Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

AFWACHTEN OF VERWACHTEN? (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

AFWACHTEN OF VERWACHTEN? (3)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In dit derde en voorlaatste artikel over dr. Van der Zwaags nieuwe boek blader ik met u in de tweede helft ervan: vanaf pagina 545 tot het einde. Afgezien van de Slotbeschouwing (deel V) en enkele uitvoerige registers treffen we daar twee hoofdstukken aan. De eerste heet ‘De theologische ontwikkeling van de reformatorische kerken na de Afscheiding’ (deel III) en de andere ‘Kracht en zwakte van de bevindelijke traditie’ (deel IV).

Onderwerp van dit boek is, zoals we eerder zagen, de toe-eigening van Gods heil in het leven van zondaren. In zijn boek stelt dr. Van der Zwaag de vraag of we in de gereformeerde gezindte daarover nog wel eender denken en spreken als gedaan werd in de Reformatie en de Nadere Reformatie. Zou het soms waar kunnen zijn dat we die schrijvers wel roemen en aanprijzen, maar dat we er ondertussen flinke afstand van genomen hebben? En daarbij betrekt hij dan ook de Puriteinen en een prediker als Kohlbrugge. De “we” die hij dan vooral onder de loep neemt, is met name de kring waartoe hij zelf behoort: die van de (Oud) Gereformeerde Gemeenten (in Nederland). Is het waar wat wel beweerd wordt, dat deze traditie zich sinds ruim anderhalve eeuw anders ontwikkeld heeft dan de kerkelijke woordvoerders voor waar houden? Beroepen we ons met recht op onze belijdenis en op onze gewaardeerde oude schrijvers? Of zijn we soms - heimelijk of openlijk - van hen afgeweken? Dit zijn zo de vragen die hij stelt.

In dat licht begrijpen we het dat hij eerst (in de delen I en II) de thema’s van de toe - eigening des heils aan de orde heeft gesteld. Dat heeft hij heel uitvoerig gedaan. Vanaf Calvijn tot en met Kohlbrugge heeft hij ze allemaal geciteerd als het ging over zaken als verkiezing en verbond, bekering en geloof, wedergeboorte en bevinding, Wet en Evangelie, rechtvaardiging en heiligmaking, Doop, belijdenis en Avondmaal, etc. Zo is de gereformeerde leer vanouds onder woorden gebracht!, wil de schrijver zeggen. Zo zijn in de loop der eeuwen Schrift en belijdenis verstaan als het gaat over het werk van Gods Geest in het leven van zondaren. Dat alles bij elkaar wordt in dit boek gehanteerd als maatstaf.

In deel III stelt hij vervolgens de prediking en praktijk aan de orde, zoals zich die sinds de Afscheiding in de negentiende eeuw heeft ontwikkeld. Met dus de vraag (en nu citeer ik letterlijk): “Is er sprake van continuïteit of zijn er op diverse punten accentverschillen of misschien wel ingrijpende verschuivingen opgetreden?” (545).

Verbond, verkiezingen beloften

Dr. Van der Zwaag volgt in dit derde deel de historische lijn. Zonder veel moeite is dit onderdeel van zijn boek te beschouwen als een stukje theologiegeschiedenis van een deel van de gereformeerde gezindte. Jawel: van een deel! Daarin maakt hij een bewuste keus. Hij volgt vooral de stemmen en de stromingen die te vinden zijn in de wat smalle bedding van en rond de Gereformeerde Gemeenten. De stemmen en de tegenstemmen, de conflicten en de polemieken, maar ook de preken en de verdere publicaties - door de hele 20e eeuw heen. Maar eerst geeft hij ruim aandacht aan de leerstrijd in de 19e eeuw, niet lang na de Afscheiding.

Wat komt er dan zoal aan de orde? De eerste vijftig pagina’s worden ingenomen door een weergave van de strijd om verbond, verkiezing en beloften. Jawel, een heuse strijd. De jonge kerk van de Afscheiding is werkelijk verteerd door de spanningen rond deze thema’s. In dat opzicht is er niet veel nieuws onder de zon. Dr. Van der Zwaag zet het allemaal op een rij. Je wordt er onder het lezen niet vrolijk van. Ik stem het de schrijver wel toe, als hij aan het slot van die paragraaf spreekt over ‘de tragiek van de Afscheiding’. Ik citeer: “Een beweging die juist innerlijke vroomheid en reformatie van de kerk nastreefde, verzandde in onderlinge verdeeldheid over allerlei theologische kwesties” (593). Met name bij de kruisgezinde predikanten leefde er een diep wantrouwen tegen een algemeen en welmenend aanbod van genade. En uitdrukkingen die in een eerdere eeuw onbekommerd werden gehanteerd, zoals bijvoorbeeld “een recht van toegang” en “de eis des geloofs”, werden nu direct verbonden met remonstrantse tendensen. Overigens maakte iemand als ds. L.G.C. Ledeboer daarop een gunstige uitzondering. Een bekende uitdrukking in zijn vra - genboekje is dat de gedoopte mag “pleiten op zijn doop”. En die opmerking staat bij hem niet op zichzelf.

Het is de grote verdienste van ds. G.H. Kersten geweest dat hij in 1907 de ledeboerianan en de kruisgemeenten, samen met allerlei ‘losse’ gemeenten en gezelschappen, verenigd heeft in de Gereformeerde Gemeenten. Het bestaan van zijn ‘nieuwe’ kerkverband naast die van de bestaande ‘kerken der Scheiding’ legitimeerde hij door erop te wijzen dat de leer der genade bij de afgescheidenen niet veilig was: “Luide werd gepredikt, dat het de welmenende aanbieding van de genade Gods in Christus is aan allen die onder het Evangelie leven, teneinde zij allen alleen op grond dier aanbieding, die aan hen als zondaars geschiedt, dat heil door een levendig geloof zouden aannemen en in bezit erlangen. Alleen op grond van aanbieding aannemenl De hier bedoelde predikers drongen hun hoorders het geloof op en zeiden niet dan bii noodzaak, dat het geloof een gave Gods is en een gewrocht van de Heilige Geest.” (597).

Uiteraard geeft Van der Zwaag uitvoerig aandacht aan de zogenaamde leeruitspraken van 1931, gedaan door de synode van de Gereformeerde Gemeenten. Belangrijkste stelling in deze uitspraken is dat het verbondder genade staat onder de beheersing van de verkiezing. Het wezen van het verbond geldt alleen de uitverkorenen en kan nooit het natuurlijke zaad gelden. De directe achtergrond van deze uitspraken is gelegen in een scherpe pennenstrijd tussen ds. G.H. Kersten en de christelijke gereformeerde ds. J. Jongeleen.

Natuurlijk komt in dit boek ook de kwestie rond ds. R Kok en zijn schorsing uitvoerig ter sprake. De controverse rond zijn persoon hing samen met zijn visie op het aanbod van genade, het verbond en de beloften. Met een uitvoerig beroep op reformatoren en oudvaders bepleitte ds. Kok een prediking van Gods beloften aan allen en een ieder. Hij was er van overtuigd dat de prediking van het Evangelie een prediking van de beloften van het Evangelie is. En dat de beloften van het Evangelie beloften des verbonds zijn. Het was een standpunt dat binnen de kring van zijn gemeenten niet verdragen kon worden. Schorsing volgde. Tot heden kwamen de Gereformeerden Gemeenten op die schorsing nog niet terug. Van der Zwaag concludeert terecht dat het kerkverband formeel nog steeds achter deze maatregel staat (626).

Aan ds. Kok is verweten dat hij de aanbieding van het Evangelie vereenzelvigde met de prediking van de beloften. Enkele tientallen jaren later is hieraan een nieuwe interpretatie toegevoegd, namelijk dat onderscheiden moet worden tussen de beloften van het Evangelie, die aan ieder gepredikt mogen worden, en de beloften van het Verbond, die slechts de uitverkorenen gelden.

ontwikkelingen

Binnen de Gereformeerde Gemeenten zijn de ontwikkelingen verder gegaan. Begin jaren vijftig kwamen (als ik het zo zeggen mag: ter andere zijde) dr. C. Steenblok en zijn medestanders buiten het verband te staan. Ten diepste vanwege hetzelfde thema. Zijn stelling was dat er geen sprake kan zijn van een welmenend roepen tot de zaligheid, omdat God de zaligheid van allen niet wil. Vanuit het leerstuk van de verkiezing trok hij strikt logisch redenerend zijn conclusies, die even consequent als eenzijdig waren. Zelfs kwam Steenblok tot de uitspraak dat het Evangelie slechts “een zedelijk aanradende, doch daarbij tevens in de geestelijke doodsstaat latende, werking” heeft (659), een bewering die gevaarlijk dicht bij die van de Remonstranten komt... De uittreding van dr. Steenblok en enkelen met hem in 1953 leidde tot het ontstaan van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland.

Van der Zwaag tekent de verdere ontwikkelingen binnen de ‘synodale’ Gereformeerde Gemeenten. Het is niet een geheel eenduidig beeld meer. Al in de jaren vijftig was het bijvoorbeeld ds. A. Verhagen die graag de nadruk legde en bleef leggen op de ruimte in de Evangeliebediening. Ook iemand als ds. J.W. Kersten was een man van een eigen, min of meer onafhankelijk stempel.

Het is vooral ds. A. Moerkerken, rector van de theologische opleiding, die onvermoeibaar nadruk legde en legt op het theologisch ‘eigene’ van de Gereformeerde Gemeenten.

Dat geldt zowel voor zaken als verbond en belofte als voor het thema van de standen in het genadeleven. Zijn publicaties over deze onderwerpen zijn onmiskenbaar richtinggevend (geweest) voor de hoofdstroom binnen de kring van de gemeenten. Daardoor werden nieuwe impulsen gegeven aan een aantal kenmerkende accenten. Zonder commentaar noem ik een aantal ‘items’: de leer van de rechtvaardiging van eeuwigheid, de parallel tussen heilsgeschiedenis en heilsorde, de gang van de discipelen als voorbeeld voor de geestelijke weg van Gods kinderen, de sterke onderscheiding van wedergeboorte en rechtvaardiging, het accent op de rechtvaardigmaking in de vierschaar der consciëntie, de uitgewerkte leer van de standen in het geestelijke leven. Hiermee hangt samen het “inlezen van de standen in bijbelse personen”. Bijvoorbeeld bij aartsvader Jakob (‘Bethel en Pniël’), bij Simeon en bij Anna, bij Ruth... Tenslotte wijs ik nog op allerlei uitdrukkingen als: “bedekte schuld is nog geen vergeven schuld”, “zien is nog geen hebben”, etc.

Van der Zwaag completeert zijn historisch overzicht door ook de ‘tegenstemmen’ te citeren. Ik noem, zonder nu op hun stellingen in te gaan, de namen van B. Wallet, J. Zwemer, J. Blaauwendraad en - heel recent - H.J. Hegger. Hun verwijten, die ook niet in alle opzichten helemaal met elkaar sporen, zijn samen te vatten met de titel van één van de boeken van dr.

Blaauwendraad “Het is ingewikkeld geworden!” In deel IV worden deze geluiden nog ondersteund door enkele stemmen van buiten, zoals van J.G. Woelderink, T. Brienen, C. Graafland en A A. van Ruler.

Trouwens niet alleen van hen. Deel IV wil tenslotte een analyse en verkenning bieden van de bevindelijke traditie. Met het oog daarop luistert Van der Zwaag ook naar mannen uit een wat andere hoek, zoals J.C. Philpot en A.W. Pink. Omdat ook bij hen van een algemeen Evangelie-aanbod geen sprake is, kunnen ook zij ingedeeld worden bij de zogenaamde hypercalvinisten. Maar een wettische verstrakking vinden we bij hen niet.

Tenslotte roept dr. Van der Zwaag zijn kring op tot een hernieuwde terugkoppeling naar de wortels. Ik citeer een aantal regels van de laatste bladzijde van deel IV: “Het zou de reformatorische gezindte sieren om na een eerlijk zelfonderzoek de balans op te maken. De bede “Kom Schepper, Heilige Geest” is meer dan ooit nodig. Zowel ten behoeve van de ouderen (...), om hen tot Christus te leiden, alsook om een nieuwe generatie niet te verliezen. Wie alleen maar aan de overgeleverde termen en eigen kerkelijke traditie vasthoudt zonder deze (kritisch) aan Schrift en belijdenis te toetsen, zal menselijkerwijs gesproken alleen maar het ‘kerkelijke bedrijf’ gaande houden. Een terugkoppeling naar Schrift en belijdenis en naar de wortels van Reformatie, Nadere Reformatie en het puritanisme is meer dan ooit gewenst.”

N.a.v.: Dr. K. van der Zwaag, Afwachten of verwachten? De toe-eigening des heils in historisch en theologisch perspectief. Uitgeverij Groen te Heerenveen. Gebonden. 1098 pag. ISBN 90 5829 3378.

Prijs € 29,50.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 december 2003

Bewaar het pand | 12 Pagina's

AFWACHTEN OF VERWACHTEN? (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 december 2003

Bewaar het pand | 12 Pagina's