Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gaat de dominee voorbij? (13)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gaat de dominee voorbij? (13)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Predikant en

Ondertekeningsformulier

Nà enkele opmerkingen gemaakt te hebben over het eigene van de schriftuurlijk-bevindelijke prediking, wil ik zo langzamerhand een eind gaan maken aan deze serie artikelen. Daarom zal ik mij nog meer als de keren hiervoor laten leiden door het boekje van Ds. M.J.C. Blok. Hij laat op het hoofdstuk Predikant en Prediking een hoofdstuk volgen waar hij ingaat op het belang van het onder-tekeningsformulier. Misschien dat de overgang naar dit onderwerp voor sommigen als eigenaardig overkomt? Toch is dit een goed vervolg op de bij de prediking geplaatste kanttekeningen.

Van de leer

Het grote gewicht van de bediening van het goddelijk Woord en de verantwoordelijkheid daarbij van de prediker wordt immers door de ondertekening van het verbindingsformulier nogmaals onderstreept. In het bijzonder daar waar een dienaar van het Woord door het plaatsen van zijn handtekening o.a. belooft, dat hij van harte instemt dat àl de artikelen en stukken van de leer, in de Drie Formulieren van enigheid begrepen, in alles met Gods Woord overeenkomen. Hij belooft, dat hij deze leer ijverig zal leren en getrouw voorstaan, zonder daartegen, hetzij openlijk of bedekt, direct of indirect, iets te leren of te schrijven. Voorts verklaart hij, dat hij niet alleen alle dwalingen, die tegen deze leer strijden, zal verwerpen, maar dat hij ook genegen is, die te wederleggen en te bestrijden en alle arbeid aan te wenden, om ze uit de kerken te weren.

Dat deze goede gewoonte bepaald geen willekeurige handeling betreft, maar een rijke traditie kent, heeft wijlen prof. J. Hovius bij de rectoraats-overdracht aan de Theologische Hogeschool te Apeldoorn, al duidelijk aangetoond.

In zijn rectorale rede d.d. 16 september 1954, waarin hij sprak over ‘Het toezicht op de Dienaren des Woords door de kerkelijke vergaderingen’ geeft hij vanuit de geschiedenis van de kerk der reformatie aan, dat de kerkordelijke bepalingen t.a.v. een zeker toezicht op de leer en de wandel van de Dienaren des Woords, al heel vroeg zijn ingesteld.

Zij worstelen allereerst in de Heilige Schrift zélf. Hovius noemt naast het schriftuurlijk motief, achtereenvolgens nog het historisch-reformatorische en het praktisch motief voor dit toezicht. Daar lang niet iedereen de beschikking zal hebben over deze rectorale rede, wil ik in het kort wat van belang is voor ons onderwerp aan u doorgeven.

Om tenslotte duidelijk te maken hoezeer wij ons vandaag verplicht behoren te weten nóg naar deze woorden te luisteren. En te ontdekken dat de waarde van de handtekening, die uiteindelijk gezet is door élke ambtsdrager, kennelijk door de geest van de tolerantie danig gedevalueerd blijkt te zijn.

Het schriftuurlijk motief

Prof. Hovius geeft daarbij geen droge opsomming van allerlei bijbelteksten, maar laat wèl vanuit Gods Woord duidelijk zien. dat de grondslag van het toezien op de leer en wandel van m.n. dienaren van het Woord (en uiteraard ook de andere ambtsdragers) wortelt in de Schriften. Ik citeer hem letterlijk:

‘De Heilige Schrift leert, dat God, die Waarheid is, naar Zijn voornemen de gelovigen heeft voortgebracht door het Woord der waarheid. Zi j zijn door de waarheid vrijgemaakt, in de waarheid geheiligd, door de inwoning van de Geest der waarheid tot één lichaam verenigt, namelijk tot het lichaam van Christus, die de Waarheid Zelf is en alzo als Kerk gesteld tot pilaar en vastigheid der waarheid’. Daarom waarschuwt de Heere Jezus Christus in de Bergrede tegen de valse profeten, die zich in schaapsklederen vertonen, doch van binnen grijpende wolven zijn. Als Hij Zijn grote eschatologische rede houdt en Zijn discipelen vlak voor Zijn laatste, bange lijden, onderwijst en vertroost, herhaalt Hij deze waarschuwing met klem, ja, versterkt ze nog door te wijzen op het optreden van valse Christussen, van wie door hun tekenen en wonderen een machtige bekoring uitgaat.

Vervuld met en geleid door de Geest der waarheid stellen ook ‘s Heeren Apostelen zich met alle kracht tegen dwaalleraars, die de gemeente des Heeren, naar wezen en bestemming pilaar en vastigheid der waarheid, door dwaling en leugen van haar grondslag zoeken af te trekken en te verderven. De Apostel Petrus waarschuwt tegen de valse leraars, die verderfelijke ketterijen bedektelijk zullen invoeren. De Apostel Paulus, wiens Apostolische loopbaan zich kenmerkt door een rusteloze strijd tegen alles wat van de waarheid Gods afwijkt, drukt zich soms zeer sterk uit, b.v. in de brief aan de gemeenten in Galatië. Hij geeft met zijn Apostolisch gezag bindende voorschriften ten aanzien van de ambtsdragers. Zij moeten niet alleen bekwaam zijn om anderen te leren, maar zij moeten ook vasthouden aan het getrouwe woord, dat naar de leer is, opdat zij machtig zijn beide om te vermanen door de gezonde leer en om de tegensprekers te wederleggen en zowel Timotheüs als Titus worden krachtig opgewekt om het voorbeeld der gezonde woorden te houden en dit goede pand, door Paulus hun overgeleverd en door de Heilige Geest hun toebetrouwd, te bewaren en om alleen te spreken hetgeen der gezonde leer betaamt, daarbij rechte voren trekkende, ja, hij beveelt zelfs om een ketterse mens na de eerste en tweede vermaning te verwerpen (Titus 3:10). De Apostel Johannes laat geen andere taal horen.

Het historisch-reformatorisch motief

De kerkgeschiedenis geeft ons diverse voorbeelden van de haast onherstelbare schade, die veroorzaakt werd bij enige nalatigheid t.a.v. de vermaning der Schrift om te blijven bij de gezonde leer en om de geesten te beproeven en om geen andere ambtsdragers aan te stellen dan die aan de eisen, door Christus gesteld, voldeden. Waar het nauwlettend door de Schrift vereiste toezicht achterwege blijft of verslapt, zet de kerk haar deuren open voor allerlei wind van leer. Met alle gevolgen van dien. Gelukkig geeft de kerkgeschiedenis ons ook de positieve voorbeelden van schriftgetrouwe ambtsuitoefening, m.n. in de tijd van de Reformatie. Calvijn was het, die in de Kerkorde van Genève al enige regels opstelde voor de tucht t.a.v. herders en leraars, die zich in leer en wandel niet zouden gedragen overeenkomstig het apostolisch vermaan.

Het praktisch motief

Wie de geschiedenis van Gods kerk kent, weet dat er niets nieuws is onder de zon, als het gaat om het in alle tijden voorkomende verschijnsel, dat er bepaalde individuen zijn, die zich in het ambt willen dringen, zonder dat zij aan de schriftuurlijk gestelde vereisten voldoen. Zij kwamen in de bijzondere overgangsfase vóór toen de Reformatie door Gods voorzienigheid mocht plaatsvinden. Zij zijn er echter vandaag ook nog. Wie geen vreemdeling is in kerkelijk Nederland zal vele trieste voorbeelden kunnen opnoemen. Onder het mom van een extraordinaire roeping zijn er in verschillende kerkverbanden doorgedrongen tot het ambt, in de meest algemene zin. ‘Het was (en is) dus nodig, aldus Hovius, dat de Kerk beschermd werd (wordt) tegen dergelijke lieden, tegen goedwillende maar onbekwame predikers, alsook tegen allerlei geestelijke en kerkelijke avonturiers en vrijbuiters en daarom werd (wordt) een streng toezicht onmisbaar geacht, tot behoud en voortgang van het werk der Reformatie’ (blz. 12 a.w.).

Uit het bovenstaande moge duidelijk blijken, dat de ondertekening van het verbindingsformulier geen formaliteit is, maar besliste noodzakelijkheid. De ontwikkelingen in het (brede) kerkelijke leven, zowel binnen ons eigen kerkverband, als daarbuiten, hebben dit bij herhaling op trieste wijze bevestigd. Ds. Blok noemt enkele voorbeelden uit zijn eigen kerkverband en het zou ons geen moeite kosten om die voorbeelden te noemen, die wij onszelf moeten aantrekken.

Het gaat daarbij uiteraard niet om het slechts constateren van feiten, die te betreuren zijn, maar om ons nader te bezinnen op de vraag in hoeverre het verbindingsformulier nog functioneert binnen ons kerkverband. Wat de waarde is van de éénmaal geplaatste handtekening en wat onze opstelling behoort te zijn, indien deze waardevolle handeling, voor sommigen inderdaad niet meer bleek te zijn dan een ‘kerkelijke’ formaliteit.

Notabene als een herinnering aan dat gewichtvolle moment, waarop last en volmacht verkregen werd om het ambt, door de Koning der Kerk ingesteld, te mógen dragen.

In hoeverre is ook hier de tijdgeest, de geest van verregaande tolerantie, binnen onze kerken (om maar bij onszelf te blijven) doorgedrongen. Onze Generale Synode zal haar hoge roeping moeten verstaan om onze kerken te dienen met een duidelijk onderbouwde uitspraak t.a.v. een (on)zekere ontwikkeling, die de geloofwaardigheid van de bijbel raakt. De geloofwaardigheid van verschillende zaken binnen ons kerkelijke leven, die altijd gerekend werden, tot die dingen, die onder ons een volkomen zekerheid kenden (Lukas 1:1). Daarom van harte voorbede gevraagd voor onze breedste vergadering, die zich daartoe in het bijzonder geroepen mag weten.

Een volgende keer hoop ik, met u, verder nà te denken over de geweldige waarde van het verbindingsformulier als een dijk om de al hoger wordende golven in de branding van de tolerantie te kunnen keren. Met Gods hulp!

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 september 1998

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Gaat de dominee voorbij? (13)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 september 1998

Bewaar het pand | 12 Pagina's