Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De praktijk der godzaligheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De praktijk der godzaligheid

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het avondmaalsformulier (9)

“Opdat wij nu tot onze troost des Heeren Avondmaal mogen houden…” Het sacrament van het heilig Avondmaal wil troost bieden, zagen we de vorige keer. Troost aan verslagen harten, verzekerdheid in twijfelmoedigheid, licht in de duisternis. De Heere Christus, Gastheer van het hoogheilig Nachtmaal, weet wat de Zijnen behoeven. En Hij wil er genadig in voorzien. Hij nodigt hen om aan te zitten aan Zijn Dis, waar Hij in de tekenen van brood en wijn Zichzelf verklaart in Zijn borgtochtelijke ontferming.

Om nu die troost daadwerkelijk te ontvangen, zo zegt het formulier, worden ten aanzien van het Avondmaal twee dingen vereist. De eerste is dat aan de viering van het sacrament een beproeving van zichzelf dient vooraf te gaan. “De mens beproeve zichzelf en ete alzo.” Daarnaast dat de avondmaalganger boven alles gericht is op het doel waartoe de Heere Jezus het Avondmaal instelde, namelijk het gedenken van de Zaligmaker en Zijn zaligmakerswerk. De overdenking aan de Tafel is niet zozeer gericht op mijzelf, op mijn gestalte of op de gesteldheid van mijn hart, maar op Hem die het heeft gezegd: “Doet dit tot Mijn gedachtenis.”

drie stukken

Beide vereisten werkt het formulier nu uitvoerig uit. Te beginnen bij de eerste, de waarachtige zelfbeproeving. Deze bestaat uit drie stukken. We mogen ook zeggen: uit drie dingen, drie aspecten. Deze drie zijn samen te vatten met: ware kennis van mijn ellende (”een iegelijk bedenke bij zichzelf zijn zonden en vervloeking…”), waar geloof in Christus (”… of hij ook deze gewisse belofte van God gelooft…”) en waarachtige dankbaarheid jegens de Heere (”… of hij ook gezind is voortaan … voor Gods aangezicht oprecht te wandelen…”). Bij het lezen van dit onderdeel van het formulier worden we herinnerd aan wat de Hei- delbergse Catechismus hierover zegt in zondag 30. “Voor wie is het Avondmaal des Heeren ingesteld?”, zo luidt de vraag. Daarop volgt dit antwoord: “Voor degenen die zichzelf vanwege hun zonden mishagen en nochtans vertrouwen dat deze hun om Christus’ wil vergeven zijn, en dat ook de overblijvende zwakheid met Zijn lijden en sterven bedekt is; die ook begeren hoe langer hoe meer hun geloof te sterken en hun leven te beteren…”

Opmerkelijk dat zowel Ursinus in zijn Catechismus als Olevianus in zijn formulier hier grijpen naar de drieslag ellende, verlossing en dankbaarheid. De kennis van de drie stukken is onmisbaar om getroost te leven en zalig te sterven. Zo verwoordt onze belijdenis het in zondag 1. Elk van de drie is noodzakelijk: te weten hoe groot mijn zonde en ellende zij, te weten hoe ik van al mijn zonde en ellende verlost worde, alsmede te weten hoe ik Gode voor zulke verlossing zal dankbaar zijn. Wat blijkt nu? De drie stukken die het leven van de ware christen kenmerken - zonder welke dus geen sprake kan zijn van een getroost leven en van een zalig sterven - die drie stukken kenmerken tevens het leven van de godvruchtige avondmaalganger. Daaraan zullen zij kennis hebben. Wat lezen we dan in dit antwoord: “kennis van … óf … óf …”? Nee, dat staat er niet. De godvruchtige avondmaalganger heeft kennis aan alle drie. Alle drie stukken: de kennis van zijn ellende, de wetenschap van zijn verlossing, de beoefening van de dankbaarheid - alle drie liggen verankerd in het hart van de wedergeboren christen. Want tezamen zijn ze verbonden in het leven des geloofs.

Wat betekent dat dus? Dat zondekennis alléén een mens niet tot een waar christen maakt. Maar ook dat kennis van de verlossing er nooit zal zijn zonder kennis van mijn ellende. En tevens dat de ware dankbaarheid alleen opbloeit waar geestelijke, van de Heere Zelf ontvangen, kennis van zonde en genade is. Toegepast op het Heilige Avondmaal: wie zijn ze voor wie de Heere Zijn tafel ontsluit en hen als gasten nodigt en daar ook verwacht? Waardoor worden ze gekenmerkt? Door de drievoudige kennis die ik zojuist noemde. Of om het met dr. H.F. Kohlbrugge te zeggen, zoals verwoord in zijn boekje over de waarachtige zelfbeproeving: “Daar wij dan des Heeren Nachtmaal tot onze troost wensen te houden, zo hebben wij ons allereerst te beproeven, dat is: door de Heere te onderzoeken, of de drie volgende vereisten in ons zijn: de droefheid naar God, het waarachtig, zaligmakend geloof in Jezus Christus en de heiligmaking des Geestes”. Daar gaat het om. Of ik dat ken. Dat ik daar geen vreemde van hen. Van deze kennis des geloofs!

zelfbeproeving

Onze vaderen waren er niet bang voor om op te roepen tot zelfonderzoek. Ze duchtten niet het verwijt dat ze de mensen op zichzelf zouden terugwerpen. Ze meenden dat er voldoende bijbelse gronden waren om de christenen van hun dagen de spiegel voor te houden en ze aan te sporen een blik daarin te werpen en hun ziel aan een kritisch onderzoek te onderwerpen. Zelfbeproeving veronderstelt een toetssteen, een maatstaf. Wel, die reikten ze onbekommerd aan. Het is de trits van de drie stukken die ze aan de heilige Schrift zelf ontleenden. Samen vormen deze naar hun overtuiging de hoofdsom van de zaligmakende kennis. Die zelfbeproeving dient plaats te vinden coram Deo, voor het aangezicht van de alwetende God. Het gaat om kennis van Hem en tegelijkertijd om kennis dóór Hem, namelijk geestelijke kennis door Zijn Geest geleerd, kennis die niet leeg en onvruchtbaar laat. Het gaat om die kennis waarvan de Heere Jezus Zelf getuigde dat deze het eeuwige leven inhoudt, namelijk dat zij U kennen, de enige waarachtige God en Jezus Christus die door de Vader gezonden is….

Zo zien we het ook functioneren bij de bijbelheiligen. In Psalm 139 bijvoorbeeld stelt de dichter zich voor de Heere. Hij bidt of de Heere hem wil beproeven. Ondertussen laat dit gebed zien dat de dichter al over een mate van die zelfkennis beschikt. Want hij vraagt of de Héére hem maar wil beproeven. Hij wantrouwt zijn eigen overwegingen kennelijk. “Doorgrondt mij, o God, en ken mijn hart. Beproef mij en ken mijn gedachten. En zie, of bij mij een schadelijke weg zij en leid mij op de eeuwige weg.“Dit gebed om eerlijke beproeving toont niet alleen een door de Geest gewerkt wantrouwen van het eigen arglistige hart, maar zij laat ook zien dat de dichter weet wie de Heere is: een alwetend en heilig God. “Waar zou ik heengaan voor Uw Geest? Waar zou ik heenvlieden voor Uw aangezicht?” Hij weet: de Heere te ontvluchten, is onmogelijk. Daarom: waar dan heen? Tot u alleen! Het behoort tot de heilige ‘pedagogiek’ van de Heere om de zondaar met zichzelf bekend te maken. En dat niet alleen eenmaal, maar zo leidt Hij Zijn heiligen ook. Namelijk wonderbaar en eerlijk. Over dat ontdekkende werk van Christus lezen we bijvoorbeeld in de geschiedenis van de Samaritaanse vrouw. Op een gegeven moment, als de Heere Jezus haar stap voor stap gebracht heeft tot de erkenning wie zij is, geeft zij het weer: “Ziet, een Mens die mij gezegd heeft alles wat ik gedaan heb. Is deze niet de Christus?!” Wat een zalige vrucht van dat ontdekkende werk. De eerlijke toetsing van haar leven, waarbij haar zondig bestaan wordt blootgelegd, brengt haar tot de kennis van de Heere Jezus Christus. Zo heeft Hij Zich aan haar geopenbaard: “Ik ben het, die met u spreek.”

Ook de apostel Paulus schroomt niet om de Korinthiërs, die hij eerder al scherp heeft geconfronteerd met de afwijkingen in hun leven, op te roepen: “Onderzoekt uzelf, of gij in het geloof zijt. Beproeft uzelfI Of kent gij uzelf niet?” De apostel wijst erop: het gaat erom of Jezus Christus in u is. En zo niet, dan bent u voor God verwerpelijk!

waar geloof

Laat het duidelijk zijn: het avondmaals- formulier dringt aan op zelfbeproeving met het oog op het ontvangen van een gegronde troost. Daarom moet ook sprake zijn van gegronde kennis, levende kennis. Geloofskennis - en geen andere. Het toetreden tot de Dis des Heeren vereist niets meer of minder dan waarachtig geloof. Niet een conclusie-’geloof’, niet een gevoels-’geloof’, niet een speciaal avondmaals-’geloof’, maar een waarachtig door Gods Geest gewerkt geloof Het klinkt misschien wel scherp, maar het is niet anders: buiten dit geloof heb ik aan de tafel des Heeren niets te zoeken. Wat is immers het doel van het sacrament? Zondag 25 van de Catechismus heeft het over “de Heilige Geest die het geloof des harten (…) versterkt door het gebruik van de Sacramenten.” Wat kan versterkt worden? Dat, wat er is!

Hier en daar kom ik nog wel eens de heimelijke gedachte tegen dat men door deel te nemen aan het Avondmaal wel tot het geloof kan komen. Dat het een middel is om het geloof te werken. Maar dat is Gods weg niet. Daartoe is het sacrament ook niet gegeven. Nee, wie ten Avondmaal gaat, geeft daarmee te kennen dat er iets van geloof - van het ware, door de Geest Gods gewerkte geloof - in het leven aanwezig is. En wat is dat geloof? Het is geloof in Christus Jezus, de Middelaar Gods en der mensen.

Met minder kan toch niet? Of wel? Bent u wel met minder tevreden? Of zou de Heere met minder genoegen nemen? Kent u het slot van Johannes 3? Dat hoofdstuk waarin de Heere Jezus Zelf het op scherp zet in Zijn nachtelijk gesprek met Nicodemus. Hij is begonnen met te verklaren: “Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.” Hij kan dat Koninkrijk ook niet ingaan. Maar het einde verklaart ook hier het begin. Het slot van Johannes 3 verklaart deze woorden van de Heere Jezus die hij aan het begin ervan heeft uitgesproken. Want denk toch niet dat een mens zou kunnen leven met een idee van wedergeboren te zijn (dat is: het nieuwe leven te hebben), terwijl hij van het ware geloof niets kent. Terwijl Christus een vreemde voor hem is. Dan zal hij toch de echte troost en de ware rust niet kennen. Wat lezen we aan het eind van dat hoofdstuk? “Wie in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven. Maar wie de Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien. Maar de toorn Gods blijft op hem.” Daarom, wat zal ik aan het Avondmaal moeten doen, als er geen betrekking is op Hem die de Zaligmaker van zondaren is?

Zeg ik daarmee iets over de mate van dat geloof, over de kracht van dat geloof, over weerbaarheid van dat geloof, over de volharding van dat geloof? Nee, dat niet. Blijft staan dat de Heere zal doen overblijven een ellendig en arm volk. Maar die zullen op de Naam des Heeren betrouwen! Daarom gaat het wel over de werkelijkheid van dat geloof, en over de echtheid van dat geloof, en niet het minst over de bron van dat geloof. En dat is de Heere Zelf. Door Zijn Geest! Als een wonder.

Tot slot enkele zinnen van Kohlbrugge in zijn genoemde boekje: “Daar nu deze drie vereisten of drie stukken het ware gereformeerde geloof, dat is: de volkomen leer der zaligheid, bevatten, en wij ons niet enkel als wij aan des Heeren Nachtmaal gaan, maar gedurig te beproeven hebben, om voor onszelf van deze drie stukken verzekerd te wezen, zo wij althans begeren zalig en godzalig te leven en in de waarachtige troost te sterven, - zo beantwoorden wij, opdat een ieder zichzelf beproeve, de volgende drie vragen: 1. Hoe is het gesteld met hem, die bedroefd is naar de wereld, en hoe is het met hem, die bedroefd is naar God? 2. Hoe is het schijngeloof werkzaam, en hoe het zaligmakend geloof? 3. Hoe onderkent men voor zichzelf de heiligmaking des Geestes van de vleselijke heiligmaking?” Hebt u er antwoord op?

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 januari 2009

Bewaar het pand | 12 Pagina's

De praktijk der godzaligheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 januari 2009

Bewaar het pand | 12 Pagina's