Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De troost der verkiezing

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De troost der verkiezing

(naar aanleiding van het gelijknamige boek van ds. L. Vroegindeweij)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het vorige artikel maakten we een begin met na te denken over de belijdenis van de onwederstandelijke genade Gods. De Dordtse vaderen waren hierover eensgezind en ook heel duidelijk. Ze zagen zich geconfronteerd met de Remonstranten die aanhangers waren van de gedachte van de vrije wil, namelijk van ‘s mensen vrije wil ten goede. Het bestaan daarvan ontkende de Synode echter met grote stelligheid en op bijbelse gronden.

Heeft de mens dan geen vrije wil? Jazeker, maar deze vrije wil kiest alleen en vrijwillig het kwade. De mens is niet anders dan een slaaf der zonde. Het bedenken van het vlees is vijandschap tegen God. Uit zichzelf blijft een zondaar tegenstand bieden tegen Gods waarschuwingen en nodi-gingen totdat hij niet meer kan. De Remonstranten daarentegen zien de mens ten diepste nog staan in dezelfde toestand als Adam vóór zijn val. Er is volgens hen eigenlijk niets onherstelbaars gebeurd met zijn wil. Uit eigen kracht kan hij het goede willen; hij is dus geheel verdorven. En nu komt er, zo menen zij, van God de mogelijkheid van zalig worden. Let wel: de mógelijkheid. God heeft Zijn Zoon voor allen gegeven. Deze Christus wordt gepredikt. In deze prediking geeft God de Geest. En het hangt van de mens en zijn goede wil af of hij dit aanneemt of niet...

Onwederstandelijke genade

Wat moeten we hiervan nu zeggen? Wel - als dit waar zou zijn, als de mens inderdaad nog één beweging van goede wil tot zijn zaligheid zou moeten toedoen, dan was er geen enkele hoop op behoud. Immers in ons is het goede niet. Om het met de oude Klaas Kuypenga uit Ulrum te zeggen: “Indien ik ook maar een zucht tot mijn zaligheid moest toebrengen, dan was het voor eeuwig verloren”.

Ja maar, waar ligt dan de oorzaak dat deze wereld niet is ondergegaan in een definitieve en voor elk schepsel geldende rampzaligheid? Hoe komt het, aldus ds. Vroegindeweij, dat er toch gelovigen zijn? Dat is een vrucht van onwederstandelijke genade; van een doorzetten en kiezen door God Zelf tégen alles wat van de mens is in. Dat er mensen bekeerd worden, zeggen de Leerregels in paragraaf 10, dat moet men niet aan de mens toeschrijven maar aan God. Hij is het die de Zijnen niet alleen van eeuwigheid in Christus heeft uitverkoren maar die hen in de tijd ook krachtig roept, hen met geloof en bekering begiftigt en hen uit de duisternis verlost en overbrengt tot het rijk van Zijn Zoon.

Wat doet God dan? Hij deelt gaven uit aan allen die geroepen worden. Zijn ernstige roeping komt tot allen die onder de prediking van het Woord zich bevinden. Met klem en ernst klinkt de roepstem zich tot Hem te wenden en zo behoudenis te vinden. Maar de mens - allen en een ieder! -weigert hierop in te gaan. Hier en daar heerst wel eens de gedachte: “God verwerpt de mens die Hem verwerpt”, alsof er mensen zijn die God verwerpen en anderen die Hem niet verwerpen. Nee, Gods Woord kent alleen mensen die Hem verwerpen. Tenzij ze door Gods Geest wedergeboren en gebracht zijn tot een gewillige onderwerping.

Nu is dit het wonder: terwijl allen aan Hem voorbijgaan, gaat God met sommigen verder. Met wie? Kenmerken ze zich door iets? Zijn ze te onderscheiden van anderen? Zijn ze ernstiger of beter? Nee. Ook zij verzetten zich. En ze blijven zich verzetten, ook als de Heere hen in beginsel heeft stilgezet. Ze blijven zich verzetten. Maar zie, ze gaan lijden onder hun verzet. En toch kunnen ze niet anders. Maar God gaat door, al verder. Hij geeft dat ze nergens kunnen blijven steken. Ze worden hoe langer hoe meer overreed van hun eigen bankroet, van de noodzakelijkheid van het geloof in Christus en het loslaten van al het eigene. Ze worden ervan overtuigd dat alles buiten Christus ongenoegzaam is. En Gods onwederstandelijk werk aan hen gaat al maar verder. Zo immers heeft de Heere het ten aanzien van hen voorgenomen. Hoewel ze daarvan niets afweten. Als de Heere een mens nog de eigen keuze liet, dan blééf de gevallen zondaar tegen God kiezen. Maar nu werkt Hij net zo lang totdat Hij een andere keus, een onbe-rouwelijke bekering tot zaligheid, een nieuw willen heeft gewerkt. Zo is alles Gods werk. Als Hij het prilste werk in de Zijnen aanvangt, is het van Hem. Als Hij ermee voortgaat, is het van Hem. En als de Heere het voleindigt, is het van Hem.

Gij wederstaat altijd...

Zojuist luidde de vraag: wat doet God dan? Gevraagd zou ook kunnen worden: hoe doet God dat? Langs welke weg volbrengt Hij dit werk? Paragraaf 6 geeft het antwoord: door de kracht van de Heilige Geest en door het Woord of de bediening der verzoening, het evangelie van de Messias waardoor het Gode behaagt zalig te maken die geloven, oudtijds en heden nog. En paragraaf 10 spreekt van mensen, “door de bediening des Evangelies geroepen zijnde”.

Laat allereerst duidelijk zijn dat ook hier met geen letter van enige medewerking van de mens gesproken wordt. Op geen enkele wijze maakt hij een begin of doet hij er iets bij. Hij kan het ook niet. Hij kan Gods geboden niet houden. En hij kan evenmin in Christus geloven. Geen vinger kan hij ten goede uitsteken om de zaligheid te verkrijgen. En tot deze hoorder komt de prediking, de “bediening der verzoening”.

Ik citeer enkele woorden van ds. Vroegindeweij: “Het Woords Gods is altijd en overal een kracht Gods. Daarom zijt gij niet te verontschuldigen, o mens, als gij in uw onbekeer-lijkheid voortleeji. Als een dienaar des Woords u uitnodigt om u te laten verzoenen of te laten zaligen, nodigt God u uit. Dit is een welgemeende nodiging. Als gij niet zo’n verhard hart had en niet zo ’n vijand van God waart, zou de kracht des Geestes die in de prediking is, genoegzaam zijn tot uw zaligheid. (...) Het Woord des HEEREN is een kracht. De mens wederstaat de kracht daarvan. Hij wil de wereld niet verlaten en zijn oude natuur niet doden. Hij is soms overtuigd van de waarheid in zijn verstand, maar hij houdt zijn hart er angstvallig voor gesloten. Men kan voor de waarheid zijn, maar men bukt niet onder de waarheid. Men verhardt er zich zelfs onder. Soms kan men de meest aangrijpende preken verdragen zonder enige vrees voor de eeuwigheid.”

We zien dus dat de genade wel degelijk weerstaan kan worden. En in de praktijk ook metterdaad wórdt tegengestaan. Indertijd waren onze gereformeerde vaderen niet eens zo blij met de term “onwederstandelijke genade”. Het stond immers bij hen vast dat de genade door de natuurlijke mens te allen tijde wederstaan wordt. Denk aan Kaïn en Ezau, aan Farao en Saul, aan Judas en vele andere Joden. “Gij wederstaat altijd de Heilige Geest”, aldus Stefanus (Hand. 7 vs. 51). En toch bogen ze in Dordt bewust voor de waarheid van Gods onwederstandelijke werk. Inderdaad - de natuurlijke mens wederstaat Gods Woord en wil. En als God met Zijn krachtige roeping nu eens bijzonder doorzetten wil in het leven van een zondaar? “Dan nog”, zeggen de Remonstranten. “Dan niet meer”, zeggen de gereformeerden. “De staat van het geschil was alzo niet of de mens Gods genade telkens weerstond en weerstaan kon, maar of hij tenslotte op het bepaalde ogenblik dat God hem wederbaren wilde en met de krachtdadige, effectieve genade in zijn hart werkte die genade nog verwerpen kon”. Neen dus. Gode zij dank.

Wedergeboorte ten leven

Betekent dit nu dat de verkorenen een andere werking van de Heilige Geest ontvangen dan de verworpenen? Inderdaad. We mogen het niet anders zeggen. God voegt voor hen bij het Evangeliewoord een bijzondere kracht des Geestes. Niet dat de algemene prediking van het Evangelie krachteloos is, zoals we al zagen. Gods Woord is in zichzelf nooit zonder kracht en betekenis. Dat Woord is als een vuur. En als een hamer die een steenrots vermorzelt. De algemene roeping roept allen maar trekt niet allen. Maar voor de uitverkorenen voegt zich op bijzondere wijze de Heilige Geest bij het Woord. Dan wordt het verstand verlicht, zodat zij God zien in Zijn algenoegzaamheid, zichzelf in hun helwaardigheid en Christus in Zijn dierbaarheid. En de Geest rust niet voor zulk één bij Christus en Christus bij zulk één gebracht is. De krachtdadige roeping is de wederbarende daad Gods. En er is geen andere weg tot de genade dan door deze krachtige effectieve roeping heen! Heel schone dingen zegt paragraaf 12 over de wedergeboorte. Ze is een gans bovennatuurlijke, een zeer krachtige en tegelijk zeer zoete, wonderbare, verborgen en onuitsprekelijke werking van de Heilige Geest, in kracht niet geringer dan de schepping van de wereld. Ik kan daarop nu verder niet meer ingaan. Laten we net als de vorige keer nog even naar dr. H.F. Kohlbrugge luisteren (n.a.v. Joh. 3 vss. 1-6).

Omdat de geboorte uit de Geest niet in de macht van de mens is maar alleen afhangt van Gods genade en ontferming, stond Nicodemus daar opeens ontbloot van alle gerechtigheid, zonder God en zonder zaligheid, en bleef hem niet anders over dan deze nieuwe geboorte van God voor zich af te smeken, of met andere woorden: de weg in te slaan waarop God hem deze nieuwe geboorte wilde deelachtig maken. En deze weg was: Hem dien God gezonden heeft, Jezus Christus, met waarachtig geloof, met verloochening van zichzelf, van de wereld en van alle zelfgekozen vroomheid, te omhelzen als zijn enige gerechtigheid voor God. (...) Degenen onder u die deze dingen weten, zijn zalig wanneer zij ze ook doen. En gij,ellendigen, die niets hebt dan zonden en u alzo uitstrekt tot de HEERE, uw gerechtigheid, weet dat gij het vrijmoedig kunt wagen op de Naam van de Heere Jezus u zonder werk te werpen op de onbedrieglijke genade die daar is voor allen die in de schaduw des doods opzuchten tot de eeuwige Ontfermen

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 oktober 1992

Bewaar het pand | 10 Pagina's

De troost der verkiezing

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 oktober 1992

Bewaar het pand | 10 Pagina's