Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET VERVOLG VAN PASEN-2

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET VERVOLG VAN PASEN-2

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De jonge christengemeente in Thessalonica was flink in de war gebracht door de dwaling dat er geen opstanding der doden zal zijn. Daarom waren ze ook zo erg bedroefd bij de sterfgevallen, die onder hen plaats vonden, ook al waren het oprechte gelovigen die uit hun midden werden weggenomen. Die zouden - zo dachten ze - niet aanwezig zijn als de Heere Jezus wederkwam. Of, als ze er wel bij waren, dan zouden ze helemaal achteraan moeten staan.

Paulus gaat deze gedachten corrigeren. Hij weet dat deze manier van denken uit onkunde voortkomt en dus zal hij hen het nodige onderwijs gaan geven in de hoop dat de verkeerde opvattingen dan zullen verdwijnen en de lezers van zijn brief langs het rechte spoor van de waarheid zullen leren denken en doen. We vinden dat onderwijs in 1 Thess. 4:13 vv.

Ontslapen in Jezus

Om te beginnen spreekt Paulus op een bepaalde manier over het sterven van Gods kinderen. Ja, die sterven ook, net als alle andere mensen. Maar dat sterven heet hier ‘‘ontslapen’’(vs. 13).

En nog nader bepaald ‘ontslapen in Jezus’(vs. 14). Zo wordt de dood van Gods kinderen vaker aangeduid. Dat vinden we ook al in het Oude Testament. Meer dan eens staat daar dat die en die ontsliep met zijn vaderen. Ook het sterven van Stefanus wordt zo aangeduid (Hand. 7:60).

Dat laatste laat tegelijk weten dat zulk sterven niet per se een sterven op een ziekbed hoeft te zijn, waar we omringd zijn door mensen die ons lief zijn en die zorg voor ons hebben. Stefanus stierf onder een regen van stenen, die op hem vielen. Een gewelddadige dood! Maar toch ontsliep hij.

Dat het sterven zo wordt genoemd is omdat door het werk van de Zaligmaker de dood van hen die waarlijk geloven van karakter veranderd is. Om het met de woorden van de Heidelbergse Catechismus (antw. 42) te zeggen: hun sterven is geen betaling meer voor de zonden, maar een afsterven van de zonde en een doorgang tot het eeuwige leven.

Maar dat houdt ook in dat van hen gezegd mag worden dat zij in zekere zin slapen. Nee, ik bedoel niet de zieleslaap - die theorie berust op een ernstig misverstand. Maar in figuurlijke zin is de dood voor Gods kinderen een slaap; een slaap ook die gevolgd zal worden door ontwaken. Momenteel is er wel geen contact met de ‘slapende’, maar dat is maar voor korte tijd. Straks moet de dood wijken. Zo bezien draagt de term ‘ontslapen’ al de gedachte aan de opstanding in zich mee. En de ontslapen leden der gemeente zijn niet weg. Netzomin als u ’s avonds, als de kinderen al slapen, van mening bent dat uw gezin kleiner is geworden, omdat die kinderen niet meer bij u in de huiskamer zijn.

Laten we er ook op letten - en dat maakt het nog duidelijker wat de apostel bedoelt - dat die gestorvenen ‘in Jezus ontslapen’ zijn. Eigenlijk moeten we vertalen: door Jezus ontslapen. Jezus heeft hen in slaap gebracht. Zoals een moeder een kind te slapen legt, zelfs al is dat kind onwillig, zo legt Jezus de Zijnen te slapen. In alle tederheid en lieflijkheid. Hij is er immers bij als zij sterven. Als de Goede Herder gaat Hij mee door het dal van de schaduw des doods. Hij blijft zorgen. Voor de ziel, maar net zo goed voor het levensloze lichaam. Dat blijft ook onder Zijn wakend oog.

Verbonden met Jezus

Waar ze dan zijn? Paulus valt nu terug op wat hij tijdens zijn betrekkelijk korte verblijf in Thessalonica in de prediking van het Evangelie al verkondigd heeft. Hij heeft daar gesproken over de dood en over de opstanding van de Heere Jezus. Zie maar in Hand. 17:3. In Thessalonica weten ze daar dus van. En ze hebben er ook nog in leren geloven. Welnu, uit het feit dat de Heere Jezus gestorven en opgestaan is, vloeit het een en ander voort. Als Christus immers stierf, maar ook opstond, is er hoop voor hen die door Hem ontslapen zijn. De opstanding van Christus krijgt effect ook voor hen. Hoe?

Toen Hij opstond nam Hij in feite al de Zijnen mee in Zijn opstanding. Ze horen onlosmakelijk en onverbrekelijk bij Hem. Daarom zullen zij straks ook opstaan. Bovendien zullen zij met Christus meekomen, als Hij straks weer komt. Dan brengt Hij al de gestorven heiligen met Zich. Hun zielen namelijk. Maar hoe kan Hij ze meebrengen als ze nu al niet bij Hem zijn?

Ja, ze zijn bij Hem. Hun lichamen liggen in het graf, maar hun zielen zijn van stonde aan tot Christus opgenomen. De dood heeft ziel en lichaam wel uiteen gerukt. Zoveel verwoestende macht heeft hij. Maar wat de dood niet kan verwoesten is de relatie die er is tussen Christus en de ziel van de Zijnen. Net zomin kan Hij de relatie verbreken tussen Christus en de lichamen van de Zijnen. Ze zijn met lichaam en ziel met Hem verenigd en dat voor altijd. Ze ontslapen door Jezus, ze komen weer met Jezus; ze zijn altijd met Hem. Dat is het geheim: de vereniging met hun Heiland.

Waar dat zo is, daar hoeft de droefheid bij het sterven ook niet te overheersen. Daar hoeft in ieder geval niet getreurd te worden zoals zij treuren die geen hoop hebben. Als we over de dood heen mogen zien op Hem die de dood al overwonnen heeft en nu eeuwig leeft, dan mag de rouw soms wel eens vermengd zijn met blijdschap. Al moet het dode lichaam dan nog het graf in, de ziel is al Thuis. En al ligt het lichaam onder een zerk, de ziel is al voor de troon. Over zulken wordt in de hemel niet geweend. Daar is wel vreugde bij hun thuiskomst. Daarom is het ook geen fantasie als een stervende die in de Heere mag ontslapen de engelen al wel eens hoort zingen. Dat hebt u toch ook wel eens gehoord? Maar wat u nooit gehoord hebt is dat zo iemand zei: Ik hoor de engelen al wenen!

Het is waar, deze dingen kunnen niet van elk sterfbed en bij elke begrafenis gezegd worden. Er zijn er wel degelijk, die sterven en voor wie er geen hoop is. Iemand die buiten Christus sterft kent inderdaad geen verwachting. Wie het geheim van het in en met Christus zijn niet kent, is verloren. En dat verloren-zijn wordt in het sterven voor altijd bezegeld. Er zijn er tot wie de Heere zal zeggen: Ga weg van Mij. Hun zon gaat onder om nooit meer op te gaan. De rijke man in de gelijkenis sloeg zijn ogen op in de pijn. En dat was zijn lot. Voor altijd.

Beroep op het Woord

Maar hoe zal het dan zijn bij de wederkomst van Christus? Zullen zij die dan nog leven toch geen voorsprong hebben op hen die gestorven zijn? Anders gezegd, worden degenen die nu al ontslapen dan toch niet achtergesteld? Op die vraag gaat Paulus vervolgens in. En hij doet dat door zich te beroepen op het Woord des Heeren (vs. 15).

Die gedachte, dat de levenden bij de wederkomst van Christus voorrang hebben boven de gestorvenen is een onbijbels misverstand. Alweer zo’n verkeerd idee, zoals er al zovele in het hoofd van mensen zijn opgekomen. Allerlei redeneringen, die niet op het Woord steunen. We hebben er soms niet eens erg in, dat ook ons hoofd wel een een herberg van allerlei eigengemaakte gedachten is, die ons eerder van de Bijbel afvoeren dan ons het Woord beter doen verstaan. En er zijn ook altijd mensen op de been die ons aan zulke verkeerde ideëen willen helpen.

Paulus wil ze er in Thessalonica van af helpen. En de manier die hij daarvoor kiest is de enig juiste: hij beroept zich op het Woord des Heeren. Dit keer niet een Woord van de Heere, dat al eerder in de Bijbel stond opgetekend, maar een Woord dat de Heere rechtstreeks aan Paulus had geopenbaard. Zo deed de Heere vaker in die tijd, toen de Bijbel nog niet compleet was, en er daarom steeds nieuwe elementen aan de openbaring moesten worden toegevoegd. Iets van die aard lezen we ook in 1 Cor. 15:51, waar Paulus een verborgenheid openbaart, omdat de Heere die eerst aan hem had geopenbaard. Dezelfde openbaring waar hij zich ook in zijn brief aan de Thessalonicenzen op beroept. Zo kon Paulus ook in dit geval zeggen: Alzo zegt de Heere.

Laten we het ons voor gezegd houden. Er is maar één bron waaruit we kunnen putten. Onze kennis van de waarheid Gods kan nergens anders vandaan komen dan uit het Woord des Heeren. Alles wat we geloven moet daarin terug te vinden zijn. Er is geen andere bron. Niet voor de prediking. Niet voor ander godsdienstig onderwijs. Bronnen als volkstheologie en gemeentetheologie deugen niet, al kan daar best ook heel wat goeds in verkondigd worden. Maar de enige theologie die echt betrouwbaar is, is die uit het Woord.

Het staat er ook voor onze tijd, dat we niet een iedere geest moeten geloven, maar de geesten moeten beproeven of ze uit God zijn. Altijd weer dient het onze vraag te zijn: Waar staat het in de Schrift? Dat moeten we durven vragen ten aanzien van ‘‘lichte’’ godsdienst, maar ook ten aanzien van ‘‘zware’’ godsdienst. Bij beide godsdiensten is er heel wat, dat in het licht van het Woord des Heeren wel eens niet zou kunnen bestaan.

Dus: terug naar het Woord. Net zoals Paulus. Dat is de enige veilige weg.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 mei 2006

Bewaar het pand | 12 Pagina's

HET VERVOLG VAN PASEN-2

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 mei 2006

Bewaar het pand | 12 Pagina's