Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De dienst der engelen terwille van de Kerk (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De dienst der engelen terwille van de Kerk (2)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ieder een beschermengel?

De dienst der engelen is een werkelijkheid in het leven van de ware gelovigen. We hebben het vorige keer gezien en vooral benadrukt, hoe ’n groot wonder of dat is. Nu komt de vraag op: wat houdt dit in? We kunnen het ook anders zeggen: waarin komt de dienst der engelen in het leven van Gods kinderen uit?

Hier dreigt het gevaar, dat men voorstellingen geeft, die niet overeenkomen met Gods Woord. Ik weet dat dit gezegd kan worden van meer zaken. Toch brengt de aard van de dienst der engelen het mee, dat we des te meer op onze hoede moeten zijn voor onschriftuurlijke gedachten of onschriftuurlijke uitwerking van op zichzelf niet verkeerde gedachten. Calvijn merkt in de Institutie ten aanzien van het getal en de orde der engelen op “...laat ons geloven, dat dit behoort tot die soort van verborgenheden, wier volle openbaring tot de jongste dag uitgesteld wordt”. We kunnen het ook zeker zeggen van die dienst der engelen terwille van de Kerk des Heeren.

Het lijkt me goed, dat we daarom eerst eens letten op een bepaalde voorstelling, die bij velen leeft nl. dat iedere gelovige een aparte beschermengel zou hebben.

Een oude gedachte

De gedachte van een aparte beschermengel is al spoedig binnen de eerste christelijke kerk openbaar gekomen. In zekere zin kan er gesproken worden van een aansluiting bij heidense voor stellingen en die leefden onder de Joden. De Grieken en Romeinen meenden al dat aan ieder mens een goede en een kwade geest moest toegeschreven worden. Onder het oude Israel was de gedachte niet vreemd dat iedere Israeliet een afzonderlijke geleide engel had.

In de oude christelijke kerk zijn zulke meningen overgenomen en meer christelijk verklaard en uitgewerkt. Uiteraard werd de gedachte op verschillende wijze naar voren gebracht. Soms had men het over een beschermengel voor alle mensen dan weer over een beschermengel alleen voor de gedoopten. We zouden daar meer van kunnen zeggen. Het gaat hier om de leer, die in de Roomse Kerk almeer is gaan overheersen. In het kort gezegd komt het er op neer, dat iedere gedoopte een beschermengel heeft, die hem bewaart, hem beweegt tot het goede en voor hem een voorspraak is in het uur van het sterven.

Ten aanzien van het laatste - dat die engel dus ook daarin ten goede werkzaam is - moeten we opmerken dat op die wijze aan deze engelendienst een soort bemiddelen wordt toegeschreven dat boven de gedachte van het beschermen uitgaat. Dit brengt ook weer mee, dat men de betreffende engelen ging vereren. Wel maakte men een verschil tussen de aanbidding, die alleen God toekomt en de verering van schepselen. Ondertussen betekende het vooral in de praktijk dat toch de engelen godsdienstig verheerlijkt werden.

In de tijd van de reformatie werd over ’t algemeen bezwaar gemaakt tegen de verering der engelen en de gedachte van de bemiddelende dienst. Luther bleef vasthouden aan de voorstelling van de beschermengel voor iedere gelovige, zoals deze trouwens bleef leven bij een groot deel van het kerkvolk. Calvijn en de meeste van de Gereformeerden hebben deze gedachte afgewezen. In zijn commentaar op Psalm 91 noemt hij die “een vals verzinsel”.

Beroep op Gods Woord

Er zijn meerdere schriftplaatsen, waarop men zich beroepen heeft - én beroept - om de mening te staven dat iedere gelovige een eigen beschermengel heeft. Ik noem hier enkele schriftplaatsen, die men aangevoerd heeft:

Daniël 10:13: “Doch de vorst des Koninkrijks van Perzië stond tegenover Mij één en twintig dagen: en ziet Michaël een van de eerste vorsten kwam om Mij te helpen, en ik werd aldaar gelaten bij de koningen van Perzië”.

Het is te begrijpen dat men deze tekst aangreep tot ondersteuning van de waarheid dat de engelen tot hulp van de Kerk zijn. Hier moet waarschijnlijk bij Michaël gedacht worden aan de engel die in Gods Woord meer dan één keer genoemd wordt in verband met de strijd tegen de boze engelen. Maar hier staat niets - hoe deze tekst ook verklaard wordt - van een beschermengel apart voor ieder van Gods kinderen. Temidden van de krachten, die opkomen tegen de Kerk des Heeren is dit een troost, dat Michaël te hulp zal komen.

Mattheüs 18:10: “Ziet toe, dat gij niet één van deze kleinen veracht. Want Ik zeg ulieden, dat hun engelen, in de hemelen, altijd zien het aangezicht Mijns Vaders, Die in de hemelen is”. Deze tekst is door de voorstanders altijd als één van de meest sprekende beschouwd. Staat er niet van de “kleinen” en “hún engelen”? Luther dacht daarbij aan de beschermengelen van de kinderen der gelovigen. Zo bewaart de Heere door middel van die engelen de kleine kinderen.

Hier worden de “kleinen” inderdaad bemoedigd en vertroost, ’t Gaat daarbij niet om de kleine kinderen, maar over hen die niet meetelden bij de groten in de dagen van Jezus’ omwandeling. Zij hebben van zichzelf geen grote gedachten en dringen zich niet naar voren. Zij gevoelen zich klein in zichzelf en tegenover God. Christus waarschuwt om hen niet te verachten, hen niet af te stoten. En dat wordt juist zo bijzonder in het licht gesteld door de toevoeging over de engelen, die het voor hen opnemen. Die engelen zien terwille van hén het aangezicht van Zijn Vader in de hemel. Zij hebben toegang in de hemel tot de troon van God. Zij verkeren steeds in Gods nabijheid en mogen de belangen van de kleinen daar voorhouden om telkens hun zorg aan hen te kunnen besteden in opdracht van God Zelf. Ziet, dan is er in dit Woord zeker een aanwijzing, een bemoedigende aanwijzing, hoe de Heere gedenkt aan die kleinen en de engelen daartoe beweegt en gebruikt.

’t Is nu even te doen om de uitdrukking: hun engelen. Betekent dat nu dat die kleinen allemaal en aparte engel hebben? Dat staat er niet. Het is mogelijk, dat er een aparte groep engelen door de Heere verkoren is om zorg te dragen voor de kleinen. Ook is het niet onjuist hier enkel te lezen, dat de kleinen door God aan de bijzondere zorg der engelen zijn toebetrouwd. Onze kanttekenaren zeggen dan ook bij “hun” niet meer dan: “Dat is, die tot hun beschutting en dienst gezonden worden” Hebr. 1:14.

We willen hier ook denken aan een veel aangehaalde tekst uit Handelingen 12. De geschiedenis is bekend. Petrus is door Herodes in de gevangenis gezet. De Heere laat hem door een engel uit de gevangenis halen. Hij wordt bevrijd. Als Petrus dan klopt op de deur van het huis van Maria en Rhodé hem herkent, dan doet zij Hem van blijdschap de deur niet open, maar boodschapt dat Petrus voor de poort staat. We lezen dan “En zij zeide tot haar: Gij raast. Doch zij bleef er sterk bij, dat het alzo was. En zij zeiden: Het is zijn engel” Handelingen 12:15.

Men zegt hier: ziet u nu wel dat de christenen in die tijd in het bestaan van verschillende beschermengelen geloofd hebben! Het lijkt echter niet aan te nemen, dat de uitdrukking “het is zijn engel” ook maar enigszins in die richting wijst. De kanttekeningen van de Statenvertaling noemen ook als mogelijke vertaling: “het is zijn bode”. En ook al zouden we hier wel denken, dat de vergaderden een engel op het oog hadden - zoals de kanttekeningen ook als mogelijkheid noemen - dan nog zegt dit niets over een bepaalde engel voor iedere gelovige. Het blijft dan nog zo dat het hier om één engel gaat, die in déze omstandigheden en in déze tijd voor Petrus gezonden is.

Een apocrief boek

We hebben allen wel gehoord van de apocriefe boeken. Het zijn boeken, die met een kleine letter gedrukt achter het Nieuwe Testament in de eerste uitgave van de Statenvertaling een plaats krijgen. ’t Gaat om geschriften, die de Roomse Kerk wel aanvaard had als te behoren tot Gods Woord maar die door de reformatoren niet als Goddelijk werden erkend. Duidelijk werd het door de Synode van Dordt gesteld dat dit uit moest komen bij de vertaling van deze boeken: ze kregen een plaats achter de canonieke boeken en er zou een voorrede voorafgaan, waarin gewaarschuwd werd om deze boeken niet te gebruiken tot bevestiging van enig leerstuk.

Eén van die boeken is het boek Tobias. Van de apocriefe boeken behoort het tot die het verst van ons afstaan. Het is een geschrift, dat een fantasierijk verhaal vertelt van één van de ballingen in Israel na de wegvoering door de Assyriërs naar Nivevé: Tobias. Tobias moest vluchten door de bedreiging van dat volk wegens zijn wetsgetrouw-heid. Het kostte hem al zijn bezittingen behalve tien talenten zilver. Toen hij na de dood van Sanherib later terugkeerde werd hij door blindheid getroffen. Het was voor hem een beproeving van God. Hij zond nu zijn zoon, die ook Tobias heette, uit om de tien talenten te halen, die hij destijds ergens in bewaring gegeven had.

Waar het ons nu om gaat is het verhaal van de reis van de jonge Tobias. Deze kreeg een reisgenoot mee om hem de weg te wijzen naar de plaats, waar de talenten waren. Deze reisgenoot is voor het oog een mens maar blijkt uiteindelijk een beschermengel te zijn. Die engel leidt de jonge Tobias langs de weg, verdrijft een boze geest en is uiteindelijk het middel tot genezing van de blindheid van vader Tobias. Tegen het eind van dit geschrift komt dat uit. Dan maakt deze reisgenoot zich als engel bekend. Hij is door God gezonden terwille van de beproefde vader Tobias, op zijn gebed.

Welnu, dat geschrift heeft een voorname plaats gehad bij de voorstelling die er gekomen is bij de dienst der engelen. Die voorstelling was ook vol met allerlei merkwaardige verhalen over beschermengelen, die we nergens in Gods Woord tegenkomen. We kunnen wel zeggen, dat het beroep op het apocriefe boek Tobias van de zijde van de Roomse Kerk, eigen zwakte openbaart. Eigenlijk is Tobias het enige boek, dat als een werkelijk bewijs zou gelden. Het is echter wel tekenend. Het gaat dan over een geschrift dat door de Joodse gemeente nooit erkend is van Goddelijke oorsprong te zijn en onbetrouwbaar van inhoud is. Zegt dat niet veel?

Een heel leger.....

We kunnen zeggen dat de leer van één aparte beschermengel niet steunt op Gods woord. Zo wordt er - buiten allerlei afwijkende dingen- in ieder geval méér gezegd, dan waarvan Gods Woord spreekt. Maar nu kunnen we het ook anders zeggen: zo wordt er ook van minder gesproken dan waarvan Gods Woord getuigt. Gods Woord spreekt er immers niet van dat God voor ieder van de Zijnen aan één engel gebonden zou zijn. De Heere heeft een leger engelen voor de zorg van Zijn gunstgenoten bestemd. Hij gebruikt die naar Zijn Goddelijke welbehagen. De éne keer: één engel voor één apostel als Hij Petrus uit de gevangenis verlost, de ándere keer een heel leger voor één profeet, de knecht van Eli sa ziet het; de berg vol vurige paarden en wagens. Zo verheerlijkt God ZichZelf door de dienst van de engelen tot heil van de Zijnen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 december 1994

Bewaar het pand | 10 Pagina's

De dienst der engelen terwille van de Kerk (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 december 1994

Bewaar het pand | 10 Pagina's