Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

Wat hebt Gij gedaan?

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Johannes 18:35b)

Nadat de Joodse raad Jezus des doods schuldig had verklaard hebben ze Hem naar het rechthuis van de Romeinse stadhouder Pilatus gebracht. Omdat de Joden zelf geen doodvonnis mochten uitvoeren, moest Pilatus het bekrachtigen. De eerste vraag die Pilatus stelt, is uiteraard gericht tot de Joden: “wat beschuldiging brengt gij tegen deze Mens?” Hun hoogmoedig, wrange antwoord is: “indien Deze geen kwaaddoener ware, zo zouden wij Hem u niet overgeleverd hebben!” Ze maken Jezus verdacht als ware Hij een politieke oproermaker. In Lucas 23:2 lezen we: “En zij begonnen Hem te beschuldigen, zeggende: wij hebben bevonden, dat Deze het volk verkeert, en verbiedt de keizer schattingen te geven, zeggende dat Hijzelf Christus, de Koning is.” En dat woord “koning” had voor Pilatus toch wel een verdachte klank, hoewel hij ervan overtuigd was, dat Jezus politiek ongevaarlijk is. Maar dan toch zijn vraag aan Jezus: “Zijt Gij de Koning der Joden?” Jezus, Die alles doorziet, stelt een wedervraag: “Zegt gij dit van uzelf, of hebben het u anderen van Mij gezegd?” De Heere Jezus wil zeggen, dat Pilatus dit niet uit zichzelf vraagt, omdat hij immers vast overtuigd is van Jezus’ politieke onschuld. Ondervragen is eigenlijk helemaal overbodig, en dat weet Pilatus ook heel goed. Jezus roept Pilatus tot de orde, en zelfs de weg naar het evangelie wordt hem voorgehouden in deze vraag. Want ook Pilatus heeft met Jezus te maken, al is hij een Romein, een heiden. Immers in die vraag ligt ook de gedachte opgesloten: Pilatus, hebt u er voor uzelf belang bij te weten Wie Ik ben? Zo zou het toch moeten zijn, want Mijn koningschap raakt ook u, Pilatus!

Zegt gij dit van uzelf, of hebben anderen het u van Mij gezegd?

Deze vraag raakt ook ons, u en mij! Wat weten wij van Jezus, en hoe? Alleen van horen-zeggen, zonder innerlijke betrokkenheid? Of zeggen wij het van onszelf, vanuit een levende geloofskennis?

Mogen we zeggen: ik weet zelf wat het is, als een verloren schaap te zijn gevonden en gelegd te worden op de schouders van deze Goede Herder, Die Zijn leven stelt voor de schapen?

Zegt u het van uzelf, dat u zondaar bent? Moet u het belijden uit smartelijke ervaring, omdat u weet wat het inhoudt, tegen een goed-doend God gezondigd te hebben ?

Weet u het van uzelf de Heere Jezus nodig te hebben, omdat u in uzelf niet kunt bestaan voor de heilige God?

Of hebben anderen het u van Mij gezegd? Is onze belijdenis nog uit de tweede hand, van horen-zeggen? Nagepraat? Rechtzinnig, misschien wel heel gewichtig, maar zonder dat het waarheid in het binnenste is geworden?

Maar we keren terug naar de rechterstoel van Pilatus. Deze antwoordt bitter en bruut: ”Ben ik een Jood? Uw volk en de overpriesters hebben U aan mij overgeleverd; wat hebt Gij gedaan?

Jezus van Nazareth, zeg het nu duidelijk en onomwonden: wat hebt Gij gedaan ?

O, hoe had de Heere Jezus op deze vraag kunnen antwoorden! Wat Ik gedaan heb, Pilatus?

Ik ben het land doorgegaan, goeddoende. Zieken heb Ik genezen, melaatsen gereinigd, hongerigen gevoed, blinden Ik het gezicht gegeven, doven deed ik horen, doden heb Ik opgewekt, duivelen heb Ik uitgeworpen. Ik heb de zonden vergeven. Aan armen heb Ik het evangelie verkondigd. Ik heb de Naam van Mijn Vader op aarde verheerlijkt.

Nog meer, Pilatus! Ik heb de hemel en de aarde geschapen. De stormen zijn in Mijn hand, en Ik heb ze tot bedaren gebracht. Ik heb gewandeld op de golven. Wat Ik gedaan heb, Pilatus? Vraag het aan de hemel, die Ik verlaten heb, en vraag het aan de hel, die Ik bezig ben te overwinnen! Vraag het aan Mijn jongeren, en zij zullen zeggen: Hij heeft alles wèl-gedaan!

Ja, zo zou Jezus hebben kunnen antwoorden. Hij heeft het niet gedaan. Hoe Hij wél heeft geantwoord, hopen wij in een volgende meditatie te overdenken.

Wat hebt Gij gedaan? Zo vraagt Pilatus aan Jezus!

Wanneer die vraag nu eens naar ons toekomt.... van Godswege!

Wat zal dan ons antwoord zijn? O, als die vraag van Godswege door de Heilige Geest als een pijl op ons hart wordt gericht, dan kunnen we niet meer vroom doen, dan kunnen we niet meer om de waarheid heendraaien, dan moeten we belijden zoals het in waarheid is.

Wat hebt gij gedaan? Ik heb gedaan, wat kwaad was in Uw ogen; dies ben ik. Heer’ Uw gramschap dubbel waardig! in Adam moedwillig van U afgevallen, tegen al Uw geboden zwaar gezondigd, geen ervan gehouden, en nog steeds tot alle boosheid geneigd! Mijn beste werken onvolkomen en met zonde bevlekt. Ik ellendig mens! Als ik het goede wil doen, ligt het kwade mij bij! O God, wees mij, zondaar genadig!

Een vernederde zondaar met een verbroken hart. Ja, en toch zalig, om zo onder de Heere te mogen buigen. Want hoe noodzakelijk, hoe gepast, hoe beminnelijk wordt in die weg de Heere Jezus. Die geleden heeft onder Pontius Pilatus!

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 maart 1998

Bewaar het pand | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 maart 1998

Bewaar het pand | 8 Pagina's