Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd (31)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd (31)

De Samaritaanse vrouw

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

“En ondertussen baden Hem de discipelen, zeggende: Rabbi, eet. Maar Hij zeide tot hen: Ik heb een spijze om te eten, die gij niet weet.

Beste vrienden,

De vrouw is in Sichar aangekomen. Zij heeft daar geen goed van zichzelf gesproken. Dat zou niet mogelijk geweest zijn. Want zij was een slechte vrouw.

Zij heeft wel goed van Jezus gesproken. Dat kan niet anders. Want Hij heeft nooit iets onbehoorlijks gedaan. Hij is gekomen om te zoeken en zalig te maken, datgene wat verloren was.

De inwoners van Sichar geloofden de vrouw. En zij gingen uit om Jezus Zelf te zien en te horen.

Johannes heeft dit allemaal beschreven. Wij hebben geprobeerd, om op eenvoudige wijze het een en ander jullie mee te delen.

Johannes gaat dan niet verder, met te vertellen hoe het met die Samaritanen verder gegaan is. Hij gaat even over op een ander gedeelte uit deze geschiedenis. Wij moeten dus het verhaal van die Samaritanen ook even laten rusten. Wij komen daar later D.V. nog wel op terug.

“En ondertussen......”

Terwijl zij uit de stad gekomen waren, en bij Jezus aangekomen waren, is de vrouw vertrokken. Zij waren in de stad eten wezen kopen. Want, zo hebben wij het gehoord, Jezus was vermoeid (Joh. 4:6) bij de Jacobsbron achtergebleven. Hij was een mens van gelijke beweging gelijk alle anderen. Hij had behoefte aan rust. Hij had ook behoefte aan eten en drinken. De discipelen hebben in deze natuurlijke behoeften - eten en drinken - zoeken te voorzien. Zij hebben Hem dit gepresenteerd. Zij dachten niet anders dan dat Hij er op zat te wachten. Vermoeid als Hij was, zou Hij wel met twee handen hebben aangegrepen, wat zij voor Hem hadden meegebracht. Hij zou blij geweest zijn dat Hij Zich nu te goed zou kunnen doen, aan datgene wat zij voor Hem hadden meegebracht.

Doch tot hun verbazing moesten zij zien, dat Jezus op dit moment helemaal geen behoefte aan eten bleek te hebben. Daar stonden zij nu met hun eten en drinken. Jezus kijkt er niet eens naar.

Wat moeten zij nu doen? Ik zie ze met al hun goede bedoelingen, min of meer verlegen staan. Tenslotte wordt de stilte verbroken. Zij baden Hem: Rabbi, eet! Dat zij Hem baden, zegt ons, dat zij bij Hem aandrongen, op een eerbiedige wijze, om van het door hen meegebrachte gebruik te maken. Het waren echt nog discipelen. Dat zijn leerlingen. Zij moesten nog heel veel leren. Zij dachten dat Jezus van hen afhankelijk was. Dat Hij het van hen hebben moest. Je kunt hen deze gedachte niet kwalijk nemen. Al had Hij hen geroepen. Al waren zij Hem gevolgd. Al was de liefde tot Hem in hun hart uitgestort. Zij kenden Hem nog lang niet ten volle. Door degenen die Jezus hebben mogen leren volgen, wordt ook nu niet alles op één dag geleerd. Het gehele leven is een leerschool. Een school waarop veel moet worden afgeleerd, en ook veel moet worden aangeleerd. Men moet afleren dat men ook zelf nog iets aan zijn zaligheid zou kunnen toedoen. En men moet leren, dat Jezus ons niet nodig heeft en dat wij Hem wel nodig hebben. Dat wij Hem helemaal nodig hebben. Dat wij niets kunnen doen en ook niets behoeven te doen, en dat Hij alles moet doen, en ook wil doen.

In het vervolg gaat Jezus daaromtrent hen onderwijs geven. Want als zij bij Hem staan aan te dringen om te eten, zegt Hij tot hen: Ik heb een spijze, die gij niet weet. Wat dat was, wisten zij nog niet. Althans, nu nog niet. Zij zouden het wel te weten komen. Doch dan moesten zij daaromtrent nog weer nader onderwezen worden.

Als zij Jezus horen zeggen: Ik heb een spijze die gij niet weet, dan kijken zij elkander vol verbazing aan. Van hetgeen Jezus zegt, begrijpen zij niets. Dat blijkt uit hetgeen zij tegen elkander zeiden. Let wel: Zij zeiden tegen elkander. Niet tegen Jezus. Het is mogelijk bescheidenheid geweest, dat zij het niet tegen Jezus zeiden: Heeft iemand U te eten gebracht? doch dat zij het tot elkander zeiden. Zij verkeerden in raadselen. Zij begrijpen er niets van.

Jezus ziet dat en Hij hoort het hen tot elkander zeggen. Dit geeft Hem aanleiding om hen nader te onderwijzen. Wat is de Heere ten deze goed. Hij is een geduldige Leermeester. Hij wordt niet moede om iedere keer weer nader onderwijs te geven. Denken jullie daar ook wel eens over na? Want wij hebben al zo veel van Hem gehoord. Iedere keer weer, gaat Hij door met onderwijs te geven, in die dingen, die ter zaligheid van node zijn.

Wie nu eigenwijs is, vindt dit niet nodig. Hij weet het immers al lang, naar dat hij denkt. Verwonderen over Zijn geduld, doet men zich in het geheel niet. Het roept veeleer ergernis op. Ik hoop niet dat dit bij jullie het geval is. Doch veeleer dat het jullie tot verwondering strekken zal. Want wat Jezus in het vervolg tot verklaring gaat zeggen, is voor iemand die het om de Heere te doen is, van het allergrootste belang.

“Jezus zeide tot hen: Mijn spijze is, dat Ik doe de wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, en Zijn werk volbreng.”

Daar moeten jullie eens over na denken. De spijze van Jezus was te doen de wil van Zijn Vader. Dat was Zijn eten en drinken. Naar Zijn Godheid was Jezus wezenlijk aan de Vader. Hij was ook zelf God. Doch naar zijn mensheid was Hij ondergeschikt aan de Vader. Naar Zijn Godheid had Hij in de eeuwigheid mede besloten, wat er gedaan moest worden, om zondaren zalig te maken. En naar Zijn mensheid was Hij op deze aarde gekomen, om de wil van de Vader uit te werken. Hij heeft daartoe, door de werking van de Heilige Geest, vlees en bloed aangenomen uit de maagd Maria, en is de mensen in alles gelijk geworden, uitgenomen de zonde. Hij is voor 100% Mens geworden en geweest. Als zodanig is het Zijn spijze geweest, om de wil van de Vader te doen. Dat wilde Hij. En dat niet alleen als Mens voor Zichzelf, maar vooral als Mens, in de plaats van mensen. Als het over mensen gaat, dan denk ik aan Adam en al zijn nakomelingen. In het bijzonder dan Adam, die de eerste mens geweest is. Hij is goed door God geschapen. Hij heeft krachtens zijn “geschapen zijn” de wil en het vermogen gehad, om de wil van God te doen. Doch Adam is van God afgevallen. Tegen God opgestaan. Hij heeft niet langer begeerd om de wil van God te doen. Hij begeerde de wil van de duivel te gaan doen. En die heeft Hij gedaan. Hij heeft van de boom gegeten, waaromtrent God gezegd had: “Gij zult daarvan niet eten, want ten dage als ge daarvan eet, zult ge de dood sterven.” Ondanks dat hij de gevolgen van zijn daden wist, heeft hij toch die verboden vrucht gegeten. Het werd nu zijn spijze, zijn eten, zijn drinken om de wil van zijn vader te doen, dat is de duivel. Ontzaggelijke gedachte. Jezus heeft dat Zelf gezegd, en dat nog wel tegen in hun eigen ogen, vrome mensen: “Gij wilt altijd de begeerte van uw vader doen, dat is de duivel.” En dat is nu ons aller bestaan. De zonde is het eten en drinken van elk mens van nature. Daar hebben wij iedere keer weer trek in. In het zweet onzes aanschijns doen wij de werken van de vorst der duisternis. We eten ons dood aan de verboden vruchten. Het erge is, dat een mens van nature, daar niets van ziet. Zelfs niet, al stemt hij de waarheid verstandelijk toe.

Wie er aan ontdekt wordt, krijgt het in te leven, hoe ongelukkig hij/zij is. Ik hoop dat dit jullie overkomt. Dan gaan we de volgende keer verder. Inmiddels verblijf ik, jullie aller vriend

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 juni 1994

Bewaar het pand | 8 Pagina's

Voor de jeugd (31)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 juni 1994

Bewaar het pand | 8 Pagina's