdom kan schenken.

De toepassing dient naar gelang de tekst onderscheidelijk te zijn, want de gemeenteleden staan allen niet in dezelfde relatie tot de Heere”.

Als voorbeeld gaat van der Meiden op de tekst Romeinen 8:1 nader in. De tekst is: “Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest”. Duidelijk is, dat er geen verdoemenis is voor hen, die in Christus Jezus zijn. Zijn allen in Christus? Neen! Van nature zelfs niemand. Hebben wij dat verstaan, het gemis leren kennen? Gods Geest leert dit zeker verstaan als de waarheid aan de ziel wordt toegepast. De Heilige Geest leert dan kennen wat de val in Adam is. Verstaan wordt, dat het eerste verbond verbroken is. Het evangelie wordt dan een blijde boodschap. De prediker moet echter bedenken dat zij, die niet in Christus zijn, zich niet allen op dezelfde wijze openbaren. Sommigen zijn niet verre van het koninkrijk Gods. Er zijn ook onverschilligen. Ook zijn er kinderen en grijsaards. Voor die allen heeft hij een boodschap. Hij moet de speciale waarheid vlak voor de deur van hun ziel leggen en in de Naam des Heeren plaatsen voor de vraag hoe zij staan tegenover de waarheid. Zonden hebben de mensen vele. Bedenkingen en verontschuldigingen niet minder. De prediker moet die uitrafelen en verscheuren. Hij moet het wéé laten horen en tevens biddend lokken om de smalle weg te gaan. Niet minder moet hij aandringen tot bekering en geloof. Hij wijze ook goed de weg der genade aan. De prediker bedenkt bij de toepassing van de speciale tekstwaarheid Rom. 8:1, ook, dat Gods kinderen niet allen gelijk zijn. Van

Gods zijde bezien zijn allen in Christus en vrij van de verdoemenis. Maar velen missen de klaarheid en de zekerheid des geloofs. Missen ook de blijdschap des geloofs. Zeer onderscheiden oorzaken doen hen vrezen. Mogelijk is, dat sommige vrezende zielen pas op de weg des levens zijn. Denkbaar is dat zielen verkeerd werkzaam zijn of verkeerd worden geleid. Ook moet bedacht worden dat verachtering in de genade, koesteren van zonde, aardsgezindheid mogelijk is. Hoe komen die allen tot zekerheid, dat zij in Christus zijn? Dat moet uitkomen in de preek. Gemis en bezit moeten gepreekt, maar niet minder moet goed gepreekt worden hoe de gelovige missers bewust bezitters worden.

In dit verband willen wij ook wijzen op de “verbondsmatige” prediking. Zijn wij klaar met te zeggen, dat bondelingen de belofte geloven moeten? Die in Christus zijn, wandelen naar de Geest! Die worden ook door de Geest bearbeid. Die hebben een nieuw hart en een nieuwe geest. Die wandelen in Gods inzettingen en hebben een walging van zichzelf. Ezech. 36:25-31. Zulk een bekering is zeker krachtdadig, onverschillig of een Saulus of een Timotheüs bekeerd wordt. Schokkend behoeft zij niet altijd te zijn. Veel zgn. schokkende bekeringen zijn niet echt, niet uit de Heilige Geest gebleken. Ook moet onderzocht worden of de vragende en klagende zielen werkelijk een walging van zichzelf hebben. Het verbond Gods doet ons waarlijk wel verstaan, dat God zegent, geen weldaden schenkt om onzen ‘t wil, Ezech. 36.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 juli 1992

Bewaar het pand | 10 Pagina's

Een werker in stilte

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 juli 1992

Bewaar het pand | 10 Pagina's