Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De praktijk der godzaligheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De praktijk der godzaligheid

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De verzegeling met de Heilige Geest (9)

We hebben in eerdere artikelen geluisterd naar enkele stemmen vanuit de kerk der eeuwen. Begonnen in de 20eeeuw (ds. I. Kievit en dr. D.M. Lloyd Jones), teruggaand naar de 18e eeuw (Wilh. a Brakel en Alex. Comrie) om tenslotte terecht te komen in de 16e eeuw (Joh. Calvijn). Elk van hen heeft zich uitgesproken over het diepe stuk van de verzegeling met de Heilige Geest, leder putte daartoe uit de Heilige Schrift. En ik meen van ieder te kunnen zeggen dat ze wisten waarover ze schreven. De waarheid waarvoor ze stonden en waarvan ze getuigden, kenden ze als waarheid in het binnenste. De Heilige Geest had hen in de waarheid geleid. Hun prediking, ook over dit diepe onderwerp, was onmiskenbaar Schriftuurlijk-bevindelijke prediking.

Blijft desondanks toch staan, dat er nogal wat verscheidenheid bij hen op dit punt te constateren valt. Met een houts-koollijn getekend, dus zonder nuances: Lloyd-Jones en Kievit spreken over de verzegeling als over een zeer bijzondere ervaring die niet elk kind van de Heere ten deel valt. Calvijn daarentegen legt deze weldaad heel dicht bij de zekerheid van het geloof als behorend bij het wezen van het geloof. Elk gelovig kind des Heeren deelt volgens hem dan ook in dit geestelijk voorrecht. Men is een verzegeld christen of men is geen christen. De 18e-eeuwers lijken min of meer een middenpositie in te nemen.

In de twee eerste artikelen zijn we begonnen met te luisteren naar wat het Woord van de Heere hierover zegt. De apostel Paulus schrijft in zijn brieven vier keer uitdrukkelijk over de verzegeling. Het is als hij schrijft aan de Efeziërs en aan de Korinthiërs. Telkens in een ander verband. Maar steeds weer wijst hij op de grote betekenis van deze heilsweldaad. Laten we ons een ogenblik bepalen bij het eerste hoofdstuk uit de Efezebrief. En dan een antwoord zoeken te vinden op de vraag wie nu dat werk van de Heere geldt.

De vraag die bij u leeft, zou kunnen zijn: wat zullen we voor waar moeten houden? Wat is de echte betekenis van deze geestelijke weldaad? Moeten we dan denken in de lijn van Calvijn: een geestelijke zegen die al Gods kinderen ontvangen en die hun deel wordt tegelijk met de gave van het geloof, eenmalig dus? Of hadden de oude schrijvers uit later eeuwen het goede zicht op dit onderwerp? Een zegen die slechts een beperkt deel van Gods kinderen ten deel valt, een tweede zegen, als een bijzondere genade van de Heere? U zult denken: het is toch het een of het ander...

drievoudige weldaad

In Efeze 1 stelt de apostel het werk van de drie-enige God aan de orde. Wat is dat werk en voor wie is het? De verzen 3 en 4: de verkiezing door God de Vader. Voor wie? Natuurlijk, voor al Gods kinderen. Ze zullen allen zalig worden. Niet één zal achterblijven. De verzen 5 t/m 12: hier gaat het over de verlossing door het bloed van de Heere Jezus. Voor wie? Het antwoord hierop is ook niet moeilijk: voor al Gods kinderen. Stel je voor dat het anders was. Dat enigen van Gods volk het zonder de toepassing van Christus’ werk moesten doen. Dan waren ze gewis verloren. Nu de verzen 13 en 14: over de verzegeling met de Heilige Geest der belofte. Opnieuw, vóór wie bestemd? Wat moet het antwoord nu zijn? Zou het een ander antwoord kunnen zijn dan wat hiervóór werd gezegd: voor al Gods kinderen...?

Ik wil nog even met u verder nadenken over dit hoofdstuk van Paulus. Wat denkt u, zou er reden zijn om aan te nemen dat de apostel hier onderscheid maakt? De ene weldaad is er voor u wel en de andere niet? Ik denk het niet. Stelliger nog: dat bedoelt hij hier zeker niet. Aan wie is deze brief geadresseerd? Aan de heiligen die te Efeze zijn, de gelovigen in Christus Jezus [1: 1]. Over hen heeft de apostel het ook in het vervolg van dit eerste hoofdstuk. Gods kinderen, zij alleen! Maar dan ook: zij allemaal. Ze zijn allemaal voorwerp van het genadewerk van de drie-enige God.

1. Van het werk van God de Vader. Zijn ze niet allen verkoren? Al voor de grondlegging der wereld?! Zou er één kunnen zeggen dat zijn of haar zaligheid niet ontsproten is aan het welbehagen van de Vader, voor alle eeuwen? Niemand zal het kunnen of mogen zeggen.

2. Van het werk van God de Zoon. De apostel schrijft: “... in Welke wij hebben de verlossing door Zijn bloed, namelijk de vergeving der misdaden, naar de rijkdom Zijner genade...” Hier zullen we hetzelfde moeten zeggen. De apostel geeft nadrukkelijk aan dat aan elk kind van de Heere deze weldaden is bewezen. leder, die Christus door een waar geloof is ingelijfd, heeft ook deel aan Zijn weldaden: vergeving van de schuld der zonde en verlossing van de macht der zonde. En dat alles door Zijn bloed, zoals Paulus getuigt.

3. Nu komen we bij de 3e Persoon, Gods Heilige Geest: “...verzegeld met de Heilige Geest der belofte” [1: 13]. Zullen we dan aangaande het werk van Gods Geest moeten zeggen dat dit slechts het deel is van een enkeling? Van iemand die in onderscheid tot andere kinderen Gods de extra-ordinaire (buitengewone) weldaad van de verzegeling met de Heilige Geest heeft ontvangen? Is dat in de lijn van dit loflied van de apostel? De vraag stellen, is hem beantwoorden. Zo mogen we Efeze 1 naar mijn stellige overtuiging niet lezen. Dan dragen we iets in, wat de apostel hier zeker niet bedoeld heeft Dan zou zijn lofprijzing mijns inziens ook heel wat gedempter zijn geweest. Heel wat minder uitbundig dat ze nu is.

Mijn conclusie kan geen andere zijn dan dat de weldaad van de verzegeling niet alleen maar aan enkelen uit Gods volk wordt geschonken, niet aan een selecte groep, niet aan enigen die in dat opzicht in bevoorrechting boven de anderen worden uitgetild. Maar aan allen! Aan ieder van hen.

Er bestaan geen ware gelovigen die niet uitverkoren zijn, met andere woorden die niet het voorwerp van het werk van God de Vader zijn. Er bestaan evenmin ware gelovigen die niet van hun zonden verlost zijn, anders gezegd die niet het voorwerp van het werk van God de Zoon zijn. Zo bestaan er evenmin kinderen van God die niet verzegeld zijn met de Heilige Geest der belofte. Zo spreekt de apostel Paulus. Beter: zo getuigt de Heere Zelf in Zijn woord. Want zo heeft de Heilige Geest het als het door Hem geïnspireerde Woord aan de apostel ingegeven.

Ik wil in dit verband nog wijzen op Efeze 4: 30. Daar acht de apostel het nodig de Efeziërs te vermanen: “Bedroeft de Heilige Geest van God niet...” Het mag niet gebeuren dat Gods kinderen door een slordig en onachtzaam leven de Heere en Zijn Geest smarten aandoen. En wat hanteert de apostel dan als een extra argument: “Bedroeft de Heilige Geest van God niet, door Welke gij verzegeld zijt tot de dag der verlossing...” Deze vermaning is natuurlijk niet gericht tot alleen maar enkelen van de gelovigen in Efeze. Nee, dit woord is aan allen geadresseerd. Ongetwijfeld! De roeping tot standvastigheid en heiligmaking. Maar ook de herinnering aan wat ooit gebeurd is.

wanneer?

Eerlijke lezing van Gods Woord geeft aan: geen enkel kind van de Heere is er, dat niet deelt in dit verzegelende werk van de Heilige Geest. Het is het deel van een ieder die de Heere vreest. De vraag is nog wel wanneer dat dan gebeurt. Wel, ook op die vraag geeft Paulus antwoord in dit eerste Efezehoofdstuk. Opvallend is dat de apostel dit werk van de Heilige Geest heel direct bindt aan het geloof: “... in welke gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met de Heilige Geest der belofte...” [1: 31v.]. Paulus zegt: toen u tot het geloof gekomen bent, toen hebt u die verzegeling ook ontvangen. U zegt: maar laat dat woordje ‘nadat’ dan geen tijdsruimte tussen dat komen tot het geloof en die verzegeling?

Nu moet u weten dat het Griekse woordje dat hier vertaald is met nadatook anders vertaald kan worden. De kanttekeningen op de Statenvertaling bijvoorbeeld wijzen erop dat ook vertaald kon worden: “als (= toen, terwijl) gij geloofd hebt. Want deze verzegeling des Geestes geschiedt door het geloof en op het geloof.” De SV zegt dit niet zonder reden.

Deze zin staat in het Grieks namelijk in een bepaalde tijd van het werkwoord die niet wijst op een tijdsvolgorde. Als zou het als volgt zijn: eerst het geloof en daarna (misschien wel geruime tijd daarna, misschien heel lang daarna, misschien ook wel helemaal nooit daarna) volgt de verzegeling. Maar niet op de volgorde wijst dit woordje, maar op de feitelijkheid, op de werkelijkheid. Het bedoelt: het is echt waar! Het gaat hier niet om de tijdsruimte, maar om het onlosmakelijke verband tussen geloof en verzegeling. Deze uitdrukking van de apostel laat geen andere uitleg mogelijk: waar het ware geloof is, daar is tegelijkertijd de verzegeling. En die verzegeling is niet iets dat alleen een speciaal deel van Gods kinderen ten deel valt. Maar deze weldaad wordt ontvangen in de weg van het ware geloof. Zo is het Gods kinderen ten deel, een drievoudige weldaad: de verkiezing door God de Vader, de verlossing door God de Zoon en de verzegeling met God de Heilige Geest.

Wat zijn Gods kinderen gelukkige mensen! Een drie-enig God heeft aan hen Zijn gunstbewijzen bewezen. Het is het goed dat nimmermeer vergaat. Zij zullen het ongestoord verwerven. Let wel - dit alles geeft de Heere op één dag. Ja, echt waar. De Heere geeft het hun wanneer gebeurt, wat Paulus aangaande zichzelf belijdt aan de Galaten: “het heeft Gode behaagd Zijn Zoon in Mij te openbaren.” Met andere woorden: de verzegeling met de Heilige Geest is geen aparte daad van God in mijn leven. Is er het ene, te weten het nieuwe leven dat de Heere om Christus’ wil in mijn leven werkt, waaraan Hij deel geeft door het ware geloof, dan is er ook al dat andere. Dan geldt het mij tegelijkertijd: (1) gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem, (2) in Welke wij hebben de verlossing door Zijn bloed, de vergeving der misdaden. (3) in Welke gij zijt verzegeld geworden met de Heilige Geest der belofte.

De Heere geeft het mij alles op één en dezelfde dag. Maar, vergeet het niet, Hij leert mij niet alles op één dag. En daar horen we Deo volente volgende keer over.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 november 2007

Bewaar het pand | 12 Pagina's

De praktijk der godzaligheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 november 2007

Bewaar het pand | 12 Pagina's