Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gebeurt er nog iets? (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gebeurt er nog iets? (2)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vorige keer vroegen we ons af of er nog wel iets gebeurt onder de wekelijkse bediening van het Woord. Die vraag bracht ons direkt bij het onderwerp waarover deze artikelen gaan: de Heilige Geest en de prediking. als er onder de verkondiging van het Woord zegen valt, dan is dat immers te danken aan de krachtige werking van de Geest van God. En anderzijds: als het onder de prediking zo bladstil blijft, dan blijkt daaruit dat de Heilige Geest Zich terugtrekt. We dienen ons in zo’n geval af te vragen, wat daarvan de oorzaak is. De Schrift laat ons immers duidelijk zien, dat wij de Geest kunnen weerstaan, bedroeven, of zelfs uitblussen door onze zonden. Tegen deze achtergrond hebben we ons in de vorige aflevering beziggehouden met de verhouding tussen de Heilige Geest en de prediker. In dit en in het volgende artikel gaan we vooral in op de relatie tussen de Geest en de Boodschap die de prediker dient te brengen.

Predik het Woord

Het gaat dus om de vraag: hoe moet er gepreekt worden? Nu is het mogelijk om over dat onderwerp een lange reeds artikelen te schrijven. Dat is echter niet de bedoeling. Het is me er in deze artikelen alleen maar om te doen enkele belangrijke aspecten van de verkondiging van het woord aan te stippen.

Het ligt voor de hand om te beginnen met de vraag: welke prediking wil de Heilige Geest in het bijzonder gebruiken om zondaren tot bekering te brengen en Gods kinderen te onderwijzen in de verborgenheden van het geloof? Op die vraag is maar één antwoord mogelijk: een prediking die niets anders wil brengen dan het Woord van God. De Reformatie heeft ons geleerd dat het Woord alléén gepredikt moet worden en ook dat het vólle Woord in de verkondiging moet doorklinken. De laatste tijd heb ik nogal wat preken van Calvijn gelezen en het is me opnieuw opgevallen, hoezeer zijn prediking doordrenkt is van de Schriften. We zouden hier de vergelijking kunnen trekken met een spons die verzadigd is van water, zó vol zijn de preken van Calvijn van het Woord van God! Een bijbels-reformatorische prediking kan daarom nooit voor het grootste deel gevuld worden met allerlei verhaaltjes over wat mensen ervaren hebben. Er is natuurlijk niets op tegen, als zo af en toe een verhaal verteld wordt ter illustratie, maar dit mag nooit de boventoon gaan voeren. Een schriftuurlijke prediking mag zich ook niet verliezen in een aaneenrijging van bekende klanken of termen. Toen ik jong was, hoorde ik vanaf de kansel nogal eens met afkeuring spreken over predikers die niet anders doen dan “roeren in een pot met woorden”. Nu eens valt er dit woord uit en dan weer dat woord, maar het is altijd voorspelbaar en eigenlijk altijd hetzelfde! Neen, een prediker, die op bijbels-reformatorische wijze het Woord wil bedienen, zoekt uit de Schrift oude én nieuwe schatten op te diepen. Want het gaat om het verkondigen van wat de heilige God in Zijn Woord tot ons te zeggen heeft!

De persoonlijke toepassing

Nu zal het bovenstaande in kringen waar het erfgoed van de Reformatie hoog gehouden wordt, vrijwel algemene instemming vinden. Laat het echter ook duidelijk zijn dat we er niet mee kunnen volstaan om te zeggen dat het Woord alleen verkondigd moet worden. Dat Woord moet namelijk ook heel persoonlijk aan het hart van de hoorders gelegd worden; het moet persoonlijk worden toegepast. In één van zijn preken brengt Calvijn dit scherp en helder onder woorden:

“Als ik de Heilige Schrift uitleg, moet dit altijd mijn regel zijn, dat degenen die mij horen nut ontvangen uit het onderricht dat ik geef en dat zij erdoor gesticht worden en het hun tot heil is. Als ik niet die drang heb, als ik er niet voor zorg dat degenen die mij horen gesticht worden, pleeg ik heiligschennis en maak ik Gods Woord te schande”.

Vanzelfsprekend bedoelt Calvijn in deze woorden allereerst dat de tekst zorgvuldig moet worden uitgelegd. Maar als de preek blijft steken in de verklaring van het Schriftgedeelte, wordt het Woord niet echt en ook niet recht verkondigd. In onze tijd zegt men graag, dat het in de prediking gaat om het “verhaal” van Israel, of van Messias Jezus, waardoor mensen “meegenomen” zouden worden. Maar als we volstaan met het “verhaal”, terwijl het Woord niet heel persoonlijk en indringend aan ons hart gelegd wordt, is van preken eigenlijk geen sprake meer!

De Schrift zelf wijst ons aan dat de verkondiging van het Woord persoonlijk op de harten van de hoorders gericht moet worden. Ik denk bijvoorbeeld aan de grote opdracht die de Heere Jezus aan Zijn discipelen gaf na Zijn opstanding. Hij zei hen dat “in Zijn Naam gepredikt (moest) worden bekering en vergeving der zonden, onder alle volken, beginnende van Jeruzalem” (Lukas 24:47). Daarmee gaf Hij aan dat hun uitleg van de Schriften erop gericht moest zijn dat de mensen dringend en persoonlijk geroepen zouden worden tot bekering en dat hun betuigd zou worden hoe zij vergeving van hun zonden kunnen ontvangen. Zó hebben de apostelen ook gepreekt. We halen slechts enkele teksten aan uit het boek Handelingen. Op de Pinksterdag zegt Petrus aan het einde van zijn preek heel persoonlijk tot de mensen die verslagen tot hem komen: “Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in de naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden” (Hand. 2:38). Opvallend is die tweeslag: bekering én vergeving der zonden. We treffen die ook aan in de rede van Petrus voor de hoge raad, wanneer hij getuigt: “Deze (Jezus) heeft God door Zijn rechterhand verhoogd tot een Vorst en Zaligmaker om Israel te geven bekering en vergeving der zonden” (Hand. 5:31). En wanneer we verder zouden nagaan hoe de apostelen gepreekt hebben, zou het beeld niet wezenlijk veranderen. Zij legden het Woord heel persoonlijk aan het hart van allen die het hoorden. En het is prediking waar de Heilige Geest zo rijk in meekwam!

Met twee woorden

In die twee kernwoorden “bekering” en “vergeving der zonden” wordt overigens nog méér gezegd. Ze maken niet alleen duidelijk dat het Woord persoonlijk op het hart van de hoorders gericht moet zijn, maar geven ook aan hoe dat moet gebeuren. Door telkens met deze twee woorden te spreken geeft de Schrift aan, dat wij in de toepassing een bijbels evenwicht dienen te bewaren. De prediking wordt namelijk schromelijk eenzijdig, wanneer we het éne aspect zouden

benadrukken ten koste van het andere. Als in de persoonlijke toepassing alleen het element van de vergeving van zonden aan de orde komt, terwijl de noodzaak van de bekering niet of nauwelijks functioneert, is een haast oeverloze oppervlakkigheid het gevolg. In zulke preken zullen veel “bemoedigende” woorden te horen zijn. Er kan ook heel positief gesproken worden over een “rijk evangelie van Gods genade”. Toch schittert die genade niet echt, omdat niet naar voren komt waarom we die genade nodig hebben, hoe we die genade verkrijgen en wat die genade in ons leven uitwerkt. Want als het element van de bekering vervaagt, raken de diepe schachten van schuld en zonde onderbelicht en blijft duister waarom ons hart radicaal vernieuwd moet worden. Zo’n eenzijdige, oppervlakkige prediking valt onder het scherpe oordeel van de profeet: “Zij genezen de breuk van de dochter Mijns volks op het lichtst, zeggende: “Vrede, Vrede!”, doch daar is geen vrede” (Jer. 6:14; 8:11).

We kunnen echter ook in een andere eenzijdigheid vervallen. Als we de noodzaak van de bekering krachtig naar voren brengen, terwijl de vergeving van zonden in de schaduw blijft, is een wettische prediking het gevolg. Dan wordt de eis tot bekering als een zweepslag over de gemeente gelegd:

“Je moetje bekeren.....!” Dat er bij de Heer vergeving is, zelfs voor de grootste zondaar, blijft echter in nevelen gehuld. Ook wordt niet duidelijk, hoe God die genade wegschenkt. Wat moet iemand die vastgelopen is met zichzelf met zo’n boodschap. Hij hoort dat hij zich moet bekeren en hij is er innerlijk diep van overtuigd, dat dat ook dringend nodig is. Maar hij ziet dat hij zichzelf onmogelijk kan bekeren. In zijn binnenste brandt de vraag: Hóe moet ik zalig worden? Op die vraag vindt hij geen antwoord in een wettische bekeringsprediking en trouwens ook niet in een oppervlakkige prediking van de vergeving. Om hier geestelijke leiding te geven is het nodig dat bediening van het Woord haar bijbels evenwicht bewaart. Zij dient met twee woorden te spreken: Bekering én vergeving der zonden! En wat die twee woorden inhouden dient zij ook uit te leggen naar het hart van de zondaar toe.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 oktober 1993

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Gebeurt er nog iets? (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 oktober 1993

Bewaar het pand | 12 Pagina's