Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De geestelijke verlating (7)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De geestelijke verlating (7)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als het gaat over het leven in de geestelijke verlating, hebben we reeds gezien wat de oorzaken daarvan zijn en hoe de levende Kerk onder die geestelijke verlatingen is. Het geeft smart en aanvechtingen, die de smart nog verzwaren. Nu willen we het laatste aspekt van het leven in de geestelijke verlating bezien, nl. het doel, dat de Heere daarmee in het leven der Zijnen heeft.

Ja, wat is toch het doel van de geestelijke verlatingen? Hier moeten we niet vragen: waaróm ontstaan de geestelijke verlatingen, maar waartoe zijn ze? Wat is het doel, dat de Heere daarmee voorheeft?

Nu zijn er verschillende doelen aan te geven, waarom de Heere Zijn volk voor een ogenblik verlaat. Voetius onderscheidt hier in drie soorten doeleinden. Hij spreekt over naaste doelen, verdere doelen en het allerverste doel van de verlating.

Anderen doen dat niet. Het is hier de plaats niet om dat alles diepgaand uit te splitsen. Maar we stemmen in met Voetius, die zegt: “We kunnen hier niet alles vermelden wat wel opmerking zou verdienen, evenmin kunnen we al de redenen noemen, waarom het God de Heere behaagt zo met ons te handelen; wij zullen ons slechts bepalen tot de meest voor de hand liggende en voornaamste doeleinden”.

A. Het eerste doel dat de Heere met de geestelijke verlating voorheeft is om Zijn volk te beproeven. Zo lezen we dat van Hizkia in 2 Kronieken 32:31. Als de gezanten van Babel na zijn wonderbaarlijke genezing komen om te vragen naar dat wonderteken, dat in het land geschied was, lezen we van de Heere: “zo verliet hem God om hem te verzoeken, om te weten al wat in zijn hart was”.

Ook in Deuteronomium 8:3 geeft Mozes de reden op, waarom de Heere de kinderen Israels in de woestijn omleidde. Hij zegt: “Opdat Hij u verootmoedigde, om u te verzoeken, om te weten wat in uw hart was, of gij Zijn geboden zoudt houden of niet”.

En in Deuteronomium 13:3 zegt de Heere over de valse profeten: “Want de Heere, uw God, verzoekt ulieden, om te weten, of gij de Heere, uw God, liefhebt, met uw ganse hart en met uw ganse ziel”.

Zo wil de Heere de Zijnen louteren door het lijden, gelijk het zilver wordt beproefd. Opdat we met David in Psalm 17 zouden instemmen: “Gij hebt mijn hart beproefd, des nachts bezocht, Gij hebt mij getoetst”. Ja, opdat we met David in Psalm 26 zouden mogen instemmen: “Beproef vrij van omhoog, mijn hart dat voor Uw oog, Alwetende steeds open lag. Doorzoek mij, toets mijn gangen, doorgrond al mijn verlangen en stel mijn oogmerk in den dag”. En met hem Psalm 139: “Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart; beproef mij en ken mijn gedachten. En zie, of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op den eeuwigen weg”.

B. Een tweede doel, dat de Heere met de geestelijke verlating van Zijn volk heeft, is dat Hij Zijn volk daardoor tot diepere zelfkennis en nauwkeuriger zondekennis zou brengen opdat ze zich hoe langer hoe meer zouden verfoeien in stof en as en de zonden steeds meer zouden haten en laten.

Ja, het is opdat ze steeds meer en meer een walg van de zonde zouden krijgen en opdat zo de doding der zonde vanuit de opstandingskracht van Christus steeds meer gestalte in hen zou krijgen.

Juist in de ontdekking leren Gods kinderen immers des te meer zien, dat ze tegen een heilig, maar ook tegen een goeddoend God gezondigd hebben. Juist dan roepen ze uit: “O wee nu onzer, dat wij zo gezondigd hebben”. Zo zegt Jesaja in de diepergaande zelfkennis: “Gij verbergt Uw aangezicht voor ons, en Gij doet ons smelten, door middel van onze ongerechtigheden”. En zo zegt ook Jeremia: “Doet gij dit niet zelven, doordien gij de Heere, uw God, verlaat”?

Daarop legt ook onze belijdenis de nadruk in de Dordtse Leerregels, hoofdstuk 5. In paragraaf 5 zeggen onze Dordtse vaderen, dat de geestelijke verlating duurt “totdat hun, wanneer zij door ernstige boetvaardigheid op den weg wederkeren, het vaderlijk aanschijn Gods opnieuw verschijnt”.

In paragraaf 7 wordt dat nader uitgewerkt en wordt gezegd hoe die bekering geschiedt: “Ten andere, vernieuwt Hij hen zeker en krachtig door Zijn Woord en Geest tot bekering, opdat zij over de bedreven zonde, van harte, en naar God, bedroefd zijn; vergeving in het bloed des Middelaars, door het geloof, met een verbroken hart, begeren en verkrijgen; de genade van God, Die nu met hen verzoend is, wederom gevoelen; Zijn ontfermingen en trouw aanbidden; en voortaan hun zaligheid met vrezen en beven des te naarstiger werken”.

Ziet u, in die weg worden ze vernederd en verootmoedigd voor het aangezicht des Heeren. Zo leren ze steeds kleiner denken van zichzelf en hun werken, en steeds groter van de Heere en Zijn macht.

Zo leren Gods kinderen zich bij aanvang of bij de verdere voortgang er radikaal en totaal buiten rekenen. Zij leren zien, dat ze alles verbeurd en verzondigd hebben. Ze leren er zich radikaal buiten rekenen en toevallen, dat ze de dood waardig zijn.

In die weg gaat de Heere steeds weer en meer plaats maken voor de Middelaarsbediening van de Heere Jezus opdat er steeds meer kennis komt aan Hem in alles, waarin Hij te kennen is.

C. En dat is het derde doel van de geestelijke verlating. De Heere zendt ze wel eens om steeds meer den heelde Zijns Zoons gelijkvormig te worden. Hoe is Hij van God verlaten geworden.

In Gethsemane kreeg hij de lijdensbeker overhandigd om die tot de laatste druppel leeg te drinken. Maar aan het kruis wordt Hij van God en mensen verlaten. En die verlating was totaal, geheel.

Het is geen gedeeltelijke verlating, maar een gehale verlating. In die verlating is het, dat Hij het uitriep: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? Zo heeft nooit iemand dat ervaren. En zo zal ook nooit iemand der Zijnen dat ervaren.

Maar iets ervan zullen ze in het geestelijk leven wel ervaren. Want zoals het voor Christus ging, zo gaat het ook voor de ware christen. Voor Christus ging het van kruis naar kroon, van strijd naar overwinning, van dood naar leven, van lijden naar heerlijkheid. Ook Gods kinderen zal het in die weg gaan.

En nu moeten Gods kinderen het beeld van de Zone Gods gelijkvormig worden. Ze hebben Zijn voetstappen te drukken. Ze moeten met Hem gekruisigd en begraven worden opdat ze ook met het zouden ópstaan in een nieuw, godzalig leven. Daarom moeten ze hun kruis getroost op zich nemen.

Het is opdat ze mogen ervaren wat Paulus in Filippenzen 3:10 zegt: “Opdat ik Hem kenne, en de kracht Zijner opstanding, en de gemeenschap Zijns lijdens, Zijn dood gelijkvormig wordende”.

D. Er is nog een vierde doel, dat de Heere met de geestelijke verlating heeft, en dat is, dat ze in de kennis der ellende of in de verachtering der genade de waarde van Zijn genade zouden kennen.

Iets wordt immers doorgaans pas echt gewaardeerd als het ontbreekt en vurig gezocht wordt. Daarom zal men er ook des te zuiniger op zijn en het zorgvuldiger bewaren als het gevonden wordt. Als we elkaar (voor een tijd) moeten missen, juist dan leren we zien hoeveel de gemeenschap waard is.

Wel, zo is dat ook geestelijk. De gemeenschap met God leren Gods kinderen dikwijls (halaas!) pas goed waarderen en benodigen als ze het (opnieuw) missen. Als ze wederom in het gemis leven zodat er uitgangen geboren worden naar de genadetroon. Daarom horen we Asaf in Psalm 77 getuigen: “Ten dage mijner benauwdheid zocht ik den HEERE, mijn hand was des nachts uitgestrekt en liet niet af”. Daarom zegt ook de bruid uit het Hooglied, als de Bruidegom na de verlating wederkomt: “Ik vond Hem, Die mijn ziele liefheeft, ik hield Hem vast en liet Hem niet gaan”. En ze is hier beeld van heel de bruidskerk over alle tijden en plaatsen!

E. En dan is er nog een vijfde doel, dat de Heere in het leven der Zijnen met de geestelijke verlatingen heeft. Dat is, dat ze door dit alles steeds meer losgemaakt zouden worden van de wereld en haar begeerlijkheden om zich op God te richten.

Daarom mocht Asaf, door God geleerd, in Psalm 73 zeggen: “Wien heb ik nevens U in de hemel? Nevens U lust mij ook niets op de aarde. Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, zo is God de rotssteen mijns harten en mijn deel in eeuwigheid. Maar mij aangaande, ik zet mijn betrouwen op de Heere HEERE, om al Uw werken te vertellen”.

F. En dat brengt ons bij het zesde en grootste doel van de geestelijke verlating: de ere Gods. Voetius schrijft: “Het allerverste doel van deze verlatingen is de ere van de wijsheid, barmhartigheid en macht Gods, welke in het zaligmaken van Zijn uitverkorenen wordt geopenbaard, in wier zwakheid Hij zo krachtig is, en die Hij op een wondervolle manier leidt, die Hij leidt door allerlei omwegen en tegenspoeden tot de zaligheid, ja, om zo te zeggen, als door de hal naar de hemel”.

Ja, het gaat ten diepste om de ere Gods. Daartoe waren we immers geschapen in het Paradijs. Daartoe gaat de Heere Zijn volk ook herscheppen in de wedergeboorte. Dan wordt God op het hoogst verheerlijkt en de zondaar op het diepst vernederd.

Zo worden Gods deugden verheerlijkt. Zo leren Gods kinderen Gods soevereiniteit, Zijn vrijmacht. Zijn heiligheid en rechtvaardigheid, de grootheid van Zijn barmhartigheid en genade, de onveranderlijkheid van Zijn trouw. Zijn lankmoedigheid en waarheid aanbidden en Hem daarin nederig eren.

Zo wil de Heere na droefheid weer blijdschap geven. Opdat ze met Job zouden ervaren in Job 42:5: “Met het gehoor des oors heb ik U gehoord. Maar nu ziet U mijn oog”. Ja, opdat ze met David zouden beleven in Psalm 30:8: “Gij hebt mijn weeklacht en geschrei veranderd in een blijde rei; mijn zak ontbonden en mij weer met vreugd omgord opdat mijn eer niet zwijg, zo klimt Uw lof naar boven; mijn God, U zal ik eeuwig loven”.

Wie op dat goddelijke doel met de geestelijke verlating een oog mag krijgen, zal niet langer in opstand komen, maar die leert de troon der genade bestormen en de Heere aankleven als een Jakob: “Ik laat U niet gaan, tenzij Gij mij zegent”.

Rampzalig het volk, dat daar niets van kent. In hun leven hebben we geen enkele reden om hen te vertroosten. Maar we hebben alle reden om u te vermanen en te waarschuwen, dat we dan op weg zijn naar de eeuwige ondergang. Wij bidden u dan van Christus’ wege: laat u met God verzoenen. “Zoek dagelijks Zijn aangezicht. Gedenkt aan ‘t geen Hij heeft verricht. Aan Zijn doorluchte wonderdaan en wilt Zijn straffen gadeslaan” opdat u niet door eigen schuld voor eeuwig omkome.

Maar gelukkig het volk, dat door genade een oog krijgt op het goddelijk doel in hun leven. Zij mogen de troost ontvangen. In hun leven brengt de drukking der melk boter voort. Het is tot loutering door het lijden gelijk het zilver wordt beproefd. Het werpt een vreedzame vrucht der gerechtigheid af.

En omdat het om dat doel gaat, mogen Gods kinderen, en ook ambtsdragers elkaar bemoedigen in de geestelijke verlating. In diepe afhankelijkheid mogen ze pastoraat in die verlating bedrijven. Maar daarover in de laatste twee artikelen nog iets.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 november 1997

Bewaar het pand | 12 Pagina's

De geestelijke verlating (7)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 november 1997

Bewaar het pand | 12 Pagina's