Luther over Goede Vrijdag en Pasen

Daarom hebben de oude leraars zulke schone gedachten gehad over het kruis, het vervloekte hout. Daar, in het paradijs, zeggen zij, heeft een mooie boom gemaakt dat wij in de zonde en de dood zijn gevallen: hier is een oude, dorre boom, ja, een vervloekt hout, dat maakt dat wij van de zonde verlost worden en het eeuwige leven verkrijgen. Want daar hangt Gods Zoon, met uitgestrekte armen, om zo te betuigen dat Hij niemand zal verstoten, maar een ieder graag zal aannemen, zoals Hij zegt in Johannes 12:32: ‘En Ik zal hen allen tot Mij trekken.’ Zijn hoofd is ten hemel geheven, en dat wijst ons de weg naar het eeuwige leven. Zijn voeten hangen neerwaarts, naar de aarde; want Hij treedt de oude slang, die op de aarde kruipt, de duivel, op de kop en ontneemt hem alle macht.

Want terwijl de lieve Heere Christus daar hangt en voor onze zonde met Zijn dood betaalt en voldoet, wordt Hij een vloek voor ons: daarmee verliest de duivel zijn gezag, hij, die door de zonde macht over ons had gekregen. Laten wij daarom leren de genadige wil en gezindheid, die onze genadige Vader in de hemel jegens ons heeft, te zien en te loven. Hij spaart Zijn Zoon niet, maar geeft Hem over in de dood, ja, in de dood aan het kruis; Hij heeft Hem tot een vloek laten worden, opdat wij de zegen zouden verkrijgen, van zonden bevrijd zouden worden en de Heilige Geest ontvangen, door Hem kinderen Gods zouden worden, en de eeuwige zaligheid verkrijgen.

Pasen

En Die leef, en Ik ben dood geweest; en zie: Ik ben levend in alle eeuwigheid. Openbaring 1:18a

Want als dat waar is, dat Christus uit de doden is opgestaan, dan hebben wij het beste en voornaamste deel van de opstanding al bij voorbaat ontvangen, zodat de toekomende, lichamelijke opstanding des vieses uit het graf daarbij vergeleken maar gering is. Want wat zijn wij, wat zijn allen, vergeleken bij Christus, ons Hoofd? Nauwelijks een druppel bij de zee, of een stofje bij een grote berg. Nu is Christus, Die het Hoofd van de christenheid is, door Wie zij leeft en alles heeft, en Die zo groot is, dat Hij hemel en aarde vervult, uit het graf opgestaan en daardoor een machtige Heere over alle dingen geworden, ook over de dood en de hel, zoals wij hebben gehoord. Daarom moeten wij ook als Zijn leden bij Zijn opstanding betrokken zijn, en erdoor aangeraakt worden, wij moeten heel in het bijzonder deel krijgen aan wat Hij daarmee heeft volbracht - het is immers om onzentwil geschied. En zoals Hij door Zijn opstanding alles heeft meegenomen, zodat de hemel zowel als de aarde, de zon en de maan nieuw zullen worden, zal Hij ook ons meenemen. Zo zegt de heilige Paulus in 1 Thessalonicenzen 4:14 en in Romeinen 8:11, 19 en 21 dat dezelfde God, Die Christus uit de doden heeft opgewekt, ook onze sterfelijke lichamen levend zal maken; met ons zullen alle schepselen die nu aan de vergankelijkheid onderworpen zijn en vol angst verlangen naar onze heerlijkmaking, ook vrijgemaakt worden van de dienstbaarheid der verderfenis.

Zo hebben wij dus al meer dan de helft van onze wederopstanding, omdat het Hoofd en het Hart al boven zijn. Het gaat nu nog maar om het minst belangrijke alleen het lichaam moet de aarde nog in, opdat dit ook vernieuwd zal worden. Want waar het Hoofd is, daar komt ook het lichaam.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen