Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

God bewaart mijn pand (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

God bewaart mijn pand (1)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bewaar het Pand - opdracht

Paulus heeft zijn geestelijke zoon Timotheüs de opdracht gegeven om het hem toebetrouwde pand te bewaren (I Tim. 6:20). En die opdracht regardeert niet alleen Timotheüs; deze opdracht gaat met de kerk van alle eeuwen mee en zal altijd door weer nageleefd moeten worden. God heeft ons iets toebetrouwd, dat van de grootste waarde is. Iets waar onze zaligheid ten nauwste mee verbonden is. Zijn Woord, Zijn waarheid, het geloof dat eenmaal de heiligen overgeleverd is. En dat pand dient inderdaad zorgvuldig bewaard te worden.

Er staan meer woorden van gelijke strekking in de Schrift. Woorden zoals: Strijden voor het geloof eenmaal de heiligen overgeleverd. Of: Houdt wat gij hebt opdat niemand uw kroon neme. Of: Blijf in hetgeen gij geleerd zijt. Met die opdrachten kunnen we nooit genoeg ernst maken. Voor onszelf en voor onze kinderen is dit alles van het grootste belang. Raken we dit ‘pand’ kwijt, dan raken we heel veel kwijt. Om niet te zeggen, dat we dan alles kwijt raken.

Bewaar het Pand - verzoek

Echter, hoe belangrijk het bewaren van dit pand ook is, we kunnen niet zeggen, dat dit het allerlaatste en het allerbelangrijkste is. Wij kunnen bewaren wat wij willen, maar daarin ligt het geheim van onze zaligheid niet. Daarom wil ik wijzen op een andere manier van ‘pand bewaren’. Niet een bewaren van het pand als werkzaamheid van mensen, maar als een activiteit van God.

Daar heeft Paulus het ook over in zijn correspondentie met Timotheüs. In 2 Tim. 1:12 lezen we: “Want ik weet, Wien ik geloofd heb en ik ben verzekerd, dat Hij machtig is mijn pand, bij Hem weggelegd, te bewaren tot die dag’. Daar lezen we dus dat God niet alleen aan ons iets heeft toevertrouwd, dat bewaard moet worden, maar dat Paulus ook iets aan God heeft toevertrouwd in de hoop en in het vertrouwen, dat God dat voor hem zal bewaren. Paulus heeft de Heere gevraagd of Hij ook wat voor hem wil bewaren. En hij heeft er vertrouwen in gekregen dat God dat verzoek van hem heeft willen inwilligen.

Consequenties van het apostelschap

Om te verstaan wat Paulus hiermee bedoelt is het nodig ons even de situatie voor de aandacht te halen, waarin de apostel verkeert als hij deze woorden schrijft. Hij is dan een gevangene. Dat is hij al eens eerder geweest, maar toen was er op zijn gevangenschap weer een periode van vrijheid gevolgd. Dat zal dit keer niet het geval zijn. Hij weet - hij schrijft dat ook in het laatste hoofdstuk van deze brief - dat de tijd van zijn ontbinding aanstaande is. Als hij uit zijn cel gehaald zal worden dan zal dat niet zijn met de bedoeling om hem zijn vrijheid terug te geven, maar om hem naar het schavot te brengen. Nee, een vrij man zal Paulus niet meer worden. De dood zal komen en hij zal zijn leven moeten afleggen.

Maakt hem dat ongerust? Als we de tweede brief aan Timotheüs lezen krijgen we helemaal niet de indruk dat dit een brief is van een mens, die de dood voor ogen heeft en die bij de gedachte aan zijn naderend einde ongerust en uit zijn doen is. Integendeel, deze brief ademt rust en overgave en vertrouwen. Paulus is het met de weg die God met hem gaat helemaal eens. Hij weet zich geborgen. Hij is veilig. En wat er ook zal gebeuren, het is goed zoals God het doet.

Paulus aanvaardt de consequenties van het feit, dat Christus hem tot apostel heeft geroepen en aangesteld. Zeker, apostel van Christus te mogen zijn is een hoge onderscheiding en een groot voorrecht. Dat beseft Paulus. Hij vermeldt dit voorrecht ook nog heel nadrukkelijk (vs. 11). Hij is een leraar der heidenen. Een brenger van de blijde boodschap aan mensen die er totaal onkundig van zijn. Maar hoe groot het voorrecht ook moge zijn, het is anderzijds bepaald geen sinecure. De boodschap die hij heeft te brengen staat haaks op wat de mens wil horen. Voor de een is die boodschap een ergernis, voor de ander is het dwaasheid. En dat laten ze de boodschapper ook weten. Paulus is in dienst genomen door Hem, die gezegd heeft: In de wereld zult gij verdrukking hebben. Zij hebben Mij gehaat, zij zullen ook u haten. Ja, terstond al bij het begin van zijn roeping heeft Paulus geweten wat hem te wachten stond en wat het hem kosten zou. Christus heeft hem getoond hoeveel hij zou moeten lijden om Zijns Naams wil. En Paulus heeft dit alles in de overrekening van de kosten meegenomen. Hij is het er ook mee eens geworden. Maar valt het hem dan niet zwaar nu hij metterdaad ondervinden moet dat het volgen van de Heere Jezus kosten meebrengt? Hij heeft ontzettend veel meegemaakt in dienst van zijn Meester. In een van zijn brieven somt hij op wat er allemaal op zijn onkostennota staat. Hij heeft drie maal schipbreuk geleden; drie keer is hij gegeseld; vijf keer heeft hij van de Joden de veertig-min-één ontvangen; hij is ook eens gestenigd; en nog veel meer heeft hij moeten doorstaan. En nu zit hij gevangen als een kwaaddoener. Is dat alles hem niet te zwaar gevallen? Is hij nu niet beschaamd? Geenszins. Daar is geen reden voor. Hij is volkomen rustig.

Toch volkomen rustig

Hoe kan hij zo rustig zijn ? Hij weet dat er voor hem gezorgd wordt. Er gebeurt niets buiten Gods wil om. Daarom kan Paulus gerust zijn. Hij heeft zijn zaak namelijk uit handen mogen geven. Hij heeft zijn zaak in handen van de Heere mogen geven. En daar ligt die zaak veilig. Als Paulus beschrijft wat hij gedaan heeft gebruikt hij opnieuw de uitdrukking ‘pand bewaren’. Maar danspreekt hij er dit keer zo over dat hij zijn pand bij God in bewaring gegeven heeft. Hij heeft dus iets aan God toevertrouwd. Denk bij de woorden die Paulus gebruikt aan een gewoonte die wij ook wel kennen. Als u voor een paar weken met vakantie gaat en u wilt uw kostbaarheden - sieraden die een erfstuk zijn bijvoorbeeld - niet meenemen op reis en u wilt ze in deze tijd waarin we van een steeds toenemend aantal inbraken horen ook niet thuis onbeheerd achterlaten, dan kunt u ze bij de bank in bewaring geven. U vertrouwt erop, dat ze daar veilig zijn en dus deponeert u ze daar. Zoiets heeft Paulus gedaan. Er is iets wat veilig bewaard moet worden en Paulus kan dat zelf niet doen. Hij kan er zelf niet voor zorgen. Toen heeft hij het bij God neergelegd; aan Hem toevertrouwd. Wat bedoelt hij dan met zijn ‘pand’?

‘Mijn pand’

Daarmee bedoelt hij zijn ganse zaligheid. Zijn lichaam. Zijn ziel, zijn werk, zijn naam, zijn reputatie, kortom, alles wat van belang is. Zijn ganse zaligheid in leven en sterven. Paulus had ontdekt, dat hij daar zelf niet voor zorgen kon. In geen enkel opzicht. Hij zou nooit kunnen zorgen voor de vergeving van zijn zonden. Ook niet voorde verlossing uit de macht van de duivel. Net zomin voor de overwinning van de macht van de dood. En als er verzoekingen zouden komen zou Paulus zichzelf nooit kunnen bewaren. In één woord: Paulus kan zelf niets. Voor zijn lichaam niet en voor zijn ziel niet. Hij is in alles aangewezen op de zorg van een Ander. Toen is hij ermee tot God gevlucht. Of, zoals ik de tekst ook mag lezen: Tot Christus. En bij Hem heeft hij zijn pand toen gedeponeerd.

Of dat gemakkelijk ging? Dat gaat bij niemand gemakkelijk. De keerzijde van het pand bij de Heere neerleggen is immers: het uit handen geven. Erkennen, dat we het zelf niet kunnen. En dat is iets wat een mens niet zo gemakkelijk doet. Dat bewaren we echt helemaal voor het laatst. Capituleren is iets wat niemand ligt. We houden ons eindje vaak heel lang vast. Veel te lang...

Alles opgeven

Daarom moesten de ogen van Paulus er wel eerst voor open gaan, dat er van hem niets te verwachten was. U weet hoe het was met deze man. Hij had zoveel. Hij was rijk met zoveel. En dat alles moest hij - zoals hij het zelf onder woorden brengt in Fil. 3 - schade en drek gaan achten. Dat moest hij allemaal prijsgeven om de uitnemendheid van de kennis van Christus.

Nee, een mens geeft het niet graag uit handen. We proberen juist zoveel mogelijk bijeen te brengen en op te sparen. En wat we zoal menen te bezitten bekijken we af en toe ook heel graag. Onze uiterlijke voorrechten, onze activiteiten. We doen immers zoveel... En waar we ook zo tevreden mee kunnen zijn is óns geloof. Of óns gevoel. O ja, we kunnen dan nog wel net doen alsof het ons om Christus te doen is, maar als we eerlijk zijn is er bij dat alles toch ook weer niet zo heel veel van Christus! Het is allemaal van de méns. Welnu, dat moest Paulus er allemaal aan geven. Schade en drek achten. Er totaal van afzien. En toen hij eenmaal zo ver was, was er geen andere weg dan de weg tot God. Toen leerde hij zijn pand uit handen geven en aan God toevertrouwen. Toen werd zalig worden voor hem iets waar alleen God voor kon zorgen. En voor hem werd het een zaak van op de Heere vertrouwen. In alle omstandigheden. In vrijheid en in gevangenschap. In leven en in sterven. Altijd en overal.

Paulus had dus geleerd het ontoereikende van zijn eigen pogingen te zien. En daartegenover had hij oog gekregen voor de gewilligheid en de genoegzaamheid van Christus als de Bewaarder van zijn pand. Waar had hij dat laatste dan vandaan? Dat wist hij uit het Woord, waar hij een verkondiger van was geworden. Het Evangelie was hem toevertrouwd. Dat mocht hij uitdragen. Maar Paulus was niet alleen een verkondiger van het Evangelie. Dat Woord had ook voor hemzelf betekenis gekregen. Het is hem persoonlijk een kracht Gods tot zaligheid geworden. Het is door zijn eigen ziel heen gegaan. Hij heeft er de stem van de Herder in mogen beluisteren. En dat gaf hem vrijmoedigheid om zijn pand bij de hemelse bank te deponeren. Hij kreeg vertrouwen in die Bank. Hij zag in dat hij er terecht kon. Zo is het gegaan. En hierin is Paulus een voorbeeld. Maar dat zien we een volgende keer.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 1997

Bewaar het pand | 12 Pagina's

God bewaart mijn pand (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 1997

Bewaar het pand | 12 Pagina's