Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Paulus en de Filippenzen (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Paulus en de Filippenzen (1)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder de brieven die van de hand van de apostel Paulus in de Schrift bewaard zijn gebleven neemt die aan de Filippenzen een bijzondere plaats in. Bijzonder, met name omdat deze brief tot de meest persoonlijke brieven van Paulus behoort. Anders dan in verschillende van zijn andere brieven laat hij in deze brief iets van zijn innerlijk zien. Hij laat de Filippenzen - en zoveel eeuwen later ook ons - in zijn hart zien en vertelt iets van zijn eigen geestelijk leven.

Zoiets doet een mens niet tegenover iedereen. Willen we iets van ons innerlijk laten zien, dan moet er wel een bepaalde mate van intimiteit en vertrouwen zijn ontstaan. Kennelijk was dat het geval tussen Paulus en de Filippenzen. Er bestond een sterke band tussen hen. Een band, die wederzijds was. Paulus was sterk aan hen verbonden en zij waren sterk aan de apostel verbonden.

Dat laatste blijkt duidelijk als we letten op de directe aanleiding die Paulus had voor het schrijven van deze brief. Paulus zat gevangen. Nadat hij in Jeruzalem was gevangen genomen en nadat hij een aantal jaren in Caesarea in de gevangenis had gezeten, was hij als gevangene op transport gesteld naar Rome. Hij had zich immers op de keizer beroepen om voor hem terecht te staan. Na een zeer enerverende zeereis, die ons beschreven is in Hand. 27 en 28 is hij tenslotte in Rome aangekomen. Daar moest hij toen wachten tot zijn zaak zou voorkomen, terwijl hij intussen gevangen bleef, bewaakt door Romeinse soldaten.

Tijdens die gevangenschap genoot Paulus overigens nog wel een bepaalde mate van vrijheid. Hij mocht bezoek ontvangen en zodoende kreeg hij gelegenheid om ook als gevangene toch het Evangelie nog te verkondigen. Het slot van Hand. 28 laat ons daar iets van zien. Welnu het is tijdens deze periode in zijn leven dat Paulus deze brief aan de Filippenzen schreef. In Filippi had men namelijk gehoord dat de apostel zijn vrijheid kwijt was. Dat bericht had ongerustheid veroorzaakt. Men wilde weten wat er van allerlei geruchten waar was. Zodoende was het besluit genomen dat een uit hun midden, Epafroditus, naar Rome zou reizen om te informeren naar Paulus. Ze hebben Epafroditus ook het een en ander voor de apostel meegegeven. Er was een inzameling van geld of goederen gehouden en met de opbrengst ervan ging Epafroditus op reis. Dat mocht hij aan Paulus gaan overhandigen als een blijk van meeleven van de Filippenzen. Een blijk van hun verbondenheid aan hem en liefde voor hem.

Epafroditus heeft Paulus in Rome weten te vinden en hij heeft hem de bewijzen van de liefde van de Filippenzen gebracht. Welnu, naar aanleiding daarvan schreef Paulus dan zijn brief. Om de Filippenzen hartelijk te bedanken. En om tegelijkertijd allerlei andere dingen te schrijven die in de gegeven omstandigheden van nut waren. Paulus was van plan deze brief aan Epafroditus mee te geven, maar daar kwam niet direct van. Epafroditus werd namelijk ziek. Ernstig ziek zelfs. Hij kon de terugreis niet onmiddellijk aanvaarden. Toen Epafroditus echter weer beter was liet Paulus hem gaan en gaf hij hem deze brief mee.

Er was dus een intieme band tussen Paulus en de Filippenzen. Hoe was dat zo gekomen? Voor het antwoord op die vraag moeten we Hand. 16 opslaan. In dat hoofdstuk wordt ons verteld hoe het allemaal begonnen is. Er zijn daarbij drie dingen waar we acht op moeten slaan.

Soeverein bestuur

Het eerste is de soevereine besturing door de Heilige Geest waardoor het Evangelie naar Filippi gebracht werd. In die besturing van de Geest ontdekken we wat we zouden kunnen noemen zowel een negatief als een positief aspect.

Het negatieve aspect vinden we in de verzen 6-8. Op zijn tweede zendingsreis wilde Paulus het Evangelie in verschillende provincies van Klein-Azië brengen, waar het nog niet eerder gebracht was. Hij kreeg er echter geen gelegenheid voor. We lezen, dat de Heilige Geest dat verhinderde en het niet toeliet. Hoe de Geest dat deed, lezen we niet. Maar Paulus heeft het heel duidelijk geweten, dat er een slagboom was neergelaten en dat hij die niet kon passeren. Zodoende kon hij zijn eigen voornemen niet ten uitvoer brengen.

Het ligt wel voor de hand om te denken, dat dit allerlei vragen bij Paulus opgeroepen heeft. Deze apostel kende een sterke drang om de blijde boodschap van Gods genade in Christus te brengen aan zondaren, die daar nooit eerder van gehoord hadden. Mensen, die op weg zijn naar hun eeuwige bestemming moeten toch horen wat tot hun eeuwige vrede dienst. Maar Paulus krijgt er niet de gelegenheid voor. Hebben ze in Asia en in Bythinië het woord aangaande Christus niet nodig? Wat Paulus leren moet is dat het de Heere Zelf is. die Zijn dienstknechten zendt waarheen Hij wil en wanneer Hij wil. Ook dat laatste: wanneer Hij wil! God bepaalt de tijd, waarop zondaren zullen horen wat Hij te zeggen heeft. Hij is in dit alles soeverein. Tenslotte heeft een mens daar niets in te zeggen. En wie zal de Heere daarover ter verantwoording willen roepen? Zoals bij alles wat met de soevereiniteit van de Heere te maken heeft zullen we moeten zwijgen. God beslist! Hij alleen!

Naar Macedonië

Aan de wijze waarop de Heilige Geest leiding gaf zit ook een positieve kant. In de verzen 9-12 worden we daarover ingelicht. In Troas aangekomen kreeg Paulus een nachtgezicht: een Mace-donisch man vroeg hem dringend en herhaaldelijk om hulp te komen brengen in Macedonië. De volgende morgen overlegde Paulus met zijn reisgenoten wat dit te betekenen zou kunnen hebben. Samen kwamen ze tot de conclusie dat de Heere in dit gezicht sprak. Hij wees de weg en die weg leidde nu naar Macedonië. Gingen in Klein-Azië de deuren dicht, in Macedonië gaat er kennelijk een open.

Maar wat moeten ze daar gaan doen? De man in het gezicht had om hulp gevraagd. Hulp - waarvoor? Welke hulp moest Paulus daar gaan brengen? Er waren in Macedonië ongetwijfeld velerlei noden en moeiten. Er was slavernij in dat deel van de wereld. Er was onderdrukking van de vrouw. Er waren allerlei sociale misstanden. Moesten Paulus en zijn reisgenoten naar Macedonië om aan die misstanden wat te gaan doen? Om een bevrijdingsbeweging op gang te brengen? Vele moderne theologen zouden die conclusie getrokken hebben. In onze tijd lijkt zendingswerk in vele gevallen tot iets van dien aard gereduceerd te zijn. Maar Paulus en de zijnen zijn met elkaar tot de overtuiging gekomen, dat God hen naar Macedonië riep om daar het Evangelie te gaan verkondigen. De grootste nood ook in dat deel van de wereld was immers de nood van het zondaar-zijn. Om in die nood hulp te bieden wilde God daar Zijn Evangelie laten horen. De nood van het zondaar-zijn en van het leven zonder God moet opgelost worden.

Zo zijn ze onderweg gegaan. En onderweg bevestigde de Heere hen in hun overtuiging. Ze hadden het nachtgezicht goed uitgelegd. Toen ze per schip vanuit Troas de oversteek naar Macedonië maakten ging alles bijzonder voorspoedig. Zonder tegenwind of andere hindernissen konden ze recht op het doel af stevenen. En zo kwamen ze tenslotte in Filippi aan.

Wachten in Filippi

Filippi was een kolonie. Een stad voornamelijk door Romeinen bewoond. Misschien wel door veteranen uit het leger. Rome koloniseerde de veroverde gebieden, want zo kon men beter toezicht houden op die streken. Zo’n post was Filippi ook. Een stukje Rome in Macedonië.

De eerste dagen na hun aankomst in Filippi konden Paulus en de zijnen echter weinig doen. Uit wat de Schrift ons vertelt over de handelwijze van Paulus weten we, dat het zijn gewoonte was altijd eerst naar de synagoge te gaan om de Joden het Evangelie te brengen. In Filippi lukte dat echter niet. Er was daar geen synagoge. Het aantal Joden, dat daar woonde was kennelijk erg klein.

Paulus was min of meer gedoemd om de eerste tijd van zijn verblijf in Filippi doelloos door te brengen. In zijn verslag van de gebeurtenissen schrijft Lukas, dat ze zich in de stad ettelijke dagen onthielden. Het kan bijna niet anders, of dit heeft bij Paulus vragen opgeroepen. Het is moeilijk voor hem geweest. Zou hij zich vergist hebben in de betekenis van het nachtgezicht? Heeft God dat gezicht toch anders bedoeld? En als ze het dan toch goed begrepen hebben, waar is dan nu die Macedonische man? Niemand zat kennelijk op hun komst te wachten. Het is niet altijd zo eenvoudig om ons te schikken in de wijze waarop de Heere de dingen bestuurt, daar kan een mens grote moeite mee hebben.

Wat Paulus en zijn reisgenoten echter ook gedacht mogen hebben, duidelijk is in elk geval, dat de Heere Zijn Woord in Filippi wilde hebben. Paulus was aanvankelijk helemaal niet van plan daarheen te gaan. Maar toch moest hij erheen. Zo was de wil des Heeren. En als ze dan straks in Filippi het Evangelie zullen horen dan is dat niet dankzij menselijke plannen. Dan is dat vanwege de soevereine hand die alles bestuurt en regeert, als die hand deuren sluit en ook wanneer hij deuren opent.

Hier alleen is stof genoeg om verder te mediteren. Doe dat dan ook maar.

Ondertussen hopen we een volgende keer te zien hoe het verder gegaan is met Paulus en de Filippenzen - die twee waartussen zo’n sterke band is ontstaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 augustus 1997

Bewaar het pand | 8 Pagina's

Paulus en de Filippenzen (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 augustus 1997

Bewaar het pand | 8 Pagina's