Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VOOR WIE ZIJN GODS BELOFTEN? (13-SLOT)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VOOR WIE ZIJN GODS BELOFTEN? (13-SLOT)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Twaalf artikelen lang hebben we nagedacht over een antwoord op de vraag: “voor wie zijn Gods beloften?” Het wordt tijd om af te ronden. Anders raakt het overzicht van alles wat aan de orde kwam zoek. Misschien bent u de lijn van het geheel al wel een beetje kwijt. Daarom nu deze afsluiting. Wel liggen er nog enkele vragen, die ik vanuit de lezerskring ontving, op antwoord te wachten. Ik hoop dat in afzonderlijke bijdragen in ons blad te doen.

terugblik

Hoe ziet het traject dat we hebben afgelegd er uit? Ik ben in de eerste bijdrage begonnen het belang van dit thema aan te geven. Deze vraag kan een heel persoonlijke vraag zijn. Een vraag die in de binnenkamer voor het aangezicht van de Heere gesteld wordt. “Zijn Uw beloften ook voor mij? Hoe en op grond waarvan mag ik ze mij toe-eigenen?”

Ik heb erop gewezen dat de Heere in Zijn Woord een belovend God is. Jawel, Gods Woord is meer dan ‘belofte’. We vinden er ook Zijn eisen en bedreigingen in. Maar de prediking van de zaligheid is gevat in de Goddelijke belofte van het Evangelie. Eén van de gebroeders Erskine zei ooit: “Neemt men de belofte weg uit de Bijbel, dan neemt men het Evangelie weg!”

In het tweede artikel heb ik aangetoond dat er op de vraag voor wie Gods beloften zijn, verschillende antwoorden te geven zijn. Wie onze belijdenisgeschriften op dit punt bestudeert, komt dan ook diverse lijnen tegen. In de afleveringen drie en volgende ben ik hierop breder ingegaan.

Stellen we de vraag: “voor wie zijn Gods beloften van de zaligheid uiteindelijk bestemd?”, dan moet het antwoord luiden: voor degenen die tot de zaligheid verkoren zijn. De verkorenen van eeuwigheid dus. “Er geloofden zovelen als er geordineerd waren tot het eeuwige leven”, zo lezen we in Handelingen 13. En is het geen woord van de Heere Jezus: “Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen” [Joh. 6].

Maar de vraag is ook als volgt te stellen: “op wie zijn Gods beloften bijzonder gericht?, bij wie vinden ze aansluiting?” Zo gesteld, is het antwoord op deze vraag: de behoeftige zondaar, de mens die zo arm is dat hij of zij als een smekeling niet bij de Heere kan wegblijven. Tot Wie hij om genade en zaligheid roept. Ik haalde in dit verband de gelijkenis van die arme weduwe aan. Degenen die dag en nacht tot Hem roepen, zij zijn de uitverkorenen, die de Heere zeker zal verhoren [Luk. 19].

Maar er is een nog toegespitster antwoord op onze vraag voor wie Gods beloften zijn. Ik zei het met de Schotse Hugo Binning: “Voor wie zijn Gods beloften? Voor hen die ze aannemen!” Maar dat zijn geen anderen dan die hiervóór zijn genoemd. Het zijn dezelfden. Want armen en behoeftigen die het jaar en dag kunnen uithouden in hun (zogenaamde) armoede en behoeftigheid, die kent Gods Woord niet. Als ik het zo zeg, dan heb ik de Kralingse dominee Theod. van der Groe aan mijn kant: “Of de boete is niet volkomen, of hij moet gewis uitlopen in het geloof. Dit is dan ook Gods geordineerde weg.” Voor hen zijn Gods beloften, die ze in het waarachtige geloof aangrijpen en die daarin de Heere en Zijn genade tot hun troost aannemen. En waar dat gebeurt - als een door de Heilige Geest gewerkt wonder! - daar gaan de kabinetten van Gods Evangeliebeloften ook daadwerkelijk open. Dan worden de schatten niet alleen getoond, maar dan worden ze ook uitgereikt. En ik ontvang ze in mijn grote nood. Daar wordt een bedelaar bedeeld uit de rijke heilsfon-tein die er bij de Heere is. Aan de Filippenzen schrijft de apostel Paulus, dat Zijn God naar Diens rijkdom alle nooddruft vervult in heerlijkheid, door Christus Jezus [4:19],

aan wie gepredikt?

Ik heb uit reacties begrepen dat er lezers zijn geweest die de eerste zes artikelen min of meer met kromme tenen hebben gelezen. We zijn immers in onze kerken gewend op de vraag voor wie Gods beloften zijn, rechtstreeks als antwoord te krijgen: “voor allen en een ieder.” Wij leren toch immers de algemene en onvoorwaardelijke prediking van Gods beloften aan alle hoorders?! Waarom dan nu andere antwoorden gegeven op deze vraag? Vanaf aflevering zeven zocht ik antwoord op de vraag aan wie de beloften van het Evangelie mogen en moeten worden gepredikt! En luidde toen het antwoord: aan degenen die mogen weten te behoren tot de van eeuwigheid verkorenen? Of: slechts aan hen in wier leven besef van zonden en schuld en ware droefheid tot de Heere te vinden is? Of: die beschikken over een waarachtig geloof en die zich onderscheiden door het oefenen van een krachtig geloofsvertrouwen op de Heere? Nee, die inperking hebt u niet gelezen. In plaats daarvan zeg ik met onze Dordtse Leerregels dat Zijn beloften” aan alle volken en mensen, tot welke God naar Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moeten verkondigd en voorgesteld worden...” Wees Mozes in de woestijn niet aan alle gebetenen de koperen slang aan? En zal hij niet aan ieder de genezende kracht van die slang hebben aangeprezen? “Er is een gekruisigde Christus voor u!”, zo verwoordde aan het adres van al zijn lezers en hoorders Thomas Boston de zaligheid in de Zaligmaker.

Er is zaligheid bij God voorhanden voor zondaren!

Overigens voegen onze Leerregels aan hun ruime woorden nog iets toe: “... met bevel van bekering en geloof!” Daarom hebben we in de afleveringen negen en tien nadrukkelijk stil gestaan bij de vraag of de beloftenprediking nu voorwaardelijk dan wel onvoorwaardelijk is. Moet een mens eerst iets meebrengen, iets van zichzelf, om van Gods Evangeliebeloften gebruik te mogen maken? Nee, want dan zou genade geen genade zijn. Aan Gods beloften gaat geen enkele verdienstelijke gestalte vooraf. Ik breng alleen mijn vreselijke en vleselijke wange - stalte mee, mijn verdorven hart en mijn verloren leven. Maar anderzijds - ik zal tot de Heere niet komen, zonder smeking en geween. Zoals ik schreef: de Heere heeft nooit bedoeld Zijn genadige toezeggingen werkelijkheid te maken buiten de worstelingen van het smeekgebed om en evenmin zonder de oefeningen van het waarachtige geloof.

De twee laatste bijdragen zijn gewijd aan de vraag “of ik zomaar pleiten mag op mijn doop en op Gods beloften.” Deze twee artikelen zijn zo recent dat ik het gegeven antwoord hier niet herhaal.

voor u?

Over het onderwerp van deze artikelenserie zou nog heel wat meer geschreven kunnen worden. Over de vraag bijvoorbeeld of we moeten onderscheiden in soorten beloften. Zou er geen aanleiding kunnen zijn om verschil te zien in algemene beloften die iedereen betreffen en bijzondere beloften waarbij een speciale voorwaarde geldt en die tot bijzondere personen worden gericht? Ook is me de vraag gesteld wat ik vind van de - hier en daar gemaakte - onderscheiding tussen de beloften van Gods verbond enerzijds en de beloften van het Evangelie anderzijds. Wellicht dat ik hier Deo volente nog eens op terugkom. Ook zou geopperd kunnen worden - wat wel gedaan is-dat het uitmaakt of je over dit thema nadenkt vanuit een twee-verbondengedachte dan wel in het kader van de drie - verbondenopvatting. Ik wil u hier niet mee vermoeien. In ieder geval hoop ik dat u - met mij! - in het voorgaande een keuze voor het een of het ander niet kon opmaken.

In plaats van dit alles wil ik u aan het slot van deze serie op iets anders wijzen. Ik ben daartoe mede gebracht door de geschriften van Thomas Boston. In verband met een lezing die ik één dezer dagen verzorgen moe(s)t, las ik de laatste weken het een en ander van hem. Opnieuw ben ik onder de indruk geraakt van het inzicht van deze man in de verborgenheden van de zaligmakende leer. Hoe bijbels en geestelijk zijn z’n uiteenzettingen - over wie de mens is in zijn natuurstaat, over de weg der zaligheid, over de vastheid van het genadeverbond en over de algenoeg-zaamheid van Christus en ook over Zijn bereidwilligheid om zondaren zalig te maken.

Buitengewoon leerzaam is wat Boston in verband met ons thema schrijft in zijn bekende boek over het genadeverbond. Hij tekent daarin Christus als de Bedienaar van het verbond. Gods beloften zijn in Hem ja en amen. Ze zijn ten diepste allereerst aan Hem vermaakt. En nu is Hij, als loon op Zijn werk, degene aan Wie de bediening van het verbond is opgedragen. Wat dat volgens Boston betekent, zegt hij in twee punten:

1 Zoals Hij belast was met het verwerven van de beloofde weldaden, zo heeft Hij ook de eer gekregen om ze uit te delen en aan zondaren uit te reiken. Hij is aangesteld “om het aardrijk op te richten, om de verwoeste erfenissen te doen beërven en om te zeggen tot de gebondenen: Gaat uit!”

2 Het hele verbond is in Hem besloten, zodat hij die Christus heeft ook het verbond heeft, ja het hele verbond. Hij die Christus echter niet heeft, heeft dus ook geen zaligmakend aandeel in het verbond.

Het voorwerp van de bediening van het verbond is: zondaren, onbepaald. De opdracht die de Heere Jezus als Bedienaar van het verbond van Zijn Vader ontvangen heeft, is gevat in ruime bewoordingen. Hij is voor dat werk toegerust met de meest uitgestrekte bekwaamheden. Hij heeft er Zijn dienaren voor. Het zijn Zijn Evangelie-boodschappers die Zijn koninklijke afkondiging in heel de wereld verspreiden. De inhoud ervan is een heerlijke belofte. Namelijk dat wie ook maar tot Hem zal komen en zich door het geloof met Hem zal verenigen, die zal onmiddellijk ontvangen worden en hij zal een recht hebben op alle voorrechten ervan. Zo wordt Zijn verbond openbaar gemaakt en in Zijn Naam aangeboden aan elke zondaar van de mensheid tot wiens oren de stem ervan komt.

Tot zover enkele woorden van Thomas Boston. Eén ding vooral blijft in het verband van ons thema bij me hangen. Wat ik zojuist citeerde, namelijk dat wie Christus heeft, ook het verbond heeft. Ik kan ook zeggen: de beloften van het verbond heeft. En dat hij die Christus niet heeft, dat verbond en die beloften niet heeft. Boven al deze dertien artikelen heeft gestaan de vraag: “Voor wie zijn Gods beloften?” Wat ik op uw hart wil binden, lieve lezer, is dat deze vraag een heel persoonlijke vraag moet zijn. Niet om er allerlei vrijblijvende beschouwingen over te houden. Maar om voor Gods aangezicht te weten of Zijn beloften al uw deel zijn. Ja, om te weten of Christus al uw deel is. Want “die de Zoon heeft, die heeft het leven. Die de Zoon van God niet heeft, die heeft het leven niet!” Het voorlaatste hoofdstuk in het boek van Boston is gewijd aan ‘de toets van een zaligmakend aandeel in het genadeverbond’. Eén van de toetsstenen die hij aanreikt, is dat de beloften van het verbond hun hart bevredigen. Gods verbond en woorden zijn voor Gods kinderen als een overvloedige fontein. “Ze worden overtuigd dat er genoeg water in die bron is om heel hun dorst te lessen, als ze de kunst maar verstonden om eruit te putten...“ Zo is het verbond van God en zo zijn Zijn beloften” al hun heil en al hun lust.”

En wie dit verstaat, geeft op de vraag: “voor wie zijn Gods beloften?” - zowel ootmoedig als vrijmoedig - dit antwoord: “niet alleen voor anderen maar ook voor mij, uit louter genade...”

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 december 2004

Bewaar het pand | 12 Pagina's

VOOR WIE ZIJN GODS BELOFTEN? (13-SLOT)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 december 2004

Bewaar het pand | 12 Pagina's