Meditatie

De troost-boodschap, die Jesaja mag verkondigen aan de verstrooide ballingen, aan de treurigen Sions, loopt uit in deze heerlijke woorden.

Hij (de Heere) zal Zijn kudde weiden gelijk een herder. En het is zo vast waar! Want het is Gods eigen woord, dat bestaat in eeuwigheid, zo lezen we in vers 8. Het is de vreugde-boodschap, de goede boodschap, de blijde boodschap, het evangelie voor Gods volk van alle tijden en van alle plaatsen. O, nu zien we het, hoe God Zijn volk vertroosting schenkt. Immers: wanneer de Heere hun Herder is, wat zal hen dan nog ontbreken? Niets toch?

De Heere zal Zijn kudde weiden gelijk een herder. Herder! Wat een sprekende naam. Vooral voor Israel, waarvan de stamvaders immers herdersvorsten waren. De herder kende zijn schapen stuk voor stuk. Hij verzorgde ze met al de liefde van zijn herdershart. Hij trotseerde voor zijn schapen de grootste gevaren, de koude van de nacht en de hitte van de dag. Hij beklom de steilste paden, om afgedwaalde schapen weer bij de kudde te brengen. Grazige weiden zocht hij voor hen op, en hij leidde ze naar stille wateren. Het lammetje, dat beefde voor de klauw van de leeuw of beer, nam hij op zijn schouders, en met gevaar voor zijn eigen leven droeg hij het weg, buiten het gevaar.

Hij zal Zijn kudde weiden gelijk een herder. HIJ, dat is de Heere HEERE! (vers 10). De Heere: dat is God, de Verhevene, de Majesteitelijke, de Almachtige. De HEERE: dat is Jahweh, de Ik-zal-zijn-die Ik-zijn-zal, de trouwe Verbondsgod.

De Heere HEERE zal Zijn kudde weiden gelijk een herder. De Heere HEERE, de Herder van Zijn volk. Hij is de Almachtige. En dat is nodig. Reeds om één schaap te behouden. Daar is de werking van de almachtige God voor nodig, om één zondaar toe te brengen tot Zijn kudde, en hem te leren zich over te geven aan Zijn leiding. En eenmaal toegebracht tot de kudde, wat een liefde van de Herder wordt er dan vereist, om hem tot het einde toe bij de kudde te behouden. Daarvoor moet de Herder ook HEERE zijn. En Hij is het! De eeuwig getrouwe Verbondsgod. HEERE: God-naar-Zijn-volk-toe! HEERE: God-tot-Zijn-volk-neergebogen. HEERE: God-tot-Zijn-volk-afgedaald in de Borg van het Verbond: de Heere Jezus Christus, de Goede Herder, die Zijn leven stelde voor Zijn schapen.

In Nieuw - Testamentisch licht mogen we in onze tekst dan ook wel Zijn Naam lezen.

Door Hem. door de Heere Jezus zal de Heere Zijn volk weiden gelijk een herder. In Ezechiël 34:23 zegt de Heere het ook Zelf: “En Ik zal een enig Herder over hen verwekken, en Hij zal hen weiden, namelijk Mijn knecht David; Die zal ze weiden en Die zal hen tot een Herder zijn.” En “Mijn knecht David” is niemand anders dan Davids grote Zoon en Heere: de Christus!

De Heere Jezus Christus, de Herder van Zijn volk. De goede Herder! In Hem zijn al Gods deugden als in een brandpunt verenigd. Zijn liefde is zonder grens of maat. Hij stierf voor Zijn schapen en Hij leeft voor Zijn schapen. Zijn trouw is onwankelbaar.

Ondanks al hun omzwervingen geeft Hij Zijn schapen toch niet over aan hun dwaalziek hart. Elk kind van God, elk schaap van Zijn kudde vraagt zich toch wel eens in verwondering en aanbidding af: hoe is het mogelijk dat bij mijn ondankbare trouweloosheid Zijn trouw zo groot is, dat bij mijn hemeltergende ondankbaarheid Zijn liefde dezelfde blijft, dat bij mijn verschrikkelijke verdorvenheid Zijn ontferming niet ophoudt, dat Hij mij, die zo ver van Hem afdwaalde, toch weer opzocht en terechtbracht? O, het kan alleen omdat deze Herder Jehova-Jezus heet. Daarom kan Hij doen en doet Hij wat al ons menselijk denken oneindig ver overschrijdt.

Voor heel de kudde samen en voor elk schaap en lammetje, voor de sterken en de zwakken stelt Hij Zich tenvolle verantwoordelijk.

Het staat er zo wonderlijk teer: “Hij zal Zijn kudde weiden gelijk een herder. Hij zal de lammeren in Zijn schoot dragen; de zogenden zal Hij zachtjes leiden.”

Er is niet één gebrek, dat Hij niet kan vervullen. Geen enkele nood, waar Hij niet kan uithelpen. Geen enkel gevaar, dat Hij niet kan afwenden.

Geen vijanden van de kudde (en er zijn er wat!), die de Herder verrassen of overrompelen. Geen omdolen van de schapen, dat Hem ooit ontmoedigt. Nooit komt er een einde aan Zijn tere medelijden. Nooit houdt Zijn zorg voor Zijn kudde op. Hij waakt over haar bij dag en bij nacht. Israels Wachter sluimert nooit. En van elk der Zijnen, hoe hulpeloos en eigenzinnig en zwerfziek ze ook zijn, zal eenmaal ten volle bevestigd worden het woord van Zijn herderlijke bediening: “Ik geef Mijn schapen het eeuwige leven, zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken.” En tenslotte: vrijmaking voor eeuwig uit de banden van zonde en dood; toegevoegd worden tot de schare van verlosten voor de troon

van God, om Hem te dienen, dag en nacht, in Zijn tempel. En zij horen niet meer, en zij dorsten niet meer, want het Lam, dat in het midden des troons is, zal hen weiden en zal hun een Leidsman zijn tot de levende fonteinen der wateren; en God zal alle tranen van hun ogen afwissen.

Zo de Heere wil, in het volgend nummer nog één meditatie over deze stof en dan met een wat meer persoonlijke spits.

Nu alleen de vraag: kent gij reeds de Goede Herder?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen