Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

“Och, dat het nog eens kwam te gebeuren...” [5]

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

“Och, dat het nog eens kwam te gebeuren...” [5]

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wie is een kind van God? Die “och” en “ach” heeft leren bidden en zuchten. Zo ongeveer zou de inhoud van de eerste vier artikelen in deze serie samengevat kunnen worden. Is dat bijbels? Ja, zo hebben we gezien. Het Woord van de Heere toont het ons onweerlegbaar. Daar zijn heel wat voorbeelden van in de heilige Schrift. Lees het nog maar eens terug. Velen van onze godzalige oudvaders (en, als ik het nu eens zo zeggen mag: onze godvrezende oudmoeders) hebben dat ook begrepen. Hun geschritten tonen het ons. En wat denkt u van de onvolprezen catechismus? Daarin wordt aangewezen wat hoort bij het gebed dat de Heere aangenaam is. Dat is het gebed waarin Zijn kinderen Hem om geestelijke en lichamelijke nooddruft “met hartelijke zuchten zonder ophouden bidden en Hem daarvoor danken.” Zie zondag 45. Het is zo gezegd, echt waar, in het spoor van de heilige Schrift.

Is hiermee nu alles beweerd? Nee, zeker niet. Daar wil ik het nu over hebben. Het hanteren van deze woordjes zonder meer, garandeert dat een geestelijk en Gode welbehaaglijk gebruik? Het loutere zuchten op zichzelf beschouwd, zou dat zomaar een kenmerk van het ware geestelijke leven zijn? Dat te beweren zou al te oppervlakkig zijn.

Mondchristen

In de Christenreis van John Bunyan komen we op zeker moment een man tegen wiens naam is Mondchristen. Christen en Getrouw zijn al een hele poos op reis. Ze reizen samen en spreken veel over hun ondervindingen die ze op weg naar Sion ervaren hebben. Maar ze zijn niet de enigen die zich in de richting van de hemelstad bewegen. Ze raken in gesprek met een zekere Mondchristen. Hij houdt naar zijn zeggen erg van het op trekken met godsdienstige gezelschappen en vooral spreekt hij graag over de dingen van Gods Koninkrijk. Hij steekt dan ook direct van wal. Met Getrouw spreekt hij over de grote waarheden van de heilige Schrift. Hij benadrukt hoe belangrijk het is om over de dingen van de dienst van de Heere te spreken en niet zozeer over aardse en lege zaken. Tot Getrouw zegt hij: “Op deze manier leert de mens erkennen de noodzaak van de wedergeboorte, de ongenoegzaamheid van de menselijke werken en de onmisbaarheid van de gerechtigheid van Christus.” De man praat verder. Hij vindt het niet alleen nodig om de grote waarheden van het Christendom te erkennen, maar hij is het er absoluut mee eens, als wordt gezegd dat dat alles bevindelijk moet worden gekend. Als ze op dat punt van het gesprek zijn aangekomen, gaat hij klagen en zuchten tegenover Getrouw. “Ach, helaas - weinigen verstaan de noodzaak van het geloof en van het werk van Gods genade in de ziel. Ze leven zomaar onwetend verder. Met de idee dat ze zalig kunnen worden door het doen van de werken der Wet. Helaas, zo zullen al deze mensen nooit verkrijgen wat ze dachten al in hun bezit te hebben: de hemel.”

Mondchristen lijkt een geoefend en doorgeleid christen te zijn. Wat een heldere en bevindelijke taal spreekt hij. En wat weegt hij zijn woorden ernstig af. Hij neemt het niet zo gemakkelijk. Af en toe slaakt hij nog eens een zucht en misschien weet hij nog wel een traan uit zijn ogen te persen. Heel sterk benadrukt hij ook dat niemand iets kan aannemen, tenzij het hem uit de hemel gegeven wordt. Geen wonder dat Getrouw nogal van hem onder de indruk is. “We hebben een knap en aangenaam reisgenoot ontvangenl”, zegt hij tot Christen. “Deze man zal een voortreffelijk pelgrim worden.”

Christen echter doorziet hun reisgenoot. Hij kent Mondchristen al langer. Hij is wel eens bij hem thuis geweest. En daar ontpopte hij zich heel anders. Daar bleek geen spoortje van godsdienst van hem uit te gaan op zijn kinderen. Deze man blijkt een geveinsde te zijn, een opzettelijke bedrieger. Hij heeft wel een gedaante van godzaligheid, maar de kracht ervan verloochent hij. En dat ondanks zijn mooie praatjes. En ondanks zijn ernstige voorkomen, inclusief zijn “och” en “ach”. Ze ontmaskeren hem, deze man. Hij valt door de mand. Want als ze verder met hem spreken, stoort hij zich aan hun indringende vragen. En hij verwijdert zich uit hun gezelschap. Mondchristen blijkt een mens te zijn wiens godsdienst alleen in woorden bestaat. Zware woorden. Maar geen ware woorden.

John Bunyan houdt zijn lezers hier een spiegel voor. Hij heeft deze reiziger getekend opdat degenen die over hem zouden lezen, zich zouden toetsen. Want kerkmensen die op deze Mondchristen lijken, zijn er helaas nog steeds. Onze belijdenis noemt ze: hypocrieten, huichelaars. Mensen die voorgeven in de vreze des Heeren te leven, maar bij wie het slechts buitenkant is. Of mensen die zich graag willen laten gelden als ernstig en serieus, maar hun hart is niet veranderd.

Want let op: deze Mondchristen uit de Christenreis is er één van een bijzonder soort. Hij is niet iemand die een oppervlakkig leven voorstaat. Hij kent de leer van de Schrift en hij weet overal over mee te praten. Hij benadrukt zelfs dat een mens bevinding van de dingen hebben moet. Het zal zo makkelijk niet gaan, zo meent hij. Hij spreekt over de noodzaak van het geloof en het werk van Gods genade in de ziel. Een typerende uitspraak van deze man kan geweest zijn: “Och, dat het nog eens kwam te geheuren…”

bederf van het beste

Ik zou in dit verband willen zeggen dat het bederf van het beste het slechtste is. Het klinkt zo goed. Getrouw, de metgezel van Christen, was ook onder de indruk. Hij zag veel in die man die zo goed en vroom kon praten. Het kan zo dicht bij elkaar liggen. Het echte en het onechte. Met name in de evangeliën komen we ze tegen, de mensen bij wie het zo echt en waar lijkt. Maar als het er op aan komt, is het niet meer dan schijn. Als er iemand geweest is die de toetssteen heeft aangelegd tussen het ware en het valse, dan is het de Heere Jezus geweest. In Zijn prediking sprak hij steeds met twee woorden. Neem alleen al de gelijkenissen die Hij sprak. Is het u wel eens opgevallen? De Heere Jezus nam dikwijls twee tegengestelde personen of situaties. Ze lijken sprekend op elkaar. Maar de uitkomst laat een verschil zien tussen leven en dood, tussen volgen en weggaan, tussen hemel en hei. We horen uit Zijn mond over de wijze en de dwaze bouwer, over het onkruid tussen de tarwe, over de twee zonen, over de getrouwe en de ontrouwe dienstknecht, over de wijze en de dwaze maagden, over de farizeër en de tollenaar, etc. Het is ook een woord van de Heere Jezus Zelf, waarin hij het onderscheid aanwijst: “Niet een iegelijk die tot Mij zegt “Heere Heere!”, zal ingaan in het Koninkrijk der hemelen, maar die daar doet de wil Mijns Vader die in de hemelen is” [Matth. 7: 21].

Wel, zo komen we ze ook in de Bijbel tegen, de mensen die wel “och” en “ach” roepen. Maar het blijkt niet voort te komen uit een oprecht hart. De eerste noemde ik al. De farizeër op het tempelplein. Ook hij begint zijn gebed met de uitroep: “O God…” In de Griekse grondtekst blijkt dat ook heel nadrukkelijk. Het lijkt zo deemoedig. Maar zijn hart is vol van hoogmoed en eigenwaan. En denk eens aan de man die we kennen als de rijke jongeling. Valt hij blijkens het evangelie van Markus niet voor de Heere Jezus op de knieën? Wat een voorbeeldige vrome jongen. Ook bij hem een aandoenlijke uitroep: “Goede Meester, wat zal ik doen opdat ik het eeuwige leven zal beërven?” Het einde echter maakt het begin bekend. Hij stoot zich en vertrekt. We kennen ook de voorbeelden van Achan met zijn, zo lijkt het wel, oprechte schuldbelijdenis: “Voorwaar, ik heb tegen de Heere, de God van Israël gezondigd…” En het dringende verzoek van Simon de tovenaar: “Bid voor mij…” Moet ik Ezau en Kaïn nog noemen? Ontroerende belijdenissen. De eerstgenoemde vond geen plaats van berouw, hoewel hij die met tranen zocht… Aangrijpend. Niet alleen woorden, maar zelfs ook tranen. Het leek oprecht, maar het was het niet.

Datzelfde was in de loop van de geschiedenis ook nog al eens het oordeel van de Heere over het godsdienstig gedrag van het volk Israël De woorden die ze Spraken waren wel goed. En de gebeden die ze in de mond namen, klonken heel vroom. Maar het verdere van hun leven stond ermee in tegenspraak. En daarmee was aangetoond dat het niet echt en gemeend was. Hoor eens de diepaangrijpende klacht van de Heere: “Dit volk nadert tot Mij met zijn mond en ze eren Mij met hun lippen. Doch hun hart houdt zich verre van Mij” [Jes. 29: 13]. Eenzelfde getuigenis overigens laat de Heere Jezus horen over de Schriftgeleerden en oversten van het volk ten tijde van Zijn omwandeling [Matth. 15: 8]. Zo kan het dus. Dat een ander diep onder de indruk raakt van mijn ernstige godsdienst, maar de Heere keert Zich er bedroefd van af. Zo'n godsdienst kan zelfs nog samengaan met geweeklaag en het luid roepen van “och” en “ach”. Maar bij de Heere maakt het geen indruk: “Zou het zulk een vasten zijn dat Ik verkiezen zou, dat de mens zijn ziel kwelle? Dat hij zijn hoofd kromme gelijk een bies, en zak en as onder zich spreide? Zoudt gij dat een vasten heten en een dag den HEERE aangenaam?” [Jes. 58: 5], In de vraag is het antwoord al begrepen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 maart 2008

Bewaar het pand | 12 Pagina's

“Och, dat het nog eens kwam te gebeuren...” [5]

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 maart 2008

Bewaar het pand | 12 Pagina's