Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nederlandse Geloofsbelijdenis (75)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nederlandse Geloofsbelijdenis (75)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De tirannie verdrijven....

We kennen de woorden van dit opschrift. Ze zijn ontleend aan ons nationale volkslied, het Wilhelmus. Het is nog niet lang geleden dat we de betekenis van die psalm uit de diepte weer hebben gevoeld, bij de herdenking van 50 jaar bevrijding. Hoe hebben we toen ook het zesde couplet meegezongen:


“dat ik toch vroom mag blijven,
Uw dienaar t’aller stond,
de tirannie verdrijven
die mij mijn hart doorwondt”.


In dit “nieuw christelijk lied”, gemaakt ter ere van Willem, Prins van Oranje, laat de dichter de prins zelf spreken. We horen hem dan als de man, die naar de overtuiging van de dichter, bestemd is te zijn naar Gods Raad: de redder des vaderlands. Juist in de tijd, dat het Wilhelmus gedicht wordt, is dat zo bemoedigend.

We moeten denken aan de eerste jaren van de 80-jarige oorlog tegen Spanje, nog vóór de grote wending in de inname van De Briel door de watergeuzen, 1572. Het kan 1570 of 1571 geweest zijn. Het was een zeer benauwende en uitzichtloze periode, vooral voor de verdrukte Kerk in ons land. Alva was zo’n drie jaar van te voren naar ons land gestuurd met 10.000 man keurtroepen om een zgn. strafoefening te houden in de Nederlanden. Filips II gedoogde het niet langer dat er hier een zekere vrijheid kwam voor de reformatorisch gezinden. Hij meende hen door de zending van deze man eronder te krijgen.

Vreselijk was Alva al te keer gegaan. Duizenden werden door de ingestelde Raad van Beroerten gevonnist. Edelen, die het opnamen voor meer vrijheid, moesten hun leven verliezen. Duizenden moesten voor hun geloof de gevangenis in of als martelaar sterven. Hun bezittingen werden verbeurd verklaard. Zelfs gebeurde het dat reeds gestorvenen werden opgegraven en onder de galg gesleept, als het van hen bekend was, dat ze zonder de sacramenten van de stervenden waren heengegaan. Zo kon men alsnog de nagelaten bezittingen in beslag nemen! Vrouwen en kinderen werden omgebracht enkel en alleen omdat ze hun mannen of ouders in hun lijden een bewijs van meeleven hadden gegeven. Ondertussen waren de eerste pogingen om ons land te bevrijden van die tirannie in feite mislukt. Tevoren was Prins Willem naar Duitsland gevlucht om aan de grijpende hand van Alva te ontkomen. Hij had daar een plan beraamd om Alva en zijn leger uit de Nederlanden weg te krijgen. Na aanvankelijke hoop door de overwinning bij Heiligerlee kwam er de terugslag. Het ergst was de mislukking van de inval met een huurleger in het Zuiden met het doel om door te stoten naar Brussel. De vertragende taktiek van Alva met zijn leger kostte de prins het moreel van zijn soldaten en veel bezittingen, die hij te gelde moest maken om de soldij te betalen. Hij was genoodzaakt geweest terug te trekken. Moedeloos was de prins uiteindelijk weer teruggekeerd naar Duitsland, op de Dillenburg. Hij was daar ellendig, verlaten en zonder uitzicht. De zaak van de vrijheid voor de Nederlanden scheen wel helemaal verloren te zijn!

In die dagen het Wilhelmus!

Meestal wordt aangenomen, dat Mamix van Sint-Aldegonde de dichter was geweest. Deze zou de prins van Oranje meerdere keren hebben opgezocht in de plaats van zijn ballingschap, op de Dillenburg. Het laat zich denken, dat de prins in die tijd dit lied ontvangt. Het is in ieder geval voor hem en voor de verdrukten in de Nederlanden tot steun en bemoediging geweest.

Hierin wordt ook gesproken van het verdrijven van de tirannie. Het betekent niet, dat ons volkslied een gewoon verzetslied is geworden, dat oproept tegen de gevestigde machten. Zo wil men het vandaag wel zien of liever men probeert het ervan te maken. Het is een werkelijk “christelijk lied”. Vanuit de nood van de verdrukking om Gods Woord verwacht de dichter het van de Heere. De ware lijdzaamheid komt er sterk in uit, in het erkennen van Gods souvereiniteit, in het luisteren naar Gods wil. Toch: die lijdzaamheid is geen verkeerde lijdelijkheid. Het gaat om de verwachting van de Herder, Die niet slaapt. Hij is de Machtige om in te grijpen door Zijn genade. En dat gaat niet buiten het daadwerkelijk verzet om, waartoe Prins Willem als een goed instrument geroepen is. Om de tirannie te verdrijven!

Gods leiding

We zijn ongemerkt bezig met een antwoord te zoeken op een moeilijke vraag: is er naar Gods Woord daadwerkelijk verzet geoorloofd - en hoe? -tegen een overheid, die eist wat God verbiedt? We hebben hier te waken voor al te gemakkelijke antwoorden, die bij de geringste moeiten, die de Overheid de burger aandoen al van daadwerkelijk verzet willen spreken. Daarbij moet het ook gezegd worden, dat we gemakkelijk over deze zaak spreken, terwijl de verdrukking nog op een grote afstand staat.

Met name Calvijn, die veel te maken had met de vragen rond een werkelijk tirannieke overheid, heeft daar niet zo gemakkelijk een antwoord op gegeven.

We merken op, dat de kerkhervormer vooral lette op de leiding van God tot verlossing van de druk. Het behoort tot Gods “wonderbare goedheid en macht en voorzienigheid”. Daarbij kan de Heere uit Zijn dienstknechten mannen verwekken “van wie het duidelijk is dat ze redders zijn”. De Heere “voorziet hen van Zijn bevel om een misdadige regering te straffen en het op onrechtmatige wijze verdrukte volk uit zijn jammerlijke ellende te bevrijden”. Calvijn heeft tevoren heel uitdrukkelijk gezegd, dat de verdrukking van een hardvochtig en goddeloos vorst allereerst de herinnering moet doen opkomen van onze zonden. Het geeft reden de hulp des Heeren in te roepen. De Heere zal met hen richten. Toch ziet Calvijn dat die God ook redders geeft, door Hem geroepen. Van hen zegt hij het “aangezien zij door een wettige roeping Gods opgewekt waren tot het verrichten van zulke daden, schonden ze, door de wapenen tegen de koningen op te vatten, geenszins die majesteit, die door Goddelijke ordinantie de koningen gegeven is..” Deze woorden staan in de Institutie, maar we kunnen er ook van lezen in Calvijns preken bijv. in een preek over de verlossing door Abraham van Lot uit de hand van de vier koningen, Genesis 14. Daar wijst hij ook op het bijzondere, dat er in bijzondere gevallen personen zijn “die door Hem - de Heere - gekozen zijn en gewapend zijn met Zijn gezag en met Zijn macht”.

Oók zag Calvijn het als geoorloofd, dat lagere magistraten, die een opdracht hebben om de privileges van het volk te bewaken desnoods tegenover de regerende vorst, de woedende ongebondenheid der koningen tegengaan”. Zij mogen die zelfs “niet door de vingers zien”. In de regel verwerpt Calvijn het initiatief van de afzonderlijke onderdanen tot een gewapende opstand tegen een tiranniek vorst, die de ware godsdienst tegenstaat en vervolgt.

Hij is duidelijk tegen een revolutionair omverwerpen van de staatkundige orde. Beide mogelijkheden, die hij voor mocht dragen, gaan uit van de bestaande rechtsorde. Het gaat om de bevrijding van de tirannie van een heerser, die gewelddadig optreedt tegen de vooral geestelijke vrijheden van het volk.

Laat het ons duidelijk zijn, dat in deze gedachten bij Calvijn Gods bestel erkend blijft, Die de vorsten aanstelt en afzet naar Zijn wil. Hij is het ook, Die redders roept of door een, door Zijn Voorzienigheid gegeven orde, de mogelijkheid van verandering geeft. Deze beginselen hebben grote invloed gehad in de tijd van de reformatie en daarna. Zij zijn later uitgewerkt door Beza, de opvolger van Calvijn en anderen, die openlijk gesproken hebben van een recht tot opstand. Zij gaan over het algemeen verder dan Calvijn in hun visie op grenzen van de overheidsmacht. Het is ook wel te begrijpen, als we denken aan wat later op zo’n treurige manier in Parijs gebeurt: de bloedbruiloft of Bartholomeusnacht. Duizenden Hugenoten worden op een verraderlijke wijze vermoord. Het inspireert tot nadere bezinning in dit opzicht. Het zal heus wat te zeggen hebben, dat met name Beza daarna schrijft over het recht van de lagere overheden tegenover de tirannieke vorsten.

Een lijn naar onze vrijheidsstrijd

Het zou onjuist zijn de strijd om onze nationale vrijheid tegen Spanje te idealiseren. We begeren het ook niet te doen met Prins Willem van Oranje. Iedere handeling in die strijd kan niet gerechtvaardigd worden en het leven van Prins Willem is niet volmaakt geweest. Niettemin gaat het hier om het beslissende: de duidelijke lijn vanuit de beginselen van de reformatie naar het ontstaan van onze nationale vrijheid.

We maken maar enkele opmerkingen: God heeft de prins van Oranje beschikt in die noodtij d om tegen de tirannie te strijden. We weten uit de geschiedenis van kontakten tussen hem en Mamix van Sint-Aldegonde, die weer kontakt gehad had met Calvijn in Genève. Zij hebben tot de Prins gesproken. Zij zullen mede dienstbaar geweest zijn voor de openlijke overgang naar de Kerk van de reformatie.

Dan: het gaat niet gelijk om de verwerping van Filips II als koning. Wat in het Wilhelmus nog staat: “de koning van Hispanje heb ik altijd geëerd”, was de gedachte bij Prins Willem en in de Nederlanden. Men had wel bezwaren tegen diens regering hier, maar men bleef hem eren. Het verzet ging -aanvankelijk - tegen zijn slechte raadgevers, zoals Alva. Het blijkt nog uit een smeekschrift in 1573, waarin ontkend wordt dat de wapenen zijn gericht tegen zijn koninklijke majesteit.

Oók bleek het, uit de politieke handelingen, dat het geen revolutie was. De Statenvergadering werd al spoedig na de inname van De Briel en de overgang van meerdere steden in Holland samen geroepen. Temidden van de grote gevaren werd die vergadering gehouden. Mamix hield een rede aan het begin en herinnerde aan wat er gebeurd was in de verlossing uit de gruwelijke tirannie der Spaanse knechten. Hij wees op de Almacht Gods, Die door Zijn daden de ogen van het volk geopend had voor wat te doen stond. Hij vermeldde bereidheid van de Prins van Oranje. Op die vergadering werd de Prins als stadhouder van de koning erkend, alsof er niets gebeurd was en Oranje niet al te lang van al zijn stadhouderschappen vervallen was verklaard. Zo kwam Oranje uit, als een “magistraat”, die de strijd voor de vrijheid zou strijden tegenover de tirannie. Er was geen omverwerping van de bestaande staatkundige orde, al hoewel er uiteraard dingen gebeurden die formeel niet konden.

Tenslotte: een centrale zaak was die van de Gereformeerde religie. Het is ongetwijfeld historisch juist dat daarover in de kringen van het volk verschillend gedacht werd. Het was niet zo: tégen Spanje en zelf vóór de Gereformeerde religie. Maar toch, wat al uitgesproken was vóór de oorlog door de kerkeraden, Oranje als hoofd, indien hij belooft de publieke uitoefening van de Gereformeerde religie te beschermen, is later uitgekomen. Het is opvallend dat men in het buitenland sprak over de “rebellen in Holland en hun godsdienstoorlog”. Trouwens waren voor het besef van de gelovigen mét de vervolging de privileges niet door de heersende macht geschonden. Die had zich in wezen verbonden met de Roomse Inquisitie. Zo was er voor hun besef een recht tot daadwerkelijk verzet.

Zo kunnen we het stellen, dat de vrijheid van ons land onmiskenbaar verweven is met de strijd voor de reformatorische waarheid.

De breuk met Filips II

In 1581 vond de totale breuk plaats met Filips II. We hebben het meestal over de “afzwering” van Filips II. In juli 1581 verklaarden de Staten-Generaal de koning vervallen van zijn rechten in de Nederlanden. Het werd even later uitgewerkt in het plakkaat van verlating. Daarin werd gesteld dat de koning zich al te lang en te vaak als trouweloos had doen kennen en geen oor gehad had voor alle smeekbeden, die aan hem werden gericht. Hij had met een eed gezworen de privileges van het volk te verdedigen, maar hij heeft die overeenkomst blijvend geschonden. Zo is hij uitgekomen als een tiran.

Het laatste stond zonder meer in het Plakkaat van verlating: “Als een vorst zijn plichten niet nakomt, maar in plaats van zijn onderdanen te beschermen, hen probeert te onderdrukken als slaven, dan is hij geen vorst maar tiran”.

We moeten eerlijk zeggen dat in dit belangrijke document het godsdienstig aspect mager is.

In feite ontbreekt de verwijzing dat men Gode meer gehoorzaam is dan de mensen. Politieke overwegingen zullen er niet vreemd aan geweest zijn. Men wilde die de Gereformeerde godsdienst niet toegedaan waren, niet afstoten. Echter het eigenlijke motief achter de afzwering van Filips II kan weergegeven worden door de woorden van Mamix van Sint-Aldegonde, door Groen overgenomen: Wij verwerpen de koning, ook dewijl hij, gezworen vijand van de ware religie en van Gods Woord, in generlei wijze het bestuur des lands hebben wil, dan op voorwaarde van het Rijk van Jezus Christus te kunnen uitroeien”. En dat was geheel in de lijn van de Gereformeerde belijdenis.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 juni 1995

Bewaar het pand | 8 Pagina's

Nederlandse Geloofsbelijdenis (75)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 juni 1995

Bewaar het pand | 8 Pagina's