Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PAULUS EN DE FILIPPENZEN - 44

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PAULUS EN DE FILIPPENZEN - 44

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus.

Van de Antinomianen, waartegen de apostel Paulus de Filippenzen gewaarschuwd heeft, heeft hij gezegd, dat het wereldse mensen zijn, die aardse dingen bedenken Hij heeft hen zelfs vijanden van het kruis van Christus genoemd. Er is ondanks al hun godsdienstige praat niets geestelijks in hun hele gedrag. Zij leven slechts voor het hier en nu. En allen, die hen volgen, komen ongetwijfeld op een totaal verkeerd spoor terecht. Daarom houdt Paulus de lezers van zijn brief andere voorbeelden voor, opdat ze die zullen navolgen. Door genade mag hij zichzelf als zo’n voorbeeld aan hen voorstellen, samen met anderen die net zo wandelen als hij doet. Zulke mensen zijn de ware christenen en zulke christenen zijn hemelburgers. Daar gaat het dan over in het slot van hoofdstuk 3.

Thuisland

“Onze wandel”. Dit is niet de meest gelukkige vertaling van het griekse woord ‘politeuma’. In de wereld van die dagen was dit een heel bekend woord, al komt het in de Bijbel alleen maar op deze ene plaats voor. De Filippenzen hebben in ieder geval onmiddellijk begrepen waar Paulus op doelt.

In Hand. 16:12 lezen we dat de stad Filippi een ‘kolonie’ was. Dat wil zeggen dat de mensen die in Filippi woonden van oorsprong burgers van

Rome waren. Om de een of andere reden zijn ze uit Rome naar Filippi verhuisd - velen van hen waren oud - militairen - en zo was Filippi een kolonie van Rome geworden, een stukje Rome in het buitenland. In feite waren de Filippenzen dus vreemdelingen in een stad die niet hun thuisland was. Rome was hun thuisland. Daar waren ze geboren. Daar hoorden ze thuis. Ze spraken de taal van Rome en leefden naar de wetten van Rome en werden beschermd vanuit Rome, enzovoort. Want hun ‘politeuma’ was in Rome. Hun burgerschap, hun staatsburgerschap, hun domicilie. In Rome stonden ze in de burgerlijke stand.

Die gedachten, die uit dit beeld voortvloeien, brengt Paulus nu over op de ware christenen. Hun burgerschap is in de hemel. Daar staan ze ingeschreven. Daar wonen ze weliswaar niet, maar daar horen ze wel thuis. De consequentie hiervan is, dat zij hier op aarde eigenlijk in den vreemde verkeren. Dat zij hier niet thuis zijn en dat zij zich hier ook niet thuis moeten gaan voelen. Waarom niet?

Wel, de ware christenen zijn uit God geboren. Zij worden geregeerd vanuit de hemel. Hun rechten liggen verzekerd in de hemel. Hun belangen worden bevorderd vanuit de hemel. Hun gedachten en gebeden stijgen op naar de hemel. Velen van hun vrienden zijn al in de hemel en zij mogen weten, dat al zijn ze nu nog op aarde, zij die vrienden spoedig zullen volgen naar de hemel. Want daar ligt hun erfenis op hen te wachten. Daar is de plaats die Christus voor hen aan het bereiden is. Ja, wat ligt er een rijkdom van gedachten opgesloten in dit ene woord dat Paulus gebruikt om de situatie van de ware christenen aan te duiden.

Vreemdelingschap

U begrijpt nu ook, dat al komt dit woord slechts één keer voor in de Bijbel, de zaak die ermee aangeduid wordt op vele plaatsen wordt vermeld. Wat hier van de christenen uit Paulus’ dagen wordt gezegd, is altijd en overal waar en waar geweest van hen die de Heere in hun leven hebben leren liefhebben. Gods volk is altijd een volk, dat hier op aarde in den vreemde verkeert. Vandaar dat we nog al eens begrippen tegenkomen als ‘vreemdeling’, ‘vreemdelingschap’, e.d. Zo spreekt Hebr. 11 onder andere over de aartsvaders. Deze allen zijn in het geloof gestorven, de belofte niet verkregen hebbende, maar hebben die van verre gezien en geloofd en omhelsd en hebben beleden, dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren. Want die zulke dingen zeggen, betonen klaarlijk dat zij een vaderland zoeken (vs. 13,14).

Trouwens, op vele plaatsen zowel in het Oude als het Nieuwe Testament wordt de gedachte aan dit vreemdelingschap van de gelovigen gevonden. Inderdaad, het volk Gods is een volk, dat in de wereld niet meer thuis is en op weg is naar een beter, dat is een hemels vaderland.

De harten zijn dan ook - als tenminste beleefd wordt wat deze werkelijkheid zeggen wil - omhoog gericht. De gedachte aan het nieuwe vaderland vervult de geest. Bij tijden leeft het verlangen daarnaar sterk. Er is uitzien. Uitzien naar de dag waarop zij in dat thuisland zullen aankomen. Daar ligt de eindbestemming. Daar is de vreemdelingschap vergeten. Daar zal de uiteindelijke verlossing zijn van alle ziekte, dood en zonde. Dat hemels vaderland zal het einde zijn van alle zorgen en daar zal de eeuwige vreugde gesmaakt worden. Daar zullen ze altijd met de Heere zijn.

Maar de hemel is meer dan een eindbestemming. Meer dan het einde van de vaak zo moeilijke pelgrimsreis. Wat de hemel ook en vooral wil zijn in het leven van Gods kinderen hier in den vreemde is een alles - beheersende en alles-vervullende kracht. Dat ligt opgesloten in dat woord ‘politeuma’. Ons burgerschap, ons thuisland is in de hemel. Zo zegt Paulus het. En hij zegt niet: onze eindbestemming is in de hemel.

Waar iemands thuisland is - waar hij ingeschreven staat - daaraan behoort hij gehoorzaam te wezen. Daar horen zijn loyaliteiten te zijn. Daar behoort zijn hart te zijn. Vandaar dat de Heere Jezus op een andere plaats zei: Vergadert u geen schatten op de aarde, maar vergadert u schatten in de hemel, want waar uw schat is, aldaar zal ook uw hart zijn (Matt. 6:19-21).

Ziet u dat de ware christen een totaal anders mens is als de antinomiaan die Paulus in vs. 18 beschreef? De antinomiaan leeft voor de aarde en het aardse, het vlees. Die vertoont geen enkel teken dat de hemel in zijn hart is. Maar dan is de conclusie die uit een en ander voortvloeit onontkoombaar deze, dat christenen die niet vanuit de hemel geregeerd worden en die een werelds leven leiden, slechts in naam christenen zijn. Christenen, die niet vrijwillig afstand doen van wereldse geneugten, moeten niet denken dat ze aan het eind van hun leven de hemel zullen kunnen binnengaan. Als de hemel nu nooit in ons hart is, zal de hemel ook nooit onze bestemming zijn.

Eerlijk gezegd is de door en door bijbelse gedachte van het vreemdelingschap in het leven van vele christenen in onze tijd ver zoek geraakt. En zij vinden het nog niet eens erg! Hoe vaak horen we niet een wereldse levensstijl verdedigen en goedpraten? Hoe vaak wordt er niet gezegd, dat een mens toch ook niet wereldvreemd moet zijn? Hoe vaak wordt de christelijke vrijheid niet gebruikt als een dekmantel om een puur werelds leven mee te dekken? Maar dan kan de relatie met de Zaligmaker, de Heere Jezus Christus, natuurlijk ook niet op de rechte wijze beleefd worden.

De Zaligmaker verwachten

Paulus geeft nog een kenmerk van de ware christen. Hij is een vreemdeling hier op aarde; hij heeft zijn thuisland in de hemel. Daar hoopt hij een keer te zullen arriveren. Maar intussen verwacht hij iemand uit de hemel naar deze aarde te zien komen. En degene die hij verwacht is de Zaligmaker. Zo noemt Paulus Hem met nadruk. Daarmee geeft hij dan nog weer eens duidelijk aan dat deze christenen leven in de antithese. De Zaligmaker -de Soter - van de wereld om hen heen is de Romeinse Keizer. Die Keizer wordt gezien als de Verlosser. Maar dat is voor christenen anders geworden. Zelfs voor de Filippenzen, die van origine burgers van Rome zijn is die keizer de Soter niet meer. De ware Soter is een Ander.

‘Soter’ wijst op verlossing uit de macht en de schuld van de zonde. Deze Zaligmaker heeft de Zijnen getrokken uit de duisternis. Hij heeft hun leven omgezet en hen in gemeenschap met Zichzelf gebracht. Hij gaf hen deel aan Zijn gerechtigheid. En nu verwachten zij Hem, want Hij heeft beloofd dat Hij tot hen zal komen om hen tot Zich te nemen in de hemel der heerlijkheid, waarheen Hij hen voorgegaan is. De hemel - hun Thuisland.

Zo verwachten ze Hem. Als Zaligmaker. En dat verwachten is een intens verwachten, een vurig verlangend uitzien. In dat verwachten zijn ze als mensen die gespannen uitzien of degene die zij verwachten nog niet aankomt.

Maar komt Hij dan niet als Rechter? Ook dat. En dat zullen Zijn vijanden gewaar worden. Als Hij komt dan komt Hij met een vlammend zwaard (2 Thess. 1:8). Maar voor hen voor wie Hij eerst Zijn leven gaf en die Hij door Zijn Geest tot nieuwe mensen maakte zal Hij komen als Zaligmaker. Dan zal Hij de laatste hand leggen aan Zijn verlossingswerk en het daarmee compleet maken: de verlossing van hun lichaam en hun volledige verheerlijking.

Paulus duidt deze Zaligmaker aan met Zijn complete titels: Heere Jezus Christus. De Heere - de Kurios, die alles te zeggen heeft vanwege de waardigheid van Zijn Persoon en de hoogheid van Zijn positie. Jezus is Zijn Naam, want Hij kwam om van de zonde te verlossen. En Hij kwam dat doen als Gods gezalfde, met Gods eigen autoriteit. Vandaar de naam Christus.

Zolang ze hier op aarde zijn, kennen ze deze Zaligmaker alleen nog maar in het geloof. In het geloof hebben ze de toevlucht tot Hem mogen nemen. In het geloof hebben ze op Hem leren vertrouwen. In het geloof hebben ze Hem omhelsd. Zo hebben ze Hem ook lief, al hebben ze Hem nooit gezien (1 Petr. 1:8). Maar dat geloof moet een keer overgaan in aanschouwen. Zolang dat niet zo is, blijft er heimwee, verlangen, uitzien. Zo komt het dat het leven van de vreemdelingen gekenmerkt wordt door verwachten.

Althans, zo zegt Paulus het. Hij zal toch wel gelijk hebben? Maar als we nu het leven van vele christenen in onze tijd hier eens naast leggen, welke conclusie trekken we dan? Of als we ons eigen leven er naast zeggen, wat zeggen we dan? Ik vraag maar....

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 2004

Bewaar het pand | 12 Pagina's

PAULUS EN DE FILIPPENZEN - 44

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 2004

Bewaar het pand | 12 Pagina's