Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De adeldom van de bedelstaf

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De adeldom van de bedelstaf

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Zalig zijn de armen van geest; wan hunner is het Koninkrijk der hemelen”

Deze woorden van de Zaligmaker staan haaks op onze menselijke gedachten en gevoelens. Naar ons besef komen vooral mensen die veel bezitten en in aanzien staan in aanmerking om gelukkig geprezen te worden. De Heere Jezus zegt echter dat niet de rijken maar de armen welgelukzalig zijn. Daarbij moeten we wel bedenken dat het hier gaat om een bijzonder soort van armoede. Het gaat met nadruk over de armen van geest.

Wat zijn dat eigenlijk voor mensen? Wel, hun armoede raakt niet zozeer de buitenkant van hun leven, maar hun innerlijk. Letterlijk staat er in de oorspronkelijke tekst voor “armen van geest” namelijk “geestelijke bedelaars”. We zouden kunnen zeggen dat het hier gaat over mensen die in geestelijk opzicht tot de bedelstaf zijn gebracht. Nu is de meest opvallende trek van een bedelaar dat hij niets bezit. Hij is straatarm! De armoede is zijn hele leven gaan beheersen. Iedere dag wordt hij aan zijn ellendige omstandigheden herinnerd en hij weet dat hij zal omkomen als hij de straat niet opgaat om te bedelen, om zijn lege hand op te houden. Zo zijn er ook mensen die in geestelijk opzicht bedelaars zijn geworden, omdat ze hun innerlijke armoede gingen inleven. Nu maakt de bijbel ons duidelijk dat ten diepste alle mensen straatarm zijn in Gods heilige ogen. Door de zonde zijn wij onze geestelijke rijkdommen kwijtgeraakt en missen we alles. Alleen . . . we zien dat van nature niet. We leven in de waan dat het er met ons nog niet zo slecht voorstaat. We zijn rijk en verrijkt en het ontbreekt ons aan niets. Maar als Gods Geest in ons leven gaat werken, ontdekken we hoe arm wij eigenlijk zijn. We gaan inzien dat we in Gods ogen alles missen. We komen er achter dat we geestelijk niet aan een aantal dingen gebrek hebben, maar dat we straatarm zijn.

Wat gaan we dan missen, als we onze armoede voelen? We ontdekken dat we blind zijn, dat we geen echte kennis bezitten van God, van onszelf en van Christus. We gaan beseffen dat er bij ons geen mogelijkheden zijn om de blinde ogen van ons hart te openen. Daarom gaan we bedelen: Heere open U mijn ogen; leer mij wie Gij zijt, wie ik zelf ben en wie Christus is; geef mij verstand met goddelijk licht bestraald.

Eén van de dingen die ons ontbreekt is boven alles, gerechtigheid. In het licht van de Bijbel gaan we verstaan dat onze verhouding met God een verbroken verhouding is. We zien dat er tussen de Heere en ons bergen van schuld staan en dat wij die schuld nooit kunnen betalen. Er blijft niets anders over dan om als een bedelaar te vragen: Heere, verzoen de zware schuld, die ons met schrik vervult, bewijs ons eens genade!

We gaan ook heiligheid missen. We ontdekken dat ons leven vanaf onze geboorte niet overeenstemde met Gods geboden. We gaan inleven dat ons hart vol is met onreinheid.

We leren onze bedelaarshanden uitstrekken naar de Heere en smeken: schep mij een rein hart o, God en vernieuw in mij een vaste Geest! In één woord: we zijn God kwijt en dat gemis gaat branden in ons hart, omdat we voelen dat we God niet kunnen missen.

Zo komen we op onze knieën terecht en bidden: o, God, wees mij, de zondaar, genadig.

Dit bidden wordt ook bedelen genoemd, omdat een bedelaar geen recht heeft. Hij is afhankelijk van de ander, de gever. Zo is het ook met geestelijke bedelaars. Zij hebben niets in zichzelf, maar voelen ook dat ze Gods gunst niet hebben verdiend. Toch kunnen ze Hem niet loslaten, zulke bedelaars gaan op hun knieën voor Gods genadetroon. Hij voelt zich verbonden met de tollenaar die achter in de tempel stond.

En toch. . . zulke mensen noemt de Heere Jezus zalig. Daar begrijpt de wereld nou niets van. En die bedelaars zelf? Ze durven het ook niet te geloven. Ik . . . zalig? Ik voel me alleen maar arm en ongelukkig. Toch zegt de Zaligmaker, zalig zijt gij, als gij als een geestelijke bedelaar uw hand moet ophouden. En daar blijft het niet bij. De Heere Jezus voegt er ook nog een belofte aan toe: want hunner is het Koninkrijk der hemelen.

Wat dat Koninkrijk is? Het is het rijk waar God Koning is. Het rijk waarin de banden van de zonden en de dood verbroken worden. Het rijk waarin alleen gerechtigheid woont en verlossing te vinden is. Dat Koninkrijk is neergedaald in Christus. In Hem heeft God Zijn rijk opgericht in deze gevallen wereld. In dat Koninkrijk is geen armoede meer, maar alleen rijkdom. Waarin die rijkdom dan bestaat? Die bestaat in wijsheid, gerechtigheid en heiligmaking, ja, in een volkomen verlossing.

Deze onmetelijke schatten worden aan geestelijke belaars toegezegd. Zij beseffen dat ze arm zijn aan kennis en inzicht. Maar deze Koning belooft hen de ogen te openen en wijsheid te schenken in de dingen van Zijn Koninkrijk. Zij erkennen dat zij de gerechtigheid missen. Hij laat echter zien dat er bij Hem een onuitputtelijke rijkdom is aan gerechtigheid, aan vergeving van zonde en schuld. Zij staan met lege handen, die bovendien nog bevlekt zijn, omdat zij geen heiligheid bezitten. Maar bij deze Koning is een volheid aan heilige woorden en werken, aan heilige gedachten en verlangens. Hij wil hun hart reinigen en hen leiden op de weg der heiligmaking.

Ja, al de schatten van dit Koninkrijk wil de Zaligmaker uit genade aan bedelaars schenken! Die zaligheid ontvangen zij niet pas in de toekomst. Nee, in dit leven wordt al iets van deze rijkdom ervaren, al zal de volle betekenis van deze zaligspreking pas in de eeuwigheid beleefd worden.

Misschien zegt iemand: Die schatten ken ik niet, ook niet in beginsel. Ziet u dan uw armoede niet? Zou u niet gaan bedelen aan de troon van Zijn genade? In het koninkrijk van deze

Koning is het niet verboden om te bedelen. Hij heeft het zelf gezegd dat Hij juist op armen en verslagenen van geest wil neerzien en op hen die voor Zijn woord beven. Ja, mensen die zichzelf tot de bedelstaf brachten worden de edelen van Zijn koninkrijk. Bij de mensen onmogelijk, maar mogelijk bij God.

Wie is aan onzen God gelijk,
Die armen opricht uit het slijk?
Nooddruftigen, van elk verstoten, Goedgunstig opheft uit het stof?
En hen verrijkt met eer en lof,
Naast prinsen, plaatsten wereldgroten?

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 februari 2006

Bewaar het pand | 12 Pagina's

De adeldom van de bedelstaf

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 februari 2006

Bewaar het pand | 12 Pagina's