Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd (12)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd (12)

De Samaritaanse vrouw

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Jezus antwoordde en zeide tot haar: Een ieder, die van dit water drinkt, zal wederom dorsten; maar zo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, dien zal in eeuwigheid niet dorsten, maar het water dat Ik hem geven zal, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven.”

Beste jongelui!

“Jezus antwoordde en zeide tot haar....” Wie de artikelen tot nu toe gevolgd heeft, zal twee dingen hebben opgemerkt, namelijk dat het hier een vraag en antwoordspel is. Het is natuurlijk geen spel in de letterlijke zin van het woord. Doch ik gebruik dat woord om jullie te doen verstaan, dat Jezus begonnen is met vragen. Dat lokt bij de vrouw antwoorden uit. De vrouw heeft op haar manier ook aan Jezus vragen gesteld. Die vragen werden ook door Jezus weer beantwoord. Daar zit natuurlijk voor ons ook lering in. Door middel van vragen en antwoorden, kun je veel aan de weet komen. Jezus vraagt aan ons om Hem te dienen. Dat is Hij waard. Volg Mij! is een bekende uitdrukking in het Woord van God. De vraag is of we dit ook doen? Velen geven helemaal geen acht op deze zo belangrijke vraag. Het is eigenlijk nog meer dan een vraag. Het is een opdracht. En daar niet eens op te letten, is natuurlijk wel een zeer verschrikkelijke zaak. Want als een baas in het natuurlijke leven een opdracht geeft, dan wordt dit ter harte genomen en ook uitgevoerd. Wanneer dat laatste niet het geval is, dan komt men er wel achter, wat men gedaan heeft. Want dan staat ontslag te wachten.

Er zijn ook anderen. Wanneer de opdracht tot hen komt, om Jezus te volgen, dan begint men allerhande tegenwerpingen te maken. Zo in de zin van: Hoe moet dat? Ik kan dat niet! Enz.. Doch daarmede is de zaak niet afgedaan. Want Jezus gaat door met vragen te stellen. Namelijk, hoe het komt dat men in een staat van onvermogen verkeert. Dat is tenslotte de eigen schuld van elk mens. Doch breng hem dat nu maar eens aan de weet. Dat is een menselijk onmogelijke zaak. Gelukkig! Want hetgeen bij mensen onmogelijk is, dat is mogelijk bij God. De Heere wil dan ook dat een mens het alleen van Hem verwachten zal. Bij degenen die Hem van de Vader gegeven zijn, gaat Hij daarom door. Als hij niet door ging, dan was het gesprek met deze vrouw allang afgelopen.

Mogelijk merkt deze of gene op: Dat is het nu maar net. Je moet tot de gegevenen des Vaders behoren. En als dat niet het geval is, dan valt men er altijd naast.

Ik kan hier alleen maar zeggen, dat de Samaritaanse vrouw dat ook niet wist, namelijk dat zij een gegevene van de Vader was. Dat was voor haar een verborgenheid. En dat is het voor elk mens van nature. Niemand weet of hij uitverkoren is, of niet. We moeten hetgeen God voor ons verborgen heeft gehouden, ook verborgen laten. Wij zijn gehouden aan hetgeen God heeft geopenbaard. En dan is het duidelijk dat niemand zich schuil kan houden, door de leer van de uitverkiezing te gebruiken, om inmiddels rustig te blijven die hij is. Want een mens heeft en houdt zijn verantwoordelijkheid. Hij wordt daar ook op aangesproken, en tenslotte op beoordeeld. Onverschilligheid kan ten deze tot veroordeling leiden. Want een ieder die zich niet bekeert, zal het eens uit Zijn mond moeten vernemen: “Gij hebt niet gewild, dat Ik Koning over u zou zijn.”

Jezus zet dus het gesprek met deze vrouw voort. Hij antwoordde en zeide tot haar: Een ieder die van dit water drinkt, zal wederom dorsten. Hij bedoelt daarmede natuurlijk het water uit de Jacobsbron. Dat was heel gewoon water. Daarvan te drinken is nodig tot onderhoud van het natuurlijke leven. Dat mogen we niet vergeten. Een mens heeft een ziel. Doch hij heeft ook een lichaam. En dat moet ook onderhouden worden. Daar heeft de Heere ook de middelen voor gegeven. En die middelen moeten worden gebruikt. Hij doet Zijn hand open en verzadigt al wat er leeft. Hij verzadigt al wat er leeft. Dat wil zeggen, dat Hij de middelen tot verzadiging ook moet zegenen. Want als we de levensmiddelen gebruiken en de zegen des Heeren daarover niet verwachten, maar verachten, dan is dit natuurlijk een verachten van de goedertierenheden des Heeren. En dat is een zeer groot kwaad.

Als ik dit schrijf, dan denk ik er aan, dat we in de tijd van het jaar, dat er hier en daar weer biddagen gehouden worden. Biddagen voor het gewas en allerhande arbeid, zoals dat genoemd wordt. Dat is nodig. Want elk mens is in alle dingen, ook wat het natuurlijke levensonderhoud betreft, afhankelijk van de Heere. Want niemand kan, als het er op aan komt, nog niet één grasspriet laten groeien.

Dat door de massa daar niet aan gedacht wordt, laat ons alleen maar zien, hoe blind een mens is. Ik hoop dat jullie het goed zullen beseffen, dat we, ondanks al ons kennen en kunnen, toch steil en diep afhankelijk blijven van God. En dat maakt de biddagen niet tot een overbodige zaak, doch tot een zeer nodige zaak. De Heere zegt niet voor niets, dat we Hem in alles moeten erkennen. God geve het een ieder recht te beseffen.

Dat neemt niet weg, dat het waar is, wat Jezus tegen die vrouw zei: Een ieder, die van dit water drinkt, zal wederom dorsten. Want het natuurlijke water heeft betekenis voor het natuurlijke leven. En om dat in stand te houden, moeten wij er dagelijks op uit, om “dit water” te bekomen. Kortom: We moeten werken voor ons dagelijks brood.

Doch er is meer. De Heere Jezus heeft gezegd: “Werkt niet om de spijze die vergaat, maar om de spijze die blijft tot in het eeuwige leven.....” Joh. 6:27.

Dat wil natuurlijk niet zeggen dat men niet werken moet voor het “dagelijks brood”. Want dan geldt: Wie niet werkt zal ook niet eten. Doch hij heeft willen zeggen, dat men niet alleen moet werken voor het dagelijks brood. Dat is nodig voor het lichaam. Doch de mens heeft ook een ziel. En daar moet ook voor gewerkt worden. Wie alleen maar werkt om zijn natuurlijke behoeften te bevredigen, om zijn natuurlijke dorst te lessen, die zal eenmaal met de rijke man eeuwig moeten dorsten.

Wij moeten op aarde ook leren dorsten naar geestelijke drank. Jullie kennen ongetwijfeld wel Psalm 42:1: Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel, tot U, o God. Daar gaat het over. Daar wil de Heere Jezus deze vrouw ook naar toe brengen. Dat blijkt uit het vervolg: “Maar zo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, dien zal in eeuwigheid niet dorsten, maar het water dat Ik hem geven zal, zal in hem worden een fontein, springende tot in het eeuwige leven.”

“Het water, dat Ik hem geven zal”. Dat is natuurlijk niet het water uit de Jacobsbron. Doch het is water dat, geestelijk, uit Hem voortkomt. Hij is de Levensbron. Wat uit Hem voortkomt, is ook door Hem voortgebracht. Het wijst op het Borgwerk van Hem. Dat is het werk dat Hij verricht heeft, tot de zaligheid van een ieder die in Hem gelooft. Wanneer dit toegepast wordt door de Heilige Geest, Die het geloof werkt, dan geeft dit verzadiging ten eeuwigen leven. Dat is een wonderlijke zaak. In de wedergeboorte wordt men de Heere Jezus Christus ingelijfd. Men wordt dan één Geest met Hem. Men wordt dan verbonden aan Hem. Het geloof is dan de voe-dingsader, waardoor het geestelijke voedsel vloeit. Vloeibaar voedsel. Dat is de melk van het zuivere Woord van God. Daar is men dan als een nieuwgeboren kind, zeer begerig naar. Terwijl het genoten wordt, smaakt het. Men proeft er zoetigheid uit. Het verkwikt. Het geeft leven aan de ziel. Men is dan echt verzadigd. Men is dan blij. Zeer vrolijk in de Heere. Het wordt in hen een fontein, springende tot in het eeuwige leven.

Als de Heere over een “fontein” spreekt, is dat natuurlijk beeldspraak. Het is een rijk beeld. Want een fontein wordt gevoed uit verborgen aders. Die door het geloof aan Jezus verbonden is, die heeft het eeuwige leven in zich blijvende. Het is alsof Jezus tot deze vrouw zeggen wil: “Vrouw, als je niet verder komt, dan de Jacobsbron, dan zult ge sterven. Uiteindelijk de eeuwi- ge dood. Je moet Mij hebben. Ik ben de Levensbron”. Het geheim daarvan is, dat Hij heeft willen dorsten, willen sterven, om doodswaardigen, die eeuwig zouden moeten sterven en dorsten, het eeuwige leven te kunnen geven. Dat is het leven dat verzadiging van vreugde geeft. Wie dat beleven, drinken uit Hem, die de Fontein des levens is, die worden er dronken van. Wonderlijke dronkenschap. Paulus doelt daarop, als hij zegt: “Wordt niet dronken van wijn, maar wordt vervuld met de Heilige Geest.” Wanneer Paulus dit schrijft, is dat natuurlijk in zijn tijd geen overbodige zaak geweest. Er waren toen ook

mensen, die wel eens te diep in het glaasje keken. Hij zegt niet dat men geen wijn gebruiken mag. Want dat was in zijn tijd de gewone volksdrank. Denk maar aan de bruiloft te Kana. Doch te veel is altijd schadelijk. Dat is het nu nog. Daarom: Wordt niet dronken van wijn, maar wordt vervuld met de Heilige Geest. Die leidt alleen in alle waarheid. Het zij daarom ons aller bede: Och, schonkt Gij mij de hulp van Uwen Geest......

Doch ik moet weer gaan eindigen. Veel vervulling zij jullie toegebeden. Jullie aller vriend,

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 maart 1993

Bewaar het pand | 10 Pagina's

Voor de jeugd (12)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 maart 1993

Bewaar het pand | 10 Pagina's