Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

Van Céfas gezien

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

En dat Hij is van Céfas gezien, daarna van de twaalven

Wanneer de apostel Paulus in 1 Korinthe 15 een aantal verschijningen van de opgestane Zaligmaker opsomt om de waarachtigheid van Christus’ opstanding te beklemtonen, dan noemt hij als eerste de verschijning van Jezus aan Céfas. En Céfas is Petrus (zie Johannes 1:43). En dat Hij is van Céfas gezien, daarna van de twaalven. De oorspronkelijke naam van Petrus was Simon. En dat hij in de discipelkring veelal nog met die naam werd genoemd is dan ook begrijpelijk. Wanneer de Emmaüsgangers na hun heerlijke ontmoeting met de Opgestane terugkeren in Jeruzalem dan horen ze uit de mond van de elven en die met hen vergaderd waren de blijde mare: de Heere is waarlijk opgestaan, en is van Simon gezien! En dat Hij is van Céfas gezien, daarna van de twaalven, zegt de apostel. Van de discipelen valt dus aan Petrus de eer te beurt om als eerste de opgestane Zaligmaker te ontmoeten. En was de boodschap van de engel aan de vrouwen bij het open graf al niet hoogst opmerkelijk: doch gaat heen, zegt Zijn discipelen, en Petrus, dat Hij u voorgaat naar Galilea! Zegt de discipelen, en Petrus! Petrus wordt apart genoemd. En dat Hij is van Céfas gezien, daarna van de twaalven. Waarom toch? Waarom Petrus het eerst? Waarom valt Petrus die onderscheiding te beurt ? Had Petrus het er dan naar gemaakt? Had Petrus zich dan zo uitzonderlijk goed gedragen tegenover Jezus? Integendeel! Wij weten wel beter! En Petrus zelf wist wel beter. Maar juist daarom! O, hier openbaart zich die persoonlijke zielszorg van de Heere Jezus aan Zijn zo diepgevallen discipel. Hij heeft geweten, Hij heeft gepeild, wat er in het hart van Petrus moet zijn omgegaan. O zeker, dat onbegrijpelijk lijden en sterven van hun geliefde Meester heeft ook de andere discipelen diep aangegrepen. Maar Petrus toch wel in het bijzonder. Hij, Simon-bar-Jona, die van Jezus die heerlijke naam Céfas-Petrus-Rotsman gekregen had. Hij, Petrus, die door Jezus zo bijzonder bevoorrecht was in veel opzichten boven de anderen; hij, Petrus, die door het geloof op de golven had gewandeld, die eens die heerlijke belijdenis had uitgesproken: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God, en die daarna zo heerlijk door Jezus was toegesproken: Ik zeg u, gij zijt Petrus, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen!

Maar ach: dat was alles voorbij, voorgoed voorbij, verleden tijd! Dat alles was door hemzelf voorgoed verzondigd in die vreselijke nacht, daar op die binnenplaats van het paleis van Kajafas. Daar heeft hij immers zijn Meester verloochend, daar heeft hij met vloeken en eedzweren ontkend, dat hij ook maar enige band aan Jezus zou hebben: ik ken de Mens niet! En toen die blik van Jezus, die ogen van Jezus! En naar buiten gaande, had hij bitter geweend. Wat heb ik gedaan ? O, wat heb ik toch gedaan? Gelegenheid om vergeving te vragen, kreeg hij niet. Diezelfde middag stierf Jezus aan het vloekhout.

Kunnen wij ons een klein beetje inleven in wat er in de ziel van Petrus is omgegaan sinds die vreselijke nacht? Wat het gevaar van de wanhoop niet levensgroot aanwezig? Hoe moet hij die dagen na zijn verloochening toch hebben doorgebracht?

En dan verneemt hij van de vrouwen de blijde boodschap, dat Jezus leeft, dat zij Hem hebben ontmoet. En ongetwijfeld is er een schok van vreugde door hem heengegaan. Want hoe diep hij ook gevallen was, hij had zijn Meester lief met een oprechte, vurige liefde. En het zal een ogenblik in zijn ziel gejubeld hebben: Jezus, de Zoon van de levende God, de Koning van mijn hart opgestaan uit de doden, als Overwinnaar van dood en graf!

Maar meteen komt dat andere weer naar boven. O, als dat verschrikkelijke nu eens niet was gebeurd, wat zou hij dan met een vrolijk hart de Meester hebben kunnen tegemoet gaan. Maar nu - hij heeft alle recht op Hem verloren. Hij heeft Hem verloochend, toen Hij zo verguisd werd, zal Jezus nu Zijn ontrouwe discipel niet verloochenen, nu Hij is verheerlijkt. Ach ja, die vrouwen zijn blij, en ze kunnen blij zijn. En straks ook de andere discipelen. Maar hij? Zo zwaar heeft hij zich aan de Opgestane vergrepen, dat hij wel bang moet zijn om Hem te ontmoeten. Hij zal in Hem een vertoornd Rechter ontmoeten, Die het hem in goddelijke gestrengheid zal toevoegen: Simon (nee, niet: Petrus!): wie mij verloochend zal hebben voor de mensen, die zal Ik ook verloochenen voor Mijn Vader in de hemelen!

Lezers, wat heeft een verslagen, een schuldige, een doemwaardige zondaar te verwachten van een ontmoeting met de levende Christus?

En dat Hij is van Céfas gezien, daarna de twaalven!

Van Céfas gezien! Daar staan ze, oog in oog! Hoe staan hun ogen? Wat zegt Jezus? Wat zegt Petrus?

Wat zullen wij zeggen? Niets! Zwijgen! Aanbidden!

Looft Hem, Die u, al wat gij hebt misdreven.

Hoeveel het zij, genadig wil vergeven. De meditatie was, denk ik, erg voor - werpelijk. De Heilige Geest moge haar onderwerpelijk toepassen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 april 1998

Bewaar het pand | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 april 1998

Bewaar het pand | 8 Pagina's