Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een gebed om levendmaking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een gebed om levendmaking

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mijn ziel kleeft aan het stof; maak mij levend naar Uw woord

Wie de dichter van de langste Psalm is geweest, weten wij niet. Waarschijnlijk is het nog een jonge man geweest. In vers 9 bidt hij immers: “Waarmede zal de jongeling zijn pad zuiver houden?” En hij wist ook het antwoord: “Als hij dat houdt naar Uw Woord!” Heel deze lange Psalm tintelt van leven, van geestelijk leven, van leven uit Christus, buiten Wien er toch geen leven is. De jonge dichter is een levend-gemaakte zondaar. En juist daarom heeft hij last van de dood, kan hij het in de dood niet uithouden. Vandaar in onze tekst zijn bede om levendmaking: maak mij levend! Want hij voelt zich als het ware omklemd door de grijparmen van de dood.

“Mijn ziel kleeft aan het stof’, zo klaagt hij tot zijn God.

Wat bedoelt hij daarmee te zeggen? Dit woord is overbekend en het wordt vaak gebruikt. En dan in die zin, dat het een klacht zou zijn van een kind van God, dat zich nog zo aardsgezind bevindt en daarom maar al te weinig hemelsgezind. Mijn ziel kleeft aan het stof! Ik ben nog zo aan de aarde verkleefd, ik word nog zo in beslag genomen door de dingen van beneden, door de wereldse beslommeringen, aangetrokken door aardse genoegens, zorgen en zonden.

Nietwaar? In die zin wordt deze klacht doorgaans opgevat en gebruikt. En dan wordt de bede: “maak mij levend” een gebed om kracht tot heiligmaking. En wie van degenen die de Heere vrezen zou deze klacht en dit gebed niet kennen?

Maar toch: dit is in onze tekst niet zozeer aan de orde. Althans niet in de eerste plaats.

De dichter bevindt zich in moeilijke omstandigheden. Hij wordt door vijanden omringd. Hij verkeert zelfs in levensgevaar. Vandaar ook zijn bede: “geef mij niet over aan mijn onderdrukkers; hoe vele zullen de dagen uws knechts zijn?; zij hebben mij bijna vernietigd op aarde; aanzie mijn ellende!” Kortom: de dood dreigt! Mijn ziel kleeft aan het stof. En stof is in de Schrift het teken van de dood: stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren. En als nu de dichter klaagt: “mijn ziel kleeft aan het stof’, dan spreekt hij daarmee uit, dat hij in zijn verdrukking en ellende als het ware in de omarming van de dood ligt. En als hij dan klaagt: “mijn ziel kleeft aan het stof’, dan bedoelt hij met zijn ziel zijn hele persoon, maar dan opgevat in zijn diepste levensbeginsel, waar zijn denken en gevoelen wortelt, ook zijn kennen van God, zijn geloof, zijn godsvrucht.

Als de dichter klaagt: “mijn ziel kleeft aan het stof’, dan drukt hij daarmee uit, dat hij, in al de ellende die hij doormaakt, als het ware in de poorten van de dood ligt. Ook met zijn geestelijk leven, met zijn vreze Gods, met Gods beloften, met zijn ijveren voor de eer van God, met zijn hopen op Gods genade. Alles neigt naar de ondergang.

Mijn ziel kleeft aan het stof. Kleven! Het is de zuigkracht van de dood, die hem naar beneden trekt, die heel zijn leven dreigt te verslinden. Zo hebben ook de kanttekenaars het opgevat. Daar staat: mijn ziel kleeft aan het stof; dat is: ik ben schier dood en in de aarde begraven!

Kunnen er in het geestelijk leven geen tijden zijn, waarin Gods kind in sombere moedeloosheid geen doorzicht, geen uitzicht meer heeft, geen toekomst meer ziet, waarin alles donker is.

Zo is het bij de dichter. Zijn ziel kleeft aan het stof. Alles neigt naar de dood. Maar juist omdat hij een levendge-maakte zondaar is, benauwt hem dat. Hij kan het zo niet uithouden.

En vanuit die beklemming van de doodsmachten roept, smeekt hij tot God: “maak mij levend!”

Maak mij levend! Nee, het is hier, niet de bede om de eerste levendmaking, om de wedergeboorte. Nee, zijn klacht en zijn gebed zijn juist bewijs en vrucht van zijn levendmaking.

Zie, de dichter ziet zijn leven als aan de mond van het graf; hij zal sterven: mijn ziel kleeft aan het stof!

Welnu, dan kan die bede: “maak mij levend” niet anders betekenen dan: “verlos mij, red mij van de dood!” En dan niet alleen van de lichamelijke dood, van het verloren gaan van zijn toekomst en verwachting. Dat ook! Maar dan toch nog dieper: “Heere, maak mij levend, verlos mij van de dood in zijn volle omvang, van alle werkingen van de dood, van mijn zonde, die mij des doods waardig maakt, van het oordeel des doods, dat ik verdiend heb, van de duivel als de geweldhebber des doods, die het mij zo benauwd maakt. O God, maak mij levend. Laat het leven dat uit Christus is, Die toch de dood en alle doodsmachten heeft overwonnen, mijn ziel doortrekken!”

Maak mij levend. Het is de bede van een zondaar, die door de dood wordt bedreigd en benauwd, maar die het in de dood niet kan uithouden.

Maak mij levend! O, zalig wie deze bede kent. Want ze wordt zeker verhoord. Om Christus’ wil!

Maak mij levend! In de diepste zin is het de bede van Christus Zelf. Hij heeft, o God, van U begeerd het onverganklijk leven. En Gij hebt het Hem gegeven. Gij zult Mijn ziel in de hel, in de dood, niet verlaten. Gij zult niet toelaten, dat Uw Heilige de verderving zie!

En nu is het Pasen geweest. Christus is levend gemaakt. Als Borg voor al de Zijnen. Hij is in Zijn levendmaking gerechtvaardigd, vrijgesproken, door de Vader van alle schuld en straf en dood, die Hij droeg voor heel Zijn uitverkoren bruidskerk. En voor allen, die nu met die bede: “maak mij levend” tot God komen, heeft Hij die levendmaking verworven.

Wat ligt hier een ruimte voor ellendi-gen, die last hebben van de dood. Ze kunnen niets meebrengen en aanbieden dan het stof van de dood, en de smeking: maak mij levend!

Maar dan zegt de levende Christus: Ik leef, en gij zult leven! Wie in Mij gelooft, zal leven, al ware hij ook gestorven. Wie in Mij gelooft, zal niet sterven in der eeuwigheid.

Maak mij levend!

Och, als deze bede u nog helemaal vreemd is, als u nog nooit last kreeg van uw doodstaat en daardoor blijk geeft nog geheel aan de dood te zijn onderworpen: kom nu toch eens tot stilstand op uw heilloze weg. Het is zo vreselijk dood te zijn en daarom op weg naar de eeuwige dood.

God zweert toch bij Zichzelf geen lust te hebben in uw dood, maar in uw leven. En Hij heeft Zijn lieve Zoon gegeven, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet zou sterven, maar eeuwig leven.

Kom nu eens onder de indruk van de goedertierenheid van God. U zondigt niet alleen tegen Gods wet, maar u miskent ook Zijn genade en zondaarsliefde. Val toch, eer ge sterven moet, met uw zonde aan Jezus’ voet!

Moet u klagen: mijn ziel kleeft aan het stof? U wordt door de dood omarmd, omklemd. U vreest door de dood te worden verzwolgen? U kunt alleen nog smeken: O God, maak mij levend!

Houdt aan en grijp moed: uw hart zal vrolijk leven!

Nooddruftigen, veracht Gods goedheid niet!

Maak mij levend. Biddend pleitend: doe het, Heere. Naar Uw Woord. Naar Uw eigen woord, Heere: zoek Mij, en leef!

Heere, daar houd ik U aan. Aan Uw eigen woord!

Maak mij levend. Naar Uw woord!

Ds. M. Vlietstra.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 mei 1994

Bewaar het pand | 10 Pagina's

Een gebed om levendmaking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 mei 1994

Bewaar het pand | 10 Pagina's