Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Och, dat zij zulk een hart hadden om Mij te vrezen en al Mijn geboden te allen dagen te onderhouden, opdat het hun en hun kinderen welging in eeuwigheid.

Menselijkerwijs gesproken maakt God ons Zijn wens kenbaar. Dat moet toch onze volle aandacht krijgen. Niet minder omdat het in deze wens over ons gaat: dat we Hem zouden vrezen en Zijn geboden houden. Uit de wens blijkt ook hoe de Heere wil dat wij dit zullen doen: met ‘zulk een hart’. Wat wordt daarmee bedoeld? Het antwoord op deze vraag is van groot belang. Het gaat immers om onze eeuwige zaligheid zoals het slot van de wens duidelijk maakt. De context van de tekst geeft antwoord op de vraag.

Na veertig jaar van omzwerven in de woestijn zijn de kinderen Israels gekomen aan de grenzen van het beloofde land. Ze staan op het punt om er binnen te gaan. Mozes mag echter niet mee naar binnen vanwege zijn zonde. Hij laat ze echter niet zomaar gaan. Lees maar in het boek Deuteronomium wat Mozes het volk meegeeft. Hij herinnert het volk aan de daden en de woorden van de HEERE. Beloften en bedreigingen houdt hij het volk voor. Beloften voor de gehoorzamen, en bedreigingen jegens de ongehoorzamen.

Mozes herinnert het volk niet alleen aan de daden en woorden van de HEERE. Hij spreekt hen ook aan op een hele persoonlijke ervaring die ze hebben gehad. Het was bij de Sinai toen ze geconfronteerd werden met Gods grootheid en heerlijkheid. We lezen dit in Deuteronomium 5. Bij het zien van de grootheid en heerlijkheid van God en het horen van Zijn stem is het volk overtuigd dat ze voor God niet kunnen bestaan. De oudsten van het volk gaan vervolgens tot Mozes. Hoor maar wat ze zeggen: “Indien wij voortvoeren de stem des HEEREN onzes Gods langer te horen, zo zouden wij sterven’ Hebben we zo al eens het Woord van God gelezen, de prediking daarvan gehoord. Dat u de grootheid en de heiligheid van God zag, hoorde en voelde; en daardoor eigen kleinheid en onheiligheid inleefde: dat God een verterend vuur is bij Wie niemand wonen kan.

Uit het verzoek van het volk moeten we niet afleiden dat ze zich onttrekken aan het spreken van God. Dat zou de makkelijkste weg zijn. Het gebeurt maar al te vaak. Door je van de kerk af te keren en eigen wegen te gaan. Het kan ook heel subtiel, door gewoonweg het spreken van de Heere weg te duwen uit je leven. Er zijn indrukken geweest van dood en eeuwigheid. Maar het gaat weer over. En iedere zondag twee keer in de kerk, Verhard. Herkenbaar? Zo is het niet bij het volk bij de Sinai. Ze erkennen dat God het volste recht heeft om tot hen te spreken. Dit blijkt uit hoe ze spreken over ‘de stem des HEEREN onzes Gods’. Echter, Gods stem horen betekent wel hun dood. Ze kunnen voor God niet bestaan. Kennen we hier iets van? Dat het Woord dat mij veroordeelt niet langer door mij krachteloos wordt gemaakt doordat ik scherm met mijn onmacht en onwil. God heeft recht om te spreken, om te eisen. Ik heb geen recht om Zijn spreken te negeren, om Zijn wet te overtreden. Mijn onmacht en onwil wordt dan schuld. Zulk een hart heeft nu behoefte aan een middelaar. Daarom vraagt het volk aan Mozes of hij voor hen met God wil spreken om ze aan hen Zijn woorden door te geven. Op deze vraag antwoordt de Heere positief: Mozes zal voor hen zijn middelaar.

Hierop volgt de wens van God dat het volk altijd ‘zulk een hart’ zou hebben om Hem te vrezen. Het is de goddelijke goedkeuring over de houding van het volk. Dat is geen toevallige bijzaak, maar het blijkt een wezenlijk bestanddeel te zijn van het vrezen van de Heere. Gods wet kan uiteindelijk alleen maar beantwoord worden door het offer van een verslagen hart en een verbroken geest. Het geheim van dit antwoord ligt niet in de mens, ook niet in het verslagen hart, maar buiten de mens. Zulke harten zien van zichzelf af en verwachten het van een middelaar die voor hen met God spreekt. In deze geschiedenis is dat Mozes. We weten dat in Christus volle werkelijkheid is. Dan is het: ‘Geef mij Jezus of ik sterf, want buiten Jezus is geen leven maar een eeuwig zielsverderf’.

Waarom moet het volk Gods wens horen aan de grenzen van het beloofde land? Wel, omdat het nu overwegend een ander volk is dan toen bij de Sinai. Het merendeel is immers gestorven in de woestijn. Het jonge volk aan de grenzen van het beloofde land moet horen welk hart de Heere aangenaam is. We moeten telkens weer horen wat God aangenaam is. Onze kinderen en onze jongeren moeten het immers ook weten! Dit is ook nodig omdat het de wens van God is dat wij blijvend ‘zulk een hart’ hebben. Deze houding mag niet een eenmalige zaak zijn. Deze houding wordt door God blijvend gevraagd en is Hem aangenaam.

Iemand kan nog tegenwerpen dat hij of zij zo’n hard hart heeft.’Wanneer dat zo is, maak dan van de wens van God eens uw gebed. Onze wensen getuigen zo dikwijls van onze onmacht. God Die ‘zulk een hart’ wenst voor ons, bezit ook de macht om ‘zulk een hart’ te geven. Deze aansporing geldt ons allen, ook hen die de Heere mogen vrezen maar nog zo de hardheid van hun hart moeten inleven. ‘Hoe moet ik dan pleiten?’ Wel, er is maar een houding die ons past, een houding die God aangenaam is: met een verbroken hart en een verslagen geest.

Tenslotte is er in de wens nog iets dat onze aandacht vraagt. Het gaat daarin over onze eeuwige bestemming. De wens is voluit betrokken op ons eeuwig heil. Laten we toch niet over de ernst daarvan heen lezen (leven). De wens eindigt immers met: ‘Opdat het hun en hun kinderen welging in eeuwigheid.’ God meent het. In Zijn beloften. Maar ook in Zijn bedreigingen. Dat de Heere toch niet nadat wij Zijn uitdrukkelijke wens vernomen hebben over ons moet klagen: ‘Och, dat Mijn volk naar Mij gehoord had, dat Israel in Mijn wegen gewandeld had’ (Psalm 81:14).

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 november 2007

Bewaar het pand | 12 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 november 2007

Bewaar het pand | 12 Pagina's