Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Intreepreek van Ds. W. Rotterdam-West

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Intreepreek van Ds. W. Rotterdam-West

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Korte samenvatting van de intree- Korte samenvatting van de intreepreek van Ds. W. van Sorge te

Tekst: “Maar de vriend van de

Bruidegom, die staat en Hem hoort, verblijdt zich met blijdschap om de stem van de Bruidegom. Zo is dan deze mijn blijdschap vervuld geworden. Hij moet wassen, maar ik minder worden” (Joh. 3:29b, 30).

Het is een vreugdevolle avond voor u als gemeente en voor mij als dienaar van het Woord. De Heere heeft onze wegen tot elkaar gebracht. Laten wij Hem erkennen voor Zijn goedheid en trouw over ons. Laten wij elkaar aan vaarden in wederzijdse liefde en toegenegenheid. En laat onze verwachting in alle dingen van de Heere alleen zijn. Wat verwachten we dan van Hem? Dat Zijn werk voortgang mag vinden in de gemeente. Dat Christus als de hemelse Bruidegom ook hier Zijn bruidsgemeente vergadert.

De hoofdgedachte van de preek luidt: De vriend van de Bruidegom in zijn relatie tot de Bruidegom. Drie dingen krijgen hierbij de aandacht:

1. Deze relatie bepaalt zijn plaats;

2. Deze relatie verklaart zijn blijdschap;

3. Deze relatie beheerst de verdere ontwikkeling.

Ad 1. De discipelen van Johannes de Doper zijn bezorgd omdat de aanhang van hun meester slinkt en zij allen tot Jezus komen. Blijkbaar hebben zij de boodschap van Johannes maar met een half oor gehoord. Dat hij hen Jezus had aangewezen als het Lam Gods, was niet tot hen doorgedrongen. Zoiets kan nog gebeuren: dat mensen zich aan een predikant verbonden weten, maar de boodschap die hij brengt niet ter harte nemen, er geen winst mee doen voor de eeuwigheid.

Johannes houdt aan deze bezorgde mannen voor: “Een mens kan geen ding aannemen, zo het hem uit de hemel niet gegeven zij”. Dit ziet op de roeping die Jezus vanuit de hemel ontvangt. Jezus handelt niet eigenmachtig, maar God heeft Hem de opdracht en de volmacht gegeven tot Zijn hoge taak.

Om de ergernis van zijn discipelen weg te nemen, zegt Johannes: “Die de bruid heeft, is de Bruidegom”. Christus kocht Zijn bruid met de dure prijs van Zijn bloed. En omdat de bruidsgemeente van de Bruidegom is, daarom is zij er ook voor de Bruidegom. Zij komt aan Hèm toe. Daar mag Johannes niet tussenkomen. Hij is alleen maar de vriend van de Bruidegom, de man die een bruid werft voor de Bruidegom. Niet méér dan de vriend. Johannes kent zijn plaats. Hij spreekt in ootmoed. Hij wil niet op de stoel van de Bruidegom zitten. Dit is een les voor iedere dienaar: om maar een lage plaats in te nemen voor de Zaligmaker. Toch is het een eervolle opdracht, om een goede boodschap over Christus en namens Christus uit te dragen en het huwelijksaanzoek van de hemelse Bruidegom over te brengen. Door middel van deze arbeid werft Christus Zijn bruid. Het is een zaak van vreugde voor Johannes (èn voor deze predikant) wanneer mensenharten ingewonnen worden voor de grote Bruidegom. Laten we dan goed beseffen dat de prediking een huwelijksaanzoek is van Christus. Wie is dan te verontschuldigen die zijn hart verre van Hem houdt? Niemand. Hij is echter bij machte om uw verzet te verbreken en u voor eeuwig aan Hem te verbinden.

Ad 2. Christus vangt Zijn openbaar optreden op aarde aan. Hij gaat Zijn bruid begroeten en ontmoeten. Daarover verblijdt Johannes zich hartelijk. Want hij weet dat de Bruidegom en de bruid bij elkaar horen.

Kennen wij de ontmoeting met Christus in ons leven? Het wonder dat deze

Bruidegom tot onze ziel spreekt van genade en ontferming en dat hij intrek in ons hart neemt? Dan verlangen we dat ook anderen voor Hem gewonnen worden. Speciaal bij Gods dienaren leeft dit verlangen. Laten er maar paar-len aan Zijn middelaarskroon gehecht mogen worden! Hij is het immers waard om bemind te worden. Nog altijd zoekt Hij een bruid die in zichzelf niets aantrekkelijks heeft. Wanneer zondaren zich voor Hem neder-buigen, zullen Zijn vrienden en ook de engelen in de hemel zich verblijden. Bovenal zal de Naam des Heeren grootgemaakt worden.

Uitzonderlijk blij is de Doper als de bruid tot de Bruidegom wordt gebracht en als hij de stem hoort van de Bruidegom, die spreekt tot Zijn bruid. Zijn blijdschap wordt vol en zelf treedt hij terug (vrucht van genade!). De blijdschap van Johannes vertoont hemelse trekken, want in de hemel zal er vreugde zijn om de eeuwige eer en verheerlijking van deze Bruidegom. Johannes heeft een moeilijke levensgang gehad. Nog maar plm. 30 jaar is hij oud wanneer hij ter dood wordt gebracht. Toch is hij een man met echte blijdschap. Wat betreft de vrienden van de Bruidegom in onze tijd; zij kennen droefheid als zij zien wie ze voor God zijn. Maar zij kennen blijdschap als ze deze Bruidegom mogen grootmaken en als Hij hun gebrekkige dienst gebruikt om Zijn bruid te werven.

Ad 3. “Hij moet wassen, maar ik minder worden.” Dit betekent allereerst dat de aanhang van Jezus groter moet worden en die van Johannes moet verminderen. Tegelijk typeert dit zinnetje de manier waarop Johannes deze ontwikkeling innerlijk verwerkt. Dit is een weg van zelfverloochening. Een weg waarbij de “oude mens” bij hem moet sterven en Christus een steeds groter plaats in zijn leven gaat innemen. “Hij moet wassen.“Het gaat hier om een moeten van Godswege. Met andere woorden: Zo wil God het.

Een dienaar van Christus leert begeren: “Ik wil verdwijnen, laat Christus maar schijnen”. Laten ze mij voor Hem vergeten! Laat ik maar mensen aan de Zaligmaker verliezen! Wanneer de Heilige Geest in ons werkt, begeren we dat Christus meer en meer door ons gekend en geëerd zal worden. Dit brengt met zich mee, dat we kleiner en armer worden in onszelf. Deze levensles (voor ieder kind des Heeren) brengt strijd mee tot onze laatste snik toe.

Want onze “oude mens” verzet zich hierte gen. Maar Christus blijft ons met groot geduld deze les leren: “Hij moet wassen, maar ik minder worden”. Niet mijn naam, maar Zijn naam moet eeuwig eer ontvangen. In dat teken hoop ik mijn ambtelijke arbeid in Rotterdam te verrichten. En.. “Zalig zijn zij die geroepen zijn tot het Avondmaal van de bruiloft des Lams”

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 april 1997

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Intreepreek van Ds. W. Rotterdam-West

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 april 1997

Bewaar het pand | 12 Pagina's