Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KONING SAUL (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KONING SAUL (1)

8 minuten leestijd

Telkens als ik de geschiedenissen van koning Saul lees, moet ik weer huilen. Zo’n veelbelovend begin; zulk een droevige neergang; en wat een dramatisch einde. Samuël heeft ook lang getreurd om Saul. Toen heeft God gezegd: Hoe lang draagt gij leed om Saul, dien Ik toch verworpen heb, dat hij geen koning zij over Israel? Misschien zat daar wel een vermaning in, zo in de trant van: denk niet dat Ik onrechtvaardig ben, Samuël. Saul heeft het zich waardig gemaakt. Maar de Heere kwam Zijn oude knecht ook troosten: God had een man gevonden naar Zijn hart en Samuël mocht hem zalven. En geloof maar dat de jonge David voor de oude profeet een grote troost is geweest.

Als we de levensgeschiedenis van Saul gaan lezen, moeten we er dus op bedacht zijn dat het geen geschiedenis is met een gelukkig slot. Toen ik in Dundas eens de geschiedenis van Jean de Labadie behandelde, eveneens een geschiedenis zonder happy end, reageerden sommige mensen wat kribbig en teleurgesteld. Maar als we alleen maar geschiedenissen met een goed einde mooi vinden, vergeten we toch de werkelijkheid. Want wist u dat miljoenen levens geen gelukkig einde hebben? Slechts het einde van Gods kind zal vrede zijn! En hoe zal uw en mijn einde zijn? Dat heeft toch alles te maken met de vraag: hoe is mijn leven nü? Ook de geschiedenis van koning Saul is ons beschreven tot onze waarschuwing. En Gods waarschuwingen zijn bewijs van ware bewogenheid.

Wij ontmoeten Saul voor het eerst, als hij in opdracht van vader Kis, samen met een knecht, naar verdwaalde ezelinnen aan het zoeken is. Saul heeft een flink postuur en heeft een knap en aantrekkelijk uiterlijk. Zelfs dat is veelbelovend dus. Wat is het echter dwaas om op iemands uiterlijk af te gaan. Dat deed Samuël in het huis van Isaï ook. Maar de Heere ziet het hart aan. Och, wat kunnen we ons vergissen, als we op het uiterlijk af gaan, op woorden, op uitwendige dingen. De vraag is of ons hart ‘schoon’ werd voor God.

Saul en zijn knecht komen na een vergeefse zoekactie bij een stad, waarschijnlijk Rama, waar naar de overtuiging van Sauls knecht een man Gods woont. Inderdaad is Samuël in de stad aanwezig. En dan gebeuren er opeens heel veel wonderlijke dingen in het leven van Saul. Bezie het eens alleen van zijn kant. Daar ontmoet hij de oude profeet. Maar die blijkt al naar hem uit te kijken. Hij wordt verwacht! Zelfs met het eten is op hem gerekend! Bovendien blijkt die profeet, zonder dat Saul nog over zijn zoekactie gesproken heeft, te weten dat Saul al drie dagen lang aan het zoeken is naar ezelinnen, maar hij zegt ook dat ze reeds gevonden zijn! Dan komt het wonderlijkste. Samuël zegt: wie zal de bezitter van al het goede in Israel zijn? Is het niet van u, Saul?

Deze zaken hebben Saul verbaasd. Zijn reactie getuigt ervan. Hij spreekt van zijn nederige afkomst. Dat zal David later ook doen: Wie ben ik, dat ik de schoonzoon van de koning zou zijn! Ook bij Saul is het meer dan oosterse bescheidenheid: hij was qua karakter ook eenvoudig en bescheiden. Later herinnert Samuël hem er nog aan, met weemoed.

We zien hier echter dat we natuurlijke bescheidenheid en nederigheid niet gelijk als tekenen van genade moeten zien. Genade maakt klein voor God en houdt ook klein voor God. Saul is een eerzuchtig en hoogmoedig man geworden, die voor een ander, dé ander, David, lees: de God van David niet heeft willen buigen. Nu leeft de zonde van de hoogmoed ook in het hart van Gods kind. Maar hij leert het betreuren en er tegen strijden. Bovendien houdt God hem klein.

We weten dat David de Heere reeds vroeg vreesde. Dat houdt in dat zijn zalving, ook zo onverwachts, hem in de binnenkamer voor de Heere heeft gebracht. Bij Saul merken we dat niet. Van hem hebben we geen enkele Psalm, waardoor hij ons in zijn hart laat zien. We krijgen al gelijk de indruk dat Saul nu niet bepaald een geestelijk mens was! We kunnen ons in mensen vergissen, maar de eerste indruk zegt dikwijls al heel veel.

Want hij maakt nog veel meer mee, die dagen. Maar van een reactie van verwondering en ootmoed voor God lezen we niets.

De dag na de ontmoeting met Samuël wordt Saul in de vroege morgen gezalfd. Wat Saul wellicht vermoed heeft, weet hij nu zeker: hij zal Israels vorst worden door de wil van God. God is het Die hem tot die taak roept. Dat die roeping van God is, bevestigt de Heere hem die dag verschillende malen. Wonderlijke dingen maakt hij op weg naar huis mee. Ze moeten alle dienen om zijn roeping tot het koningsambtte bevestigen. Hoe blijkt hieruit Gods goedheid. Het is voor Saul tevens een roepstem om de Heere in waarheid te dienen. Die tekenen zijn een herinnering dat er nu een grote verantwoordelijkheid op hem rust en een taak, die hij slechts in de kracht en met de hulp van zijn Zender kan volbrengen.

Eerst dus die zalving. Daar was niemand getuige van. Later zou Saul in het openbaar als koning aangewezen worden. Die zalf was niet zo maar een bescheiden, onopvallend geurtje, maar gaf van zich een doordringende reuk van heerlijke zalfolie, die vanaf het hoofd afliep naar de kleding. Anderen konden het vanaf dat moment ook aan hem ruiken dat hij een gezalfde was. Maar bovenal kon hij het zelf ruiken, als een herinnering aan zijn dure roeping. Wij mensen moeten altijd aan onze roeping en plicht herinnerd worden. Het is om die reden goed om een ambtsdrager, die een volgende ambtstermijn aanvaardt, ook opnieuw te bevestigen en daarbij het bevestigingsformulier te lezen. Dat mag tot opscherping dienen.

Samuël heeft ook gezegd dat de Geest des Heeren vaardig over Saul zou worden. De zalving zag niet alleen op de dure roeping, maar ook op Hem Die ons bekwaamt. Want wie is tot dergelijke dingen bekwaam? Als Saul na twee wonderlijke ontmoetingen ook nog profeten tegenkomt, gaat hij ook profeteren. Hij raakt in geestvervoering en gaat de Heere groot maken. Daaruit blijkt dat Gods Geest vaardig over hem is, hem aangrijpt en hem tot een Helper zal zijn. Dit is opgevallen en dit moest ook opvallen. De Heere was op deze manier bezig plaats te maken voor Saul bij het volk en de aandacht op hem te vestigen. Het volk heeft er zich over verbaasd en uitgeroepen: Is Saul ook onder de profeten? Het is zelfs tot een spreekwoord geworden, om uiting te geven aan opperste verbaasdheid.

Saul ontving ook een ander hart. Dat betekent dat God hem een andere persoonlijkheid gaf. Saul werd zodanig veranderd dat hij nu een hart kreeg om koning te kunnen zijn. Wij moeten dus niet denken aan een nieuw, een Godvrezend hart. Uit het vervolg van Sauls leven wordt dat duidelijk. Wie immers van de Heere een nieuw hart ontvangt, houdt dat eeuwig. Het wordt niet meer afgenomen. En van Saul weten we dat hij later zelfs door een boze geest Gods geplaagd werd. Deze geschiedenis leert ons hoe machtig God is. Hij neigt de harten, zelfs die der koningen. Het hart van Farao werd door de Heere verhard, en de machtige Nebukadnezar werd voor een bepaalde tijd als een dier. Hebben wij die machtige God al nodig gekregen voor de waarachtige vernieuwing van ons hart? Hij wil naar Zijn belofte ons stenen hart wegnemen en ons een hart van vlees geven. Of ik een nieuw hart heb, blijkt uit de vruchten. Uit vruchten die in Sauls leven niet werden gevonden, helaas. Wel vindt u ze in Davids leven. Ziet u waar de overdenking van Sauls leven toe brengen moet: tot zelfonderzoek! Want met een bepaalde verandering in ons leven, hoe positief ook, komen we er niet. We moeten vernieuwd worden door Woord en Geest. Dat de Heere tevoren wist dat het met Saul verkeerd zou gaan, behoort onder ons niet besproken te worden. Dat behoort tot de verborij gen dingen, die wij niet mogen onderzoeken. Voor ons moet het duidelijk zijn, dat het in Sauls leven kwam tot een verwerpen van de Heere. Ondanks bewezen gunstbewijzen en tekenen van Gods trouw. Bovendien is er Gods vrijmacht, die ons in aanbidding moet doen zwijgen. David heb Ik lief gehad en Saul heb Ik gehaat. Zalig de mens die het leert om God vrij, maar niet los te laten: o Heere, verwerp mij niet, maar wees mij om Christus’ wille genadig!

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 augustus 2005

Bewaar het pand | 12 Pagina's

KONING SAUL (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 augustus 2005

Bewaar het pand | 12 Pagina's