Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

SLOTOPMERKING: GEDENKT UW VOORGANGERS!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SLOTOPMERKING: GEDENKT UW VOORGANGERS!

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan het verzoek om te schrijven over de persoon en het werk van de professoren L.H. van der Meiden en J.J. van der Schuit wilde ik graag voldoen. In de Apeldoornse periode heb ik colleges bij hen gevolgd. Het was horen, lezen en studeren. Door de leiding van de Heere gekomen in de pastorie, gingen de colleges en de contacten almeer voor mij leven. Dat laatste is er nog. Beide professoren zijn een middel in de hand van de Heere geweest om mij te vormen. Hun beider doel was om te worden en te blijven: dienaar van het Goddelijke Woord met verbondenheid aan de belijdenis. Daar beide professoren van grote betekenis zijn geweest voor de Christelijke Gereformeerde Kerken, ieder op eigen plaats en wijze wilde ik van hun leven iets doorgeven. Alles was niet mogelijk. Maar wel wat naar mijn gedachte belangrijk was en nog van betekenis is. Ze spreken immers nadat ze gestorven zijn. Dit heeft de Heere gegeven. Vandaar dat wij hen niet mogen zetten in het kerkelijk museum, maar hen moeten zien als horend tot de wolk van de kerkelijke getuigen, die de Heere heeft gegeven. Wanneer wij ons bezinnen op hun leven, dan zien we verschil. Bij eenheid was er verscheidenheid. In karakter, in geaardheid in opstelling in uitdrukkingswijze. Zelfs in het lopen! De eenheid schitterde in de ontvangen genade van de Heere en de kennis van de Drie-enige God. In hun verbondenheid aan de dienst van de Heere en hun één weten met de opleiding om studenten te vormen tot dienaren des Woords. De weg van prof. van der Meiden ging eerst van de ambachtsschool naar de “houten broek”. Vanaf 1912 - 1938 heeft hij een gemeente gediend en daarna werd hij docent aan de Theologische School van Apeldoorn. Opvallend was zijn nauwgezetheid en getrouwheid. Zijn ontzag en eerbied voor Gods Woord. De wisselwerking werd bij hem bemerkt. Lezen is luisteren. Luisteren is lezen. Vandaar voortdurend zijn zeggen: mijne heren: bestudeer biddend de tekst en predikt het Woord van de Heere! In zijn colleges gaf hij daar blijk van. Zijn college-uren homiletiek lieten dat bijzonder merken. Ze waren ook opbouwend. Hij liet zien dat het bevindelijk element geen aanhangsel was bij de bediening van het woord, maar een essentieel deel ervan. Met nadruk werd gezegd: wie dit vergeet doet tekort aan het wezen van de bediening van het Woord. De Heilige Geest Die Zelf de Schriften inspireerde is de Geest die zondaarsharten wederbaart. Die Geest geeft in het Woord te verstaan, wat bevindelijk is. Wanneer dit vandaag vergeten wordt, is de preek een geraamte zonder leven. Als er nog van geraamte gesproken kan worden. Er wordt wat gehoord, of gelezen. Van der Meiden kende wat hij eens geschreven heeft: o wonder van genade als we eens boven in Gods Huis om de tafel van Jezus dienen mogen. Onwaardige slaven krijgen een plaats. En gaan dienen uit genade. Dienen in liefde. Dienen niet om loon, dienen omdat wij Hem alles schuldig zijn. want zalig worden is door Hem, door Hem alleen om het eeuwig welbehagen. 17 november 1962 hield hij n.a.v. zijn gouden ambtsjubileum een gedachtenispreek. De tekst was: zo is dan noch hij die plant iets, noch hij die nat maakt, maar God Die de wasdom geeft. Een week later zaterdag 24 november ging zijn wens in vervulling. Professor van der Schuit reageerde: de werkplaats is nu voor van der Meiden gesloten. Hij is nu eeuwig in het woonhuis. Typisch Schuitiaans. Dit tekent mede zijn optreden. Een markant figuur, een man met karakter en overtuiging. Een bekwaam theoloog een denker, een werker en een strijder. En wat bijzonder opvalt: het was hem er niet om begonnen naam te maken als theoloog maar het ging hem erom de zaak van Christus en Zijn kerk te dienen. Zo heeft hij in de strijd der geesten de banier van de waarheid opgeheven. Treffend is de opdracht die van der Schuit voor zijn heengaan gaf. Al zijn geschreven preken en preekschetsen moesten vernietigd worden, want zei van der Schuit: mijn woord moet niet blijven, maar het Woord van de Heere zal het doen, want dat blijft tot in eeuwigheid. Voordat van der Schuit hoogleraar werd, heeft hij de gemeenten van Kampen en Amsterdam gediend. In 1907 werd hij door zijn leermeester J. Wisse Czn. In Kampen bevestigd. In 1922 werd ds. van der Schuit benoemd tot hoogleraar aan de Theologische School te Apeldoorn. Sindsdien ging hij trekken door de kerken. Sprekende dingen gaf hij door. De broeders kerkenraad van Werkendam vertelden hem dat ze een nieuwe pastorie hadden laten bouwen. Hij was daarover verblijd, mede omdat zijn voorgeslacht uit Werkendam kwam. Tot de broeders zei hij: broeders, in de pastorie geen pop maar een zanger, een pop kan niet zingen. De kerkscheuring op Urk had hem bedroefd. De gemeente van Urk had steeds in zijn ambtelijk leven een grote plaats gehad. Ontelbare malen heeft hij de gemeente gediend en zei hij: als een der oudsten was het mij steeds goed in het midden der broederen te verkeren. Wanneer het gaat over karakteristieke markante uitspraken dan zijn er vele te vinden. In zijn preken of artikelen. Enkele ervan wil ik doorgeven. Van de theologie zegt van der Schuit: de theologie is conservatief: d.w.z. niet los van het verleden, de erfenis der Gereformeerde vaderen onverzwakt en onbesmet bewaren als goede zonen en dochters van Reformatie en Afscheiding. Gods Geest bekeert nog precies gelijk, toen Paulus op de Damascusweg bad: Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal?

Maar de theologie is ook progressief: wij zeggen niet en nooit, dat wij aan het einde zijn van ons kennen en kunnen, noch ook dat wij het laatste woord gesproken hebben. Bij een andere gelegenheid zei van der Schuit: elke vakwetenschap heeft haar tijd onder de zon. De medische: want straks zegt geen inwoner meer ik ben ziek. De juridische: want straks is alles gewogen op schalen van het heilig recht des Heeren en men zal nergens meer leed doen op de ganse berg van Gods heiligheid. De natuurkundige: want de nieuwe schepping praalt voor ons verwonderd oog in al haar luister en alle planeten zingen het lied van Gods glorie zonder een enkele wanklank. Maar de Theologie stijgt boven deze alle uit, want haar drang van denken en kennen heeft niet alleen de zaligheid maar de God der zaligheid tot object in zeediepte kristallijnen verten. Haar oorsprong is Goddelijk, haar einddoel niet minder. Uit God eindigt zij in God en leeft zij eeuwig uit God. treffende uitspraken deed hij: dat er duizenden zalig worden is niet zulk een groot wonder, dan dat ik zalig word. Dit zegt elk mens die het door het hart gegaan is: “arme zondaren”. Dat is het volk van dat “ach” en “mocht” verstand leren krijgen. Arme zondaren! Het klinkt velen van die dusgenaamde “gezonde” christenen veel te ziekelijk in de oren. Maar onze Gereformeerde geloofsbelijdenis die de mens nooit streelt, karakteriseert bij deze bede elkeen die hier in zijn bedelaarsgestalte voor God verschijnt. Zondag 51 van de Heidelberger Catechismus. Toen hij het had over het olijfblaadje Genesis 8 zei hij: wanner het kleine van de Heere, Hem niet groot maakt, zal het grote van de Heere ons niet klein maken voor Hem. Het geestelijk leven in de beleving begint altijd bij God. Denk aan de tollenaar en de moordenaar. Tot studenten zei hij met nadruk: ik kan proberen jullie te vormen, maar alleen Gods Geest maakt je tot dominee. Wij moeten bediend worden om te dienen. Wees in de praktijk geen verkeersbord, maar een gids. Een bord wijst de weg, maar is zelf een dood ding. Een gids kent de weg. Bij zijn afscheid als hoogleraar op de synode van september 1953 zei hij: Nu ik heenga ben ik helemaal niet bedroefd. Er is een tijd van komen en van gaan. Ik ben dankbaar dat de Heere mij heeft willen gebruiken. Ik klaag niet over Hem, Hij heeft over mij te klagen. Straks ben ik emeritus. Ik werk niet meer aan de School. Maar emeritus wil ik niet zijn. Ik wil alleen dienen. Zelfs sterven is dienen. In de heerlijkheid zijn er geen emeriti: zij dienen God dag en nacht in Zijn tempel. Op de laatste zittingsdag van de synode van Zwolle-Apeldoorn 13 januari 1966 sprak prof. van der Schuit een profetisch aangrijpend slotwoord. Als mijn stoel in 1968 (de volgende synode) leeg zal zijn is die in het Vaderhuis bezet, waar boven staat: “uit genade gekocht.” 10 juni 1968 mocht van der Schuit gaan van het lagerhuis naar het Hogerhuis! Op de synode van Hilversum 1968 stond zijn stoel leeg. Van persoon en werk van de beide hoogleraren werd iets doorgegeven. Ik ben er van overtuigd niet volledig te zijn. De vraag was ook niet om een volledig beeld van hun persoon en werk te geven, maar te laten zien hun betekenis voor ons kerkelijk leven. En in onze tijd, waarin zoveel waarden vervagen en waarheden voor betrekkelijk, tijdgebonden worden geacht, is het nodig, mede tot ons wel zijn, dat we gewezen worden op mannen door God geroepen die leefden en werkten uit de zekerheid van een door Gods Geest in hen gewerkte geloofsovertuiging. De absoluutheid van Gods Waarheid en de onfeilbaarheid van Gods Woord staalden beiden in de praktijk: Op de kansel en achter de katheder. Om zo met overtuiging te spreken, te doceren. Hun devies was: eerst luisteren naar het Woord en dan spreken van het Woord. Waren ze zonder fouten of gebreken? Beslist niet. Steeds was genade nodig. Genade tot vergeving, tot onderwijs en betrachten. Want luisteren en spreken blijven Goddelijke eis. Het “door U, door U alleen”, ging al meer leven. Vandaar geen roem in de mens, maar dank aan de Heere, ook voor deze dienaren. Laten we het Paulinische woord ter harte nemen en betrachten: Gedenkt uw voorgangers, die u het Woord Gods gesproken hebben; en volgt hun geloof na, aanschouwende de uitkomst hunner wandeling. Hebr. 13:7.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 maart 2005

Bewaar het pand | 12 Pagina's

SLOTOPMERKING: GEDENKT UW VOORGANGERS!

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 maart 2005

Bewaar het pand | 12 Pagina's