Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Paulus en de Filippenzen (18)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Paulus en de Filippenzen (18)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Want u is uit genade gegeven in de zaak van Christus, niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden; dezelfde strijd hebbende, hoeda- nige gij in mij gezien hebt en nu in mij hoort”

Paulus is bezig de Filippenzen op te wekken tot een godvruchtige wandel in het midden van deze wereld. Hij spoort hen aan tot standvastigheid en tot strijdbaarheid en tot moed. Laten ze zich niet laten afschrikken door tegenstanders. Ook niet als het leven als christenen lijden met zich brengt.

Lijden

Ja, lijden is onlosmakelijk aan het leven van een christen in deze wereld verbonden. Waarom is dat zo? Dat is zo omdat de wereld vol tegenstand en vijandschap is tegen God en dus ook tegen Zijn volk. Heeft de Heere Jezus het al niet tot Zijn discipelen gezegd, dat ze in de wereld verdrukking zouden hebben? Dat kan eigenlijk ook niet anders. Alleen, laten ze dat lijden dan niet zien als een noodlot. Laten ze er ook niet moedeloos onder worden. Laten ze het lijden dat hen overkomt zien als een gift van God. Als een gift van God? Ja, zo zegt Paulus het immers. Het is u gegeven! Hoe dan? Als straf op de zonde? Nee, er zijn drie dingen die Paulus van dit lijden zegt en waar rekening mee gehouden moet worden. Let nog eens op het woord ‘gegeven’. Zeer terecht staat er in onze vertaling bij: ‘uit genade’. “Het is u uit genade gegeven”. Het gaat inderdaad om een genadegift. Paulus heeft het over onverdiende gunstbewijzen. En - hoe wonderlijk het ook moge lijken - ook het lijden is zo’n gift! Vervolgens dienen we er op te letten dat Paulus een parallel trekt tussen ‘geloven’ en ‘lijden’. Beide zijn gaven Gods, uit genade geschonken. Ja, dat het geloof een gave Gods is, begrijpen we. Niemand zal uit zichzelf ooit tot geloof komen. Dat stemt toch iedereen toe? Welnu, op dezelfde wijze wordt nu ook het lijden gegeven. Dat is ook Gods gave. Zowel het geloof als het lijden komen uit dezelfde hand van God. En dan wijst Paulus nog op een derde aspect, dat van belang is. Het lijden is er ‘voor Hem’. “Voor Hem te lijden”. Dat wil zeggen: lijden met het oog op Christus; terwille van de zaak van Christus. Het lijden is er het gevolg van dat de gelovigen Christus’ beeld dragen en aan Hem verbonden zijn. Omdat de wereld Christus gehaat heeft, haat de wereld ook degenen die van Christus zijn. Dat maakt het er voor Gods kinderen dus niet gemakkelijker op. Inderdaad, ze leven in een strijdperk. Ze zijn omringd door vijanden en die vijanden hebben niets goeds in de zin. Hoe moeten ze er dan doorheen? Hebben ze houvast? Is er troost? Ja, dat werkt Paulus uit in vs. 30.

In het laatste vers van hoofdstuk 1 is de apostel echt een herder, een pastor. Er is voor de Filippenzen niemand voor wie ze zoveel respect hebben als voor Paulus, hun geestelijke vader. Er is die intieme verbondenheid tussen hen en hem. Welnu, dan kan Paulus in die relatie zichzelf ook wel tot een voorbeeld stellen. Hij kan de Filippenzen troosten door hen eraan te herinneren wat zij in hem gezien hebben en nu, via deze brief, van hem horen. Herinneren ze zich niet hoe Paulus in Filippi in de gevangenis gezeten heeft? Hoe hij daar smadelijk behandeld werd? Niet omdat hij een misdadiger was, maar terwille van de zaak van Christus overkwam hem dat alles. Dat hebben ze toch gezien? En nu horen ze ervan. Hij is weer een gevangene. Er zijn weer mensen die hem het leven zwaar en moeilijk maken. Ja, het lijden is Paulus’ onafscheidelijke metgezel. Paulus en het lijden horen bij elkaar. Onlosmakelijk. En dus zijn de Filippenzen in hun lijden niet alleen. Ze hebben gezelschap. Hun geliefde Paulus staat naast hen en zo hebben ze gemeenschap in hun lijden. Laten ze met die wetenschap getroost zijn.

In kort bestek geeft Paulus de Filippenzen - met over hen heen ook de kerk van alle tijden - enig inzicht in het lijden dat Gods kinderen overkomt. Een paar dingen worden uit deze slotverzen van Fil. I duidelijk.

1. Lijden door toedoen van de vijanden van het Evangelie vergezelt onvermijdelijk het ware geloof.

Wat Paulus aan de Filippenzen schrijft is niet iets dat alleen hen treft. Er staan verschillende plaatsen in de Schrift waaruit geen andere conclusie mogelijk is dan dat het lijden bij alle gelovigen hoort. Laat ik enkele voorbeelden geven. In de zaligsprekingen in Matt. 5 geeft de Heere Jezus een beschrijving van de ware burgers van Gods Koninkrijk. Zij zijn de armen van geest; zij zijn de zachtmoedigen; zij zijn de reinen van hart. Zij zijn echter ook degenen die vervolgd worden en daardoor lijden. Dat geldt al Gods kinderen. In Joh. 15:18-20 laat de Heere Jezus Zijn discipelen weten dat de wereld hen haat, omdat zij niet van de wereld zijn. Daarom zal de wereld hen vervolgen. Ze hebben de Meester gehaat. Ze zullen ook Zijn volgelingen haten. Paulus zegt het al niet veel anders als hij in 2. Tim. 3:12 zegt, dat allen die godzalig willen leven, vervolgd zullen worden. Iedereen dus! Lijden is een onafscheidelijke metgezel van het ware geloof. Waarom is dat zo? Omdat de ware gelovigen verbonden zijn aan Christus. Hij lijdt en dus lijden zij ook. En als zij lijden, lijdt Hij in hen. Denk maar aan wat de Heere Jezus op de weg naar Damaskus tot Saulus zei: Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij? Welk lijden wordt hier dan bedoeld? Niet noodzakelijk in alle gevallen een lichamelijk lijden. Het is ook niet gezegd, dat al Gods kinderen op dezelfde manier en in dezelfde mate lijden. Niet allemaal worden ze om hun geloof gevangen gezet. Het kan ook anders zijn. Ze kunnen bijvoorbeeld belasterd worden. Of achtergesteld. Of uitgebannen. Of geboycot. Maar zijn dat ook geen dingen die een diep lijden en een hevige pijn kunnen veroorzaken? We konden ook in ons land wel eens een tijd tegemoet gaan, waarin dit lijden meer en meer het deel van de gelovigen kan gaan worden. Er zijn al situaties waarin dit ervaren wordt. De wereld zal hoe langer hoe meer haar ware gelaat tonen en zal steeds meer blijken een vijandige wereld te zijn. Als Openb. 22:11 waar gaat worden, waar we lezen: “Die onrecht doet, dat hij nog onrecht doe; die vuil is, dat hij nog vuil worde; en die rechtvaardig is, dat hij nog gerechtvaardigd worde; en die heilig is, dat hij nog geheiligd worde”. De tegenstellingen zullen steeds meer zichtbaar worden. Het onderscheid tussen hem die God dient en hem, die God niet dient. Maar dat speelt zich niet alleen af buitenshuis. Er zijn ook christenen die het binnenshuis meemaken. In de vijandschap die hun kinderen betonen tegen de ware godsdienst. In datgene wat de man zijn vrouw of de vrouw haar man aandoet. De Heere Jezus heeft ook gezegd dat iemands vijanden onder zijn eigen huisgenoten gevonden zullen worden (Matt. 10:36).

2. De gelovige dient zijn lijden wel in het juiste licht te zien.

Ik kom hier nog even terug op het feit, dat Paulus het lijden, net als het geloof, ziet als een gave Gods. Hel komt uit Gods hand. Ik mag ook zeggen, dat het komt uit de doorboorde hand van de Heere Christus. Gods kinderen zullen steeds weer moeten bedenken dat de Heere bezig is in hun leven Zijn plan uit te werken. In dat plan heeft het lijden een plaats. Hij gebruikt het. Hij acht het voor de Zijnen nodig. Hij wil er Zijn doel mee dienen. Wat is dat doel dan?

De Heere wil, dat degenen die Hij tot Zijn kinderen aanneemt en die Hij een plaats geeft in Zijn huisgezin, Zijn beeld zullen gaan vertonen. Ze moeten Hem gelijkvormig worden. God wil dat ze Zijn heiligheid deelachtig worden. En om dat te bereiken gebruikt Hij onder andere het lijden. Dat betekent tegelijk dat de Heere het lijden niet brengt uit lust tot plagen. Nee, God plaagt of bedroeft de mensenkinderen niet van harte. En als Hij bedroefd heeft zal Hij Zich ontfermen naar de grootheid van Zijn goedertierenheden (Klaagl. 3:32,33). Maar zo bereikt Hij in hun leven wel Zijn doel. En zo zullen zij mogen leren, dat al is de kastijding geen zaak van vreugde, maar van droefheid, zij achteraf een vreedzame vrucht der gerechtigheid blijkt te geven aan hen die erdoor geoefend worden (Hebr. 12:11). Wie het zo mag beleven kan achteraf met de dichter van Psalm 119 zeggen: “‘t Is goed voor mij verdrukt te zijn geweest opdat ik dus Uw godd’lijk recht zou leren”.

3. Het geheim van het dragen van het lijden is gelegen in de beleving van onze verbondenheid aan Christus.

Met nadruk stelt de apostel dat de Filippenzen ‘voor Hem’ lijden. Dat is: terwille van de zaak van Christus. Er is dus een verbondenheid aan Hem. Een verbondenheid in het geloof. Maar daar vloeit uit voort een gemeenschap met Hem in Zijn lijden. De strijd en de worsteling die Gods kinderen ervaren moeten ze in verband brengen met het lijden en het worstelen van de Borg in Gethsemané en op Golgotha. Wie dat mag doen, die kan verder, ook op de lijdensweg. Als door de genade van de Heilige Geest beleefd wordt voor wat voor soort mensen de Heere Jezus Zijn zware lijdensweg gegaan is, zouden de Zijnen dan niet gewillig gemaakt worden om terwille van Hem te lijden? Bovendien, degenen die met Hem lijden, zullen ook met Hem regeren. Er komt een dag waarop de zaak van de lijdende kerk gerechtvaardigd wordt. Christus is al gerechtvaardigd. Dat is gebeurd, toen God de Vader Hem pit de doden opwekte. Op het gelaat van Christus is nu niet meer het speeksel waarmee Zijn vijanden Hem bedekt hebben. Op Zijn hoofd drukt nu niet meer de doornenkroon. Christus is verheerlijkt. Hij heeft een Naam ontvangen welke is boven alle naam. En degenen die Zijn discipelen zijn, zullen met Hem verheerlijkt worden. Die overwint mag straks met Hem zitten in Zijn troon, zoals Hij beloofd heeft in Openb. 3:21. Daarom kan Paulus zeggen: “Want ik houd het daarvoor, dat het lijden van deze tegenwoordige tijd niet is te waarderen tegen de heerlijkheid die aan ons zal geopenbaard worden” (Rom. 8:18).

Is iemand onder u in lijden? Dat hij bidde (Jac. 5:13).

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 mei 1998

Bewaar het pand | 8 Pagina's

Paulus en de Filippenzen (18)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 mei 1998

Bewaar het pand | 8 Pagina's