Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Om het Woord der waarheid (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Om het Woord der waarheid (3)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(n.a.v. “Het verhaal gaat..”)

In den beginne....

De eerste woorden van de Bijbel zijn indrukwekkend. Die eerbied voor Gods Woord heeft, voelt het “in den beginne schiep God de hemel en de aarde”. Direct wordt het verkondigd, dat alle dingen door God zijn voortgebracht. Hij heeft het initiatief genomen en het werkelijkheid gemaakt. Niet een mens, maar de enige God!

Tegelijk mogen we hier zeggen: God maakt Zijn schepping ook Zélf bekend. Hij heeft Zich als Schepper van hemel en aarde geopenbaard. Hij heeft het op laten tekenen. De scheppingsgeschiedenis is niet opgekomen uit het verstand van wie dan ook. Het is geen weergave van de omgang tussen God en een mens. Het is niet een verslag van de ervaring van een Israëliet. Zeker, het geloof gelooft dit Woord, de Heilige Geest getuigt de waarheid in het hart, maar de grond blijft in Gods eigen spreken.

Het zijn niet alleen indrukwekkende woorden aan het begin, het zijn ook beslissende woorden. Het is niet aan ons om ze waar te maken. Des te erger, als we dit verloochenen. We zijn vanuit ons natuurlijk hart geneigd om niet naar God te luisteren. Het behoeft ons wat dat betreft niet te verwonderen, dat zovelen die eerste woorden niet aanvaarden. Genesis 1 moet het haast altijd ontgelden als men de Bijbel niet voluit als Gods Woord erkent. Het goddelijke karakter ervan wordt geloochend. Met allerlei redeneringen ontkent men de waarheid ervan. Het kan niet zo zijn, zoals God het heeft bekendgemaakt.

Helaas moeten we het zeggen, dat we in het boek, dat ons bezighoudt, gelijk al opmerken: niet luisteren naar de Godsopenbaring, maar een voorstelling, die het scheppingsgebeuren miskent. Het verhaal over het scheppingsgebeuren is tekenend voor heel het boek. Daarom wil ik er graag een weergave van geven.

Een priester in de ballingschap

In de eerste hoofdstukken van dit boek wordt de voorstelling gegeven van het volk Israël in de ballingschap en van een priester in dezelfde situatie, die het verhaal van Genesis 1 aan het volk vertelt.

Israël is buiten eigen land. Het is ver van huis. Er lijkt geen uitkomst. Het schijnt overgegeven aan de ellende van de gevangenis. Ze worden gedreven tot de priester, die daar ook is. Hij vertelt dan het verhaal van de schepping. Hij put uit oude en nieuwe bronnen. Hij sprokkelt allerlei gedachten bij elkaar, die er in Israël waren, bij de Egyptenaren, bij de Babyloniërs. En hij vertelt zo het verhaal. Het is geen geordend betoog maar een lied, waarin de leer vervat is.

Dit verhaal moet Israël troosten. Het zit daar in de woestijn en ledigheid, vol van duisternis. De vloed bedreigt het. Nee, de priester vertelt niet om te zeggen, hoe God de hemel en de aarde geschapen heeft. Het gaat om het doel van het verhaal. God heeft wat goeds met Israël voor en daarin ook voor de volkeren.

Het wordt in de vertelling van de schepping op een aparte wijze overgebracht. Er zijn woorden in het verhaal die de boodschap doorgeven, waarom het gaat. Zo hier het woord “aarde”. Het eigenlijke Hebreeuwse woord kan zowel vertaald worden door: de gehele aarde als door: het land Israël. Welnu, God heeft Israël gesteld tot dienst aan de gehele aarde, aan de volkeren. Hun land is maar een klein land, maar heel de wereld zal erdoor gezegend worden. Nu horen dus de opgejaagden en gevangenen van dat land, van een nieuwe toekomst. God zal het doen door Zijn Geest. Als een vogel, die boven het nest van zijn jongen zweeft, hen meeneemt en beschermt. Zo is God voor Zijn Israël. Hij brengt ze terug. Hij geeft Israël weer uitzicht.

Zo krijgen de ballingen gedachten van God om ze door te geven aan de volkeren.

Eigenlijk stelt hier de schrijver het ontstaan voor van de eerste vijf Bijbelboeken. De verhalen van die priester in Babel hebben de Israëlieten gehoord en doorverteld. Ze hebben ze opgeschreven en herschreven. Na de ballingschap is zo de bundeling gekomen in één boek: de Thora. De schrijver vermeldt er dan wel bij, dat het horen en vertellen en schrijven gebeurt “als de Geest van God kwam aangezweefd”. Zo is het Woord geschonken en later doorgegeven aan de heidenen.

Dat de schrijver aan méér denkt dan aan het verhaal van Genesis blijkt duidelijk tot haast aan het eind van dit boek. In het voorlaatste hoofdstuk vertelt hij de geschiedenis van de 12 verspieders. Het verhaal wordt op een vreemde plaats verteld ná dat van de koperen slang en dat van Bileam. De schrijver is niet altijd nauwkeurig in het weergeven van de Bijbelse geschiedenissen. We lezen ook weinig van geloof en ongeloof en van het welverdiende oordeel Gods over het volk. De straf van veertig jaar blijft onvermeld. Maar het valt wel op dat hier weer de ballingschap wordt vermeld. Er wordt verwondering geuit dat de Israëlieten het verhaal tijdens de ballingschap hebben opgeschreven. Israël kwam toch niet zo best uit. Verondersteld wordt dat het gebeurt om eerlijk te biechten, dat zij verkeerd deden, telkens maar weer in “angst en tweestrijd”.

Achtergrond

U vraagt uzelf af: hoe komt zo’n schrijver tot zo’n voorstelling?

Allereerst: u zult die vreemd vinden, vooral als we van deze dingen niets of niet veel weten. Eén voorstelling over het ontstaan van de Bijbelboeken zal in onze kring in het algemeen al niet zo aanslaan En dan deze: tijdens of na de ballingschap! Dat zal bij ons helemaal verkeerd overkomen! We houden het er op, dat Mozes de schrijver is geweest, die God gebruikt heeft om deze boeken te schrijven. Daarbij weten we meestal wel, dat de Heere de overlevering tevoren gebruikt heeft. We moeten maar denken aan de vragen van Hellenbroek over de overlevering tot Mozes’ tijd. Er lagen immers eeuwen tussen de openbaring van Gods daden en de beschrijving.

Er wordt soms een vraag gesteld over Mozes als de schrijver van de vijf boeken, de Thora. “Hoe kon Mozes over de schepping schrijven, waar geen mens is bijgeweest?” Calvijn heeft er een antwoord op gegeven in de bijzondere inleiding op de verklaring van Genesis, die wel door ons allen gelezen mocht worden. Hij wijst erop, dat Mozes heeft voorzegd, wat vele eeuwen later gebeurt. Waarom zou hij dan niet kunnen spreken over zaken, die vele eeuwen eerder gebeurd waren daar hij hemels onderricht ontving”?

‘t Gaat echter bij de bespreking van deze zaak: waarom hier de datering van de ballingschap? niet om de vraag: Mozes of niet. ‘t Gaat om iets anders.

In Amsterdam, waar Nico ter Linden in de Westerkerk preekt, is ook een universiteit. Aan de theologische faculteit van de universiteit is verbonden de zgn. Amsterdamse school. Globaal gezegd bedoelen we daar mee een bepaalde richting in het bestuderen van de Heilige Schrift. Ter Linden is aan vertegenwoordigers van de Amsterdamse school sterk verbonden.

Wat wil die richting? Die wil de Bijbel anders verstaan dan de historische Bijbelkritiek. De tekst, zoals wij die kennen, werd door die kritiek niet aanvaard als de echte tekst. Die Bijbeltekst heeft een geschiedenis achter zich. Achter die tekst liggen verschillende bronnen en tradities, waardoor deze zo geworden is als we die nu kennen. De Bijbelboeken zijn zo tot stand gekomen door een bepaalde hand, die verschillende geschriften uit verschillende bronnen samengevoegd heeft, ‘t Gaat er nu maar om de oorspronkelijke vormen van de tekst op het spoor te komen. Het zal voor ons, als we dat even indenken, geen vraag zijn, wat er van de betekenis van Gods Woord zou overblijven, als het aan zulke kritische Bijbel-wetenschappers lag.

De Amsterdamse school moet niet zoveel hebben van zulke mensen. Geleerd door Joodse geleerden willen zij met meer eerbied de tekst, zoals wij die in de regel kennen, benaderen. Ze achten het niet allereerst van belang hoe die tekst tot stand gekomen is, we hebben te maken met de nu gegeven tekst. Daarom zijn ze vaak tegen de “nieuwe” vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap. Het is bekend, dat de vertegenwoordigers van de Amsterdamse school het juist opnemen voor de Statenvertaling, omdat die zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke tekst blijft en die zo weinig mogelijk omschrijft. Men wil zo nauwkeurig mogelijk letten op de tekst, zoals we die ontvangen hebben. Bepaalde kernwoorden in die tekst moeten ontdekt worden. We hebben dat al gezien bij het woord “aarde” in Genesis 1. Daar ziet men maar niet alleen een verwijzing in naar de gehele aarde, zoals wij die kennen, de woonplaats der mensen, die God geschapen heeft maar ook naar het land Israël. Door het Woord zo te benaderen zien we het geheel van de Schrift ten aanzien van het land der belofte en Israël, dat door God gebruikt wordt tot dienst van de gehele aarde.

Dat in Gods Woord de geschiedenis openbaar komt van Gods heildaden, komt op de achtergrond en is eigenlijk niet van belang. In de teksten worden gedachten, ideeën gelezen, die de prediker een boodschap meegeven, zonder dat gelet wordt op het historische verband.

In de mist

Ik heb geprobeerd iets te zeggen van de achtergrond van het boek, dat onze aandacht heeft. Ik hoop, dat u begrepen hebt, hoe gevaarlijk de gedachte is: de eerste vijf boeken zijn pas in de tijd van de ballingschap ontstaan. En dan uiteraard naar de voorstelling van deze richting. Zo verdwijnt er heel wat in de mist. We behoeven dan alleen maar aan de schepping te denken, als het namelijk niets uitmaakt, of die feitelijk zo gebeurd is. Het feit maakt niets uit, het gaat om het idee.

Wat betekenen ideeën, die niet teruggaan naar vaststaande feiten? Daar heeft het geloof niets aan! Gods Woord spreekt in Jesaja 40:26 van Israël in Babel en van Gods troostboodschap. In de diepe moedeloosheid wordt het oog van dat volk gericht op de Schepper en Zijn machtige daden in die schepping: “Heft uw ogen omhoog, en ziet, wie deze dingen geschapen heeft...”. Het is moedgevend voor een moedeloos volk, dat geen mogelijkheid meer ziet. Het zicht op de grootheid Gods, betoond in Zijn daden, geeft uitzicht voor de toekomst. Hoe vaak horen we het niet juist bij Jesaja, dat God Zich presenteert als de Schepper in de uitzichtloosheid van Zijn volk? Behalve op Jesaja 40 kunnen we hier wijzen op Jesaja 42:5 “Alzo zegt God de Heere, Die de hemelen geschapen heeft...” en op Jesaja 45:8 “Alzo zegt de Heere.. Ik heb de aarde gemaakt en de mens daarop geschapen..”. Het dient telkens tot bemoediging en er is een roeping in om het van de Heere te verwachten.

Het kan alleen omdat de geschiedenis van de schepping een verhaal is dat gegrond is op de daden Gods!

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 december 1996

Bewaar het pand | 8 Pagina's

Om het Woord der waarheid (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 december 1996

Bewaar het pand | 8 Pagina's