Ds. D. Driessen 1879-1961 (1)
Vader Frederik Christophel Driessen was Nederlands Hervormd en poelier te Velp. Hij was gehuwd met Daatje Gerritsen.
Er zijn 15 kinderen geboren van wie er 4 heel jong zijn overleden. 22 Juni 1879 werd Daniël geboren. Hij was het negende kind. In 1891 vertrok het gezin naar Arnhem. Vader en moeder trachtten hun kinderen op te voeden in de vreze des Heeren, maar Daniël diende de wereld.
Bekering
Toen hij 19 jaar was, hield de Heere hem op krachtdadige wijze staande op zijn levensweg en gebruikte als middel hiervoor het voorbeeldig leven en vooral het Godvruchtig sterven van zijn vader. Nu zag hij duidelijk het verschil tussen degenen die de Heere vrezen en die de wereld dienen.
In een tijdsbestek van anderhalf jaar ontdekte de Heere hem aan zonde en schuld. Daniël werd overtuigd van zijn totale verdorvenheid en hij dacht dat hij eeuwig zou moeten omkomen. Zo zat hij op de zondagavond 19 febr. 1899 bij Ds. Jac. Wisse te Den Haag in de kerk. Deze preekte over Openb. 5:5a - “En één van de ouderlingen zeide tot mij: Ween niet; zie, de Leeuw, Die uit de stam van Juda is, de Wortel Davids, heeft overwonnen.”
De Heere God bevrijdde zijn ziel en schonk hem Zijn Zoon. “Gij zult Zijn Naam heten Jezus; want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden.” Het licht ging op.
Daniël Driessen sloot zich aan bij een Ledeboeriaanse gemeente.
15 December 1905 trad hij in het huwelijk met Everdina Wiltink (geboren te Hummelo in de buurt van Doetinchem).
Samen met een broer had hij een soort poeliersbedrijf in Arnhem. Ze kochten en slachtten kippen. Driessen voelde zich gedrongen Gods Woord door te geven. Op de markt stond hij soms te preken; de kippen bleven bij tijden onverkocht. Daarom noemden ze hem de kippendominee.
Aanvankelijk zag hij de noodzaak van theologische studie niet zo duidelijk in. Maar dit veranderde - hij las namelijk in Gods Woord, dat koning Salomo deskundige, “geschoolde” mensen in dienst nam. Hij dacht: Als nu die knechten van een aardse koning deskundig moesten zijn, zou ik dan geen onderwijs nodig hebben, voordat ik de Hemelse Koning kan dienen?
Hij meldde zich op het admissie-exa-men en werd aangenomen. Aan de Theologische School in Den Haag studeerde hij vanaf 1910. Hij was al in de dertig; en dan studeren! Daarbij kwam dat hij voor een jong gezin moest zorgen. Toch slaagde hij na zeven jaar voor het kandidaats-examen.
Op een dag liep hij door Arnhem. Wat moest hij? Daar zag hij in een timmer-winkel een bord aan de wand waar op stond: “Loopjongen gevraagd”. Dat raakte hem. Hij dacht: Dat ben ik - een loopjongen! Meer behoef ik niet te zijn.
’s-Gravenzande
De jonge gemeente van ’s-Gravenzande beriep hem bij acclamatie. Deze gemeente was in april 1916 geïnstitueerd en telde nog geen vijftig leden. Er was niet eens een kerkgebouw of pastorie. Driessen nam dit beroep toch aan. Hij schreef naar ’s-Gravenzande: “Zijn er nog van Gods volk? Anders kan ik niet leven.”
Zondag 28 oktober 1917 bevestigde docent P.J.M. de Bruin hem met Jes. 62:6 en 7. “O Jeruzalem! Ik heb wachters op uw muren besteld, die gedurig-lijk al de dag en al de nacht niet zullen zwijgen. O gij, die des Heeren doet gedenken, laat geen stilzwijgen bij ulieden wezen! En zwijgt niet stil voor Hem, totdat Hij bevestige, en totdat Hij Jeruzalem stelle tot een lof op aarde.”
Docent de Bruin sprak van het moeilijke en verantwoordelijke werk om een wachter te zijn op Sions muren. Tevens wees hij op het heerlijke van dat werk.
In de avonddienst deed kandidaat Driessen zijn intrede met de woorden: “Wij weten niet wat wij doen zullen; maar onze ogen zijn op U.” 2 Kron. 20:12c.
Aanvankelijk preekt Driessen in een zaaltje. Voor meerderen mocht hij tot zegen zijn. Zo vertelde mevrouw Verkade hoe hij het middel is geweest voor de bekering van haar man. “Mijn man ging altijd naar de Hervormde Kerk in Monster. Maar hij had een café en hij verkocht ook op zondag. En op zondagavond durfde hij haast nooit te bidden, want hij wist dat dat niet goed was natuurlijk. Hij had gehoord van Ds. Driessen, die altijd in Monster kwam preken aan de Heijdseweg in Rehoboth, een soort veilinggebouw.
Daar ging mijn man ook eens een keer naar toe. En toen kwam Ds. Driessen met de tram naar Monster toe. Hij had zijn preek bij hem. En toen kwamen die woorden in gedachten, uit de Bijbel, van Ninevé: Nog veertig dagen en dan zal Ninevé worden omgekeerd. Nou ja, hij liet het gaan. Maar het kwam iedere keer terug tijdens die rit. Hij moest er over preken. Nou, dat valt niet mee als je er niet over gestudeerd hebt, om er dan over te preken...! En dat was het middel voor mijn man z’n bekering.”
Door deze omkeer in het leven van de heer Verkade werd het café ook een plaats waar Ds. Driessen op de dinsdagavond Bijbellezingen ging houden. Overigens waren er destijds verschillende lokaties waar Ds. Driessen preekte. Vol humor kon hij vertellen dat hij eens in een schuur tussen de konijnen heeft gepreekt.
Driessen trok in die j aren veel volk, uit verschillende kerken. In ’s-Gravenzande verrees een kerkgebouw en pastorie. Het was een gezegende tijd. Meerderen mochten een teer geestelijk leven kennen. Het gebeurde meer dan eens, dat Ds. Driessen op de wonderlijkste momenten bij mensen kwam, die juist behoefte hadden aan een geestelijk gesprek. Driessen voelde dan juist op dat moment dat hij erheen moest.
Vanwege een aangenomen beroep naar Amsterdam-Oost nam hij op Tweede Paasdag 1928 afscheid van ’s-Gravenzande met een preek over Jes. 53:1a. “Wie heeft onze prediking geloofd?”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1995
Bewaar het pand | 8 Pagina's