Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In conflict met de cultuur.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In conflict met de cultuur.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aandacht voor een proefschrift

“In conflict met de cultuur” is de titel van een academisch proefschrift, dat op vrijdag 18 december 1992 aan de Vrije Universiteit te Amsterdam verdedigd is. Om het wat nauwkeuriger te zeggen: ’t gaat om de dissertatie van Jan Pieter Zwemer, waarvan de ondertitel nog meer het onderwerp aan wil geven “De bevindelijk gereformeerden en de Nederlandse samenleving in het midden van de twintigste eeuw”. Het is een boekwerk van grote omvang. Ruim 500 pagina’s druk. De schrijver, die door dit proefschrift tot doctor in de Letteren is gepromoveerd is, heeft het zelf aangevoeld, dat de grootte van dit geschrift wel eens vragen op kon roepen. Hij gaat er althans bij de “inleiding” gelijk al op in. De denkwereld van zijn doelgroep is niet kort en kemachtig te typeren, eigenlijk “een ingewikkeld verhaal”. En het was juist zijn behoefte om “gedegen uitleg te geven over het gecompliceerde denken van de 270.000 bevindelijk gereformeerden in ons land, twee procent van de Nederlandse bevolking...”. Zes jaar lang heeft hij ook allerlei onderzoeken verricht om tot een weergave van dat denken te komen. De leefwereld, van wie hij het portret tekent, is de auteur niet vreemd. Hij is, zoals medegedeeld op de achterkant van het boek, afkomstig uit de Gereformeerde Gemeenten. Hij heeft ook gesprekken gehad met vooraanstaande figuren, die deze groep van binnenuit kennen. Het resultaat is deze dissertatie met zeer uitgebreide informatie.

Er is in de pers al vrij veel aandacht aan dit proefschrift gegeven. Het zal ons niet ontgaan zijn dat er een artikel gestaan heeft in het Reformatorisch Dagblad van één van de opponenten tijdens de promotie, dr. W. Fieret. Ook kunnen we er van weten dat prof. dr. W. van ’t Spijker in “De Wekker” een bespreking aan dit boek heeft gewijd. De vraag kan opkomen, waarom we in ons blad er nog eens apart belangstelling voor vragen.

Het is niet moeilijk die vraag te beantwoorden. Dit boek gaat ons aan! Wij voelen ons allereerst verbonden aan allen, die persoonlijke bevinding een wezenlijk element achten van het Gereformeerd zijn. Dat is uiteraard nog iets anders dan dat we dit willen uitdrukken door de naam “bevindelijk gereformeerden”. In de tweede plaats wordt in dit proefschrift meer den één keer de naam van ons blad genoemd, waarbij een vertekening gegeven wordt van de situatie rond de oprichting, die we toch graag wat willen corrigeren.

Doel en wijze

Het is duidelijk, datr deze dissertatie het wil hebben over de plaats van het bevindelijk volksdeel temidden van de samenleving. We zouden ook kunnen zeggen: de houding tegenover bepaalde veranderingen van de samenleving. Titel en ondertitel wijzen daar zonder meer op. De titelplaat spreekt mee: de havendijk in Stavenisse mét de jachthaven opzij en een inwoner van dit dorp die er naar kijkt.

In die plaats kreeg de bevolking te maken met recreanten, die andere eisen stelden.

De tweede helft laat zien hoe de SGP als politieke partij een centrale plaats gekregen heeft in de kritiek van dit volksdeel tegen bepaalde cultuurpatronen, die bedreigend zijn voor het leven naar Gods geboden. Uitvoerig wordt dit aangetoond uit de geschiedenis, landelijk, provinciaal en plaatselijk. Zwemer geeft ook inzicht in de veranderende houdingen en het verschil van optreden in verschillende streken. Zijn liefde voor Zeeland blijft daarbij niet verborgen.

Wat is nu teleurstellend? Niet dat aan dit deel een stuk kerkgeschiedenis voorafgaat. Het is terecht, dat er een lijn is vanuit de kerkelijke posities en de theologische standpunten naar de kritiek op bepaalde culturele veranderingen. Helaas gebeurt dat op een manier waar we bezwaar tegen moeten hebben. De geschiedenis van de kerkelijke groeperingen waartoe het bevindelijk volksdeel behoort, wordt zeer breed besproken met alle scheuringen en dreigingen daarvan. Vaak is daarbij het zicht op het eigenlijke onderwerp verdwenen. Het meest bezwaarlijke is, dat daarbij de geestelijke achtergrond in de regel niet uitkomt. Terecht is opgemerkt door dr. Fieret bij de promotie, dat in deze dissertatie “de religieuze drijfveren van deze groep onvoldoende zijn gepeild”.

Het peilen van de geestelijke achtergrond in de gebondenheid aan Gods Woord en belijdenis had toch zeker in een dissertatie niet achterwege kunnen blijven. Wie wél over allerlei theologische standpunten van kerkelijke gemeenschappen uitvoerig spreekt en daarbij de twisten en moeiten niet vergeet, zal toch niet voorbij kunnen gaan aan bepaalde schriftuurlijke elementen als b.v. het vreemdelingschap, het leven naar Gods Wet, de roeping van de Overheid enz.

Werkelijk “bevindelijk gereformeerden” -om die term dan toch te gebruiken- weten daarvan in de vreze des Heeren.

Vergelijken en indelen.

Er is nog iets dat niet aanspreekt in de manier waarop de schrijver de geschiedenis van de kerkelijke groeperingen behandelt, n.l. het haast eindeloos “indelen” en “vergelijken”. Zo moet het niet. Het viel me op bij ds. Fraanje: “ds. Fraanje vertegenwoordigde in de Gereformeerde Gemeenten de zwaarste stroming”. Zo lees ik zijn preken niet. ‘k Las het nog in een kerstpreek: “Vaders en moeders, u leeft nog onder de middelen. Zo kunt u niet sterven, zo kunt u God niet ontmoeten. Wij bidden u van Christus’ wege: laat u met God verzoenen”. Haast pijnlijk deed het me aan zoals over wijlen ds. F. Bakker geschreven wordt als een “gestaltelijk” predikant. En dan deze zin: “Predikanten als Bakker klaagden meestal in algemene termen over wereldsheid bij de middenstroom of over oppervlakkigheid van het geloofsleven in het kerkverband in het algemeen. Wie ds. Bakker gekend heeft en nu nog kent uit zijn nagelaten preken oordeelt zo niet. Hij wist van de gestalten van het leven der genade. Zij klonken door in zijn prediking. Maar hij was een prediker, die daarom nog niet zo genoemd moet worden. Wie hem gekend heeft weet van de benadering “naar de Schriften”en hoe hij bij alle bezwaren liefde had voor de Kerk des Heeren.

Zo was het niet!

Tweemaal wordt over de “oprichting” van het tijdschrift “Bewaar het Pand” geschreven. In “De Wekker” is al opgemerkt dat er twee jaartallen worden genoemd. Dat kan nog een drukfout zijn, maar ik heb andere bezwaren. Een vraagteken moet gezet worden achter de bewering dat er verband zou zijn tussen het uiteenvallen van de “Christelijke Gereformeerde Gemeenten” en het tot stand komen van ons blad. Ik betwijfel dat. Er waren andere factoren.

Meer bezwaar ontmoet de bewering, dat een achttal predikanten, die naar een bepaalde kerkgemeenschap over wilden gaan, het blad “Bewaar het Pand” hebben gesticht. Persoonlijk heb ik de vergadering van oprichting meegemaakt. Het plan voor een blad was al tevoren gemaakt. Van “acht predikanten” weet ik niet. Van een beraamde overgang helemaal niet, zoals hier staat. Er zullen veel menselijke dingen geweest zijn, maar voor mij staat het vast, dat er de oprechte begeerte was om binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken de schriftuurlijk-bevindelijke prediking te zoeken! Het lijkt me goed dat zulke “legenden”, als hier op schrift gesteld., verdwijnen.

Sprekende woorden.

Er wordt in deze dissertatie veel goeds gezegd. Er is veel uit te leren. De hoofdstukken over de gemeentepolitiek en die in de Staten zijn, vooral voor die er mee te maken hebben, zeer onderwijzend. Ze laten ook zien dat er binnen de kring van dit volksdeel bekwame nuchtere bestuurders gevonden werden en worden. We noemen hier maar de naam van de vroegere burgemeester D. Kodde: eenvoudig en wijs in de vreze des Heeren. Graag geef ik hier de sprekende woorden door van Daniël Bakker, die de schrijver in de laatste paragraaf van zijn boek aanhaalt: “Ach mensch! Daar is nooit zulk een kwade tijd geweest, of we kunnen er onze God in dienen! Het hapert niet aan de tijd, maar aan ons”. Die woorden gelden ook voor de tijd waarin wij leven. Het is goed de tijden te onderscheiden... maar zichzelf te kennen is beter om God te dienen in de vreze des Heeren, ook in 1993.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 januari 1993

Bewaar het pand | 12 Pagina's

In conflict met de cultuur.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 januari 1993

Bewaar het pand | 12 Pagina's