Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

De Hoorder der gebeên

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Gedenk mijner, o HEERE! naar het welbehagen tot Uw volk, bezoek mij met Uw heil”

Het welbehagen van God is “het onveranderlijk voornemen Gods, door hetwelk Hij vóór de grondlegging der wereld een zekere menigte van mensen, niet beter of waardiger zijnde dan anderen, maar in de gemene ellende met anderen liggende, uit het gehele menselijk geslacht van de eerste rechtheid door hun eigen schuld vervallen in de zonde en het verderf, naar het vrije welbehagen Zijns willens, tot de zaligheid, louter uit genade, uitverkoren heeft in Christus”.

Misschien wordt u verschrikt als u hoort van het welbehagen van God. Misschien ontleent u eraan wel de vrijmoedigheid om zorgeloos en goddeloos voort te gaan. ‘t Gebeurt soms dat kerkmensen niet beginnen met de geopenbaarde wil van God, maar met de verborgen wil. En dan wil men straks God in staat van verschuldiging stellen. Ik zou wel gewild hebben maar God heeft niet gewild. Alsof dat ooit zou kunnen.

Voor de psalmdichter is het welbehagen van God geen struikelblok. Zeker - hij als Israeliet is één van Israel. In de Psalm is hij tolk van Israel. Israel het verkoren volk, liefgehad met een eeuwige liefde. Niet om iets van Israel. Vanwege vrije, soevereine, verkiezende liefde.

Toch is er dat persoonlijke element, ‘t Is: “HEERE, gedenk mijner”, ‘t Was onder het Oude Testament niet alles Israel wat Israel heette. Datzelfde is ook onder het Nieuwe Testament. Er is de rest, het overblijfsel dat naar de verkiezing is. De dichter vraagt of de Heere hem gedenken wil naar het welbehagen tot Zijn volk. Het welbehagen is voor hem geworden pleitgrond, een rijke pleitgrond. Hij kan op niets anders pleiten.

In vers 6 staat een belijdenis, zijn belijdenis: “wij hebben gezondigd”, “wij hebben verkeerdelijk gedaan”, “wij hebben goddelooslijk gehandeld”. Kijk - als dat niet uw belijdenis is geworden dan kunnen we dat welbehagen zo aangrijpen om staande te blijven. Dan kunnen we God van gemeenheid beschuldigen om sommigen zalig te maken en anderen niet. Dan kunnen we zelfs God tot een God van willekeur maken.

Is het aan uw kant opengegaan? Bent u gaan lezen in uw zondeboek? Gods Geest leert dat er geen onderscheid is, dat we geen recht hebben op Gods liefde, dat ons toekomt Zijn toorn, Zijn vloek, het oordeel van de eeuwige dood.

Als u nu leert te bukken en te buigen onder God, als u het recht van God toevalt, de rechtvaardigheid van de eeuwige straf - o neen dan moet u niet wanhopig worden en niet luisteren naar de stem van satan. Er is toch het welbehagen, de eeuwige liefde van God? En dat is toch eenzijdige liefde, liefde niet gegrond op iets van u, maar op het Vaderhart van God!

De dichter moet het hebben van die eenzijdige liefde, ‘t kan niet meer om iets van hem. Er is een streep door hemzelf gegaan. Eenzijdige liefde wordt zijn enige hoop en verwachting. Het welbehagen van God brengt hem nu juist tot de troon der genade, doet hem pleiten op dat welbehagen. Juist dat welbehagen vervrijmoedigt hem. ‘t Geeft hem zoveel vrijmoedigheid dat hij bidt: bezoek mij met Uw heil.

In overeenstemming met vers 47 moeten we denken aan de verlossing uit Babel. De dichter bidt of de Heere Israel wil verlossen uit Babel. Doch ook hier is weer dat persoonlijke element: mij, bezoek mij met uw heil.

Uw heil dat houdt in: verlost worden van de toorn, van de straf, weer komen in Jeruzalem, herstelde gemeenschap met God. Uw heil dat is het heil dat door Jezus Christus verworven werd. Dat is de zaligheid, de eeuwige zaligheid.

Bezoek mij met dat heil. Wat is die bede noodzakelijk! Want zonder dat heil, gewis dan zijn we verloren en gaan we voor eeuwig verloren.

U kunt mij vragen: is dit nu niet te brutaal? Vragen aan de Heere of Hij op bezoek komt met dat heil? Iemand die zijn onwaardigheid heeft ingeleefd kan zo iets toch nimmer de Heere vragen? Nu ja - dat iemand de Heere vraagt of Hij gedenken wil, dat is nog daaraan toe. De moordenaar aan het kruis vroeg dat ook. Maar vragen of de Heere op bezoek komt met Zijn heil dat gaat toch te ver?

Luister toch - dat welbehagen van God is de grond van dit vragen. Verder nog: ook de naam van de HEERE. In vers 8 leest u: “Doch Hij verloste hem om Zijns Naams wil”. Dat is heel Israels historie. Altijd weer verzondigd, en dan toch weer verlost. Ja - om Zijns Naams wil. Kan de Heere nu ooit van Zijn Naam af, kan Hij zichzelf verloochenen? Dat kan toch niet! “Ik zal zijn, Die Ik zijn zal”. O wat een ruimte ligt er nu voor een onbekeerde, wat een ruimte ligt er nu voor een, die z’n onwaardigheid heeft ingeleefd, wat een ruimte ligt er nu voor een die weet alles verzondigd te hebben. Houd dan aan en grijp moed. Want Hij is de Hoorder der gebeên!

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 oktober 1992

Bewaar het pand | 10 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 oktober 1992

Bewaar het pand | 10 Pagina's