Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dr. Loonstra en de Bijbel (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dr. Loonstra en de Bijbel (2)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

We zagen een vorige keer dat Dr. B. Loonstra in zijn boek “De geloofwaardigheid van de Bijbel” onderscheid maakt tussen wat in de Bijbel de kern is en wat de aanwas is. Als hij dat zo stelt, is de vraag die hij vervolgens moet beantwoorden natuurlijk de vraag waar dat onderscheid precies ligt en wie vaststelt waar dat onderscheid ligt. Met andere woorden: Wie hanteert de sleutel die toegang geeft tot het juiste verstaan van de Bijbel? Kan iedere bijbellezer dat zelfstandig doen?

Een nieuw juk

Loonstra schrijft “Of iets tot de historische kern of eventueel tot een interpreterende aanwas van een verhaal behoort, kan niet worden beslist door een vooropgezet oordeel over wat kan of niet kan (....) maar alleen door onbevooroordeelde analyse” (p. 196).

Wat bedoelt hij met die zin? Dat onbe vooroordeelde mensen het bepaalde bijbelgedeelte grondig moeten ontleden en dan uitmaken wat tot de kern en wat tot de aanwas behoort. Maar dat vereist natuurlijk een grondige opleiding. Dat is vak-werk voor beroepstheologen. En dat moeten dan ook nog onbevooroordeelde theologen zijn. Bestaan die wel? Of is de veronderstelling dat een mens onbevooroordeeld tot de Bijbel kan naderen een illusie? Natuurlijk is dat een illusie! Ieder heeft toch een geloofsvooroordeel. Het is in feite tamelijk onnozel om te veronderstellen dat het anders is. Als we het hele betoog van Loonstra samenvatten komt het er in feite op neer, dat we voor het juiste verstaan van bepaalde bijbelgedeelten eerst goed op de hoogte moeten zijn van de context waarin dat bijbelgedeelte geschreven werd en wat het in die context betekende. Dan moeten we ook grondig kennis nemen van de context waarin wij nu zelf leven en waarin we dit bijbelgedeelte lezen. En dan pas kunnen we uitmaken wat dat gedeelte ons nu te zeggen heeft. Maar hoe is het in vredesnaam mogelijk dat dit allemaal onbevooroordeeld gebeurt? Zeker als de moderne twintigsteeeuwse theoloog dat zou moeten gaan doen. Het is voor mij dan geen vraag meer of het hek niet helemaal van de dam is. Hoeveel geloofwaardigs is er dan straks nog over?

Maar wat moet de eenvoudige bijbellezer met zo’n situatie beginnen? Hij heeft de theologen weer nodig om de Bijbel te verstaan. Ja, hij is helemaal van hen afhankelijk. Zij moeten voor hem uitmaken wat er staat en hoe het verstaan moet worden en wat hij wel en wat hij beter niet geloven kan. We krijgen weer een toestand die lijkt op de toestand waarin de kerk in de Middeleeuwen verkeerde, toen er enerzijds mensen waren die het wisten en anderzijds mensen die het niet wisten. Die laatste categorie was helemaal afhankelijk van de eerste. De kerk maakte uit wat de Bijbel zegt. Bij Loonstra is het dan niet meer de kerk, die dat uitmaakt, maar de onbevooroordeelde (?) theologen.

Arme mensen! Opnieuw onder het juk gebracht. Zullen we ons dat juk laten opleggen en daarmee de Reformatie op dit punt ongedaan laten maken?

Vrijheid van exegese

Mag Loonstra dan zo niet schrijven? Het hangt er maar van af welke norm hier aangelegd wordt. Gaan we uit van de vrijheid van meningsuiting dan heeft hij natuurlijk alle ruimte in ons land. Maar leggen we andere normen aan, dan is de vraag of hij zo schrijven mag nog niet zo spoedig bevestigend beantwoord. Hier zou gedacht kunnen worden aan het ondertekeningsformulier voor dienaren des Woords, waar de handtekening van Dr. Loonstra ook onder staat. Toen hij die handtekening zette heeft hij beloofd, dat hij de zuivere leer ijverig zou leren en getrouw voorstaan en dat hij niets dat daartegen in gaat zou leren of schrijven. Als ooit enig afwijkend gevoelen ten opzichte van deze leer bij hem zou opkomen zou hij dat niet openlijk en ook niet heimelijk voorstellen, leren of verdedigen, maar het eerst ter toetsing aan zijn kerkeraad, de classis of de synode voorleggen. Is dat ooit gebeurd? Loonstra zal tegenwerpen, dat hij wel binnen de gereformeerde schriftbeschouwing blijft en dat hij geenszins bedoelt daarvan af te wijken. Hij kan zich ook nog beroepen op de zogenaamde vrijheid van exegese. Maar dat beroep is niet erg sterk. Natuurlijk wijkt hij wèl af van de gereformeerde schriftbeschouwing, die van geen onderscheid weet tussen kem en aanwas. Loonstra kan wel beweren, dat hij de belijdenis van de inspiratie van de Schrift volledig handhaaft, maar niettemin capituleert hij voor de moderne schriftkritiek, als hij onze belevingswereld de norm maakt voor het al of niet letterlijk en normatief uitleggen van de Bijbel. En de vrijheid van exegese - die een groot goed is - is niet hetzelfde als de vrijheid om dwalingen te verkondigen!

Het dierbare Woord

Er is iets wat ik absoluut niet begrijpen kan. Niemand moet me dat maar kwalijk nemen. Misschien kan Loonstra het me uitleggen. Wat ik dan niet begrijp? De Bijbel is Gods Woord, zegt ook Loonstra. De Bijbel is geloofwaardig, zegt hij eveneens. Hij zal ook belijden, dat de Bijbel duidelijk is ten aanzien van de weg der zaligheid. Maar toch is het allemaal zo ingewikkeld. Ik heb theologen nodig, anders begrijp ik het verkeerd. Of ik moet zelf deskundig genoeg zijn om mijn tijd te analyseren en zodoende zelf uit te maken wat kem en wat aanwas is.

Maar hoe zit het dan met dat kinderlijk en eenvoudig geloof, waarmee ik de Bijbel wel eens aan mijn hart gedrukt heb omdat ik ondervond dat dit Woord een kracht Gods tot zaligheid is en ik zonder enige reserve kon geloven alles - letterlijk alles - wat erin geschreven staat? Als ik zo gesteld ben, ben ik toch waarlijk dicht in de buurt van het gereformeerde belijden aangaande de Schrift, als in art. 7 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis staat, dat “de leer daarvan zeer volmaakt en in alle manieren volkomen is”.

Als Loonstra met zijn boek gelijk heeft, wat moet ik dan aan met Jeremia’s getuigenis (15:16): “Als Uw woorden gevonden zijn, zo heb ik ze opgegeten en Uw woord is mij geweest tot vreugde en tot blijdschap mijns harten?” Jeremia vond die woorden kennelijk eetbaar van a tot z. En het Woord is toch spijs voor de ziel, brood uit de hemel? Maar bij Loonstra is het Woord een soort voorgebakken brood, dat eerst toch nog een poosje in onze oven moet voordat het eetbaar is. Of is het Woord een handvol noten, die eerst nog gekraakt moeten worden, voordat je er van eten kunt?

Wat blijft er zo nog van het dierbare Woord Gods over? Trouwens, waar blijft in heel het boek van Loonstra het getuigenis dat de Heilige Geest geeft in onze harten, dat deze Schriften van God zijn?

Welk doel is ermee gediend?

In het “Woord vooraf’ staat aangegeven met welk doel dit boek geschreven is. Of dat doel gediend is en of de doelgroepen, die Loonstra voor zich zag werkelijk van dit boek zullen profiteren kan ik niet beoordelen. Waar ik echter vuurbang voor ben is dat dit boek of een symptoom is van een op gang gekomen zijnde koersverandering ten aanzien van het schriftver-staan in onze kerken, öf dat het zal meehelpen die koersverandering tot stand te brengen.

Voorstanders van de “vrouw in het ambt” hebben nu een bron van binnen onze kerken waar ze zich op kunnen beroepen. Met Loonstra’s boek in de hand is het overigens wel duidelijk dat een pleidooi voor de vrouw in het ambt alleen maar gehouden kan worden als eerst dat fatale onderscheid gemaakt wordt tussen kem en aanwas en als de gereformeerde schriftbeschouwing wordt losgelaten. Maar Loonstra kan in de discussie die over de plaats van de vrouw gaande is, als getuige worden opgeroepen.

Ook op andere punten kan Loonstra’s boek meehelpen aan het vergroten van de verwarring en verwijdering in onze kerken. Als het gedachtengoed van Loonstra door meerderen wordt overgenomen en gedeeld, zal de vervreemding van elkaar in onze kerken alleen maar schrikbarend toenemen. En terecht zullen de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt nu ook aan onze kerken kunnen vragen of de leer bij ons wel veilig is.

Wij zijn in onze kerken niet gewend om hard tegen elkaar aan te lopen - een enkele uitzondering daargelaten. En als het om kritiek van buitenstaanders gaat op publicaties die in onze kring verschijnen dan hebben we in onze kerken altijd weer de neiging om de gelederen te sluiten en elkaar toch te verdedigen. Doen we dat nu ook?

Uit deze twee artikelen kan duidelijk zijn dat ik van mening ben dat Loonstra met zijn boek te ver gegaan is - veel te ver. Ik twijfel niet aan zijn bedoelingen, zoals hij die in het begin van zijn boek verwoord heeft. Maar het uiteindelijke doel dat hij - laat ik mogen geloven: onbedoeld - met zijn boek dient maakt het noodzakelijk hier de stormbal te hijsen. Wat Loonstra op zijn studeerkamer met de Bijbel doet, moet hij zelf weten, hoewel dat overigens ook niet onverschillig is. Maar hij moet de Bijbel niet aan de gemeente ontnemen door haar te vermengen met de resultaten van de schriftkritiek. Hij moet de gemeente ook niet brengen onder het juk van theologen. En omdat hij dat wel doet gaat hij veel te ver met dit boek.

Het spijt mij, dat ik niet anders over “De geloofwaardigheid van de Bijbel” kon schrijven. Is het een scherp oordeel? Het zij zo, maar is het oordeel dat Loonstra over de Bijbel velt ten diepste niet veel scherper?

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 mei 1995

Bewaar het pand | 10 Pagina's

Dr. Loonstra en de Bijbel (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 mei 1995

Bewaar het pand | 10 Pagina's