Vragenrubriek
Baard en ring
Moeten we het afwijzen als mannen een baard dragen? Doet een kerkenraad er goed aan om baarddragende mannen niet te kandideren voor het ambt? En wat te denken van een dominee met baard en snor? De vraagsteller hartelijk bedankt voor deze vraag. U komt met veel tekstmateriaal, waaruit blijkt dat het dragen van een baard in de bijbel niet wordt afgekeurd, ja veeleer als normaal wordt gezien. Wat u naar voren brengt vanuit de bijbel is alleen maar juist. We kunnen gerust stellen dat de Schrift absoluut niet negatief spreekt over deze typisch mannelijke haardracht. Dit afdoen door te stellen dat we als man er wat onze kleding betreft ook niet meer bijlopen als in het oude Israël, doet niet ter zake. Het gaat nu niet om de kledij, maar om iets lichamelijks, een scheppingsgegeven dus. Adam is met baardgroei geschapen en God zei ook daarvan dat het zeer goed was. In de bijbel is de baard een teken van mannelijkheid oftewel mannelijke schoonheid. Wie zijn wij dan om dat af te keuren? Maar hoe komt het dan dat men, in het algemeen gesproken, onder “ons soort mensen”, liever gezegd: “ons soort mannen” weinig de baard laat staan, maar dagelijks de tijd nemen ons van de baardgroei te ontdoen? Misschien wel omdat we graag met de meerderheid meedoen en niet graag opvallen Zo kwam men in het verleden immers zelfs tot het dragen van pruiken met lang, golvend haar. Als “ons soort dominees” in deze tijd de gewoonte hadden om de baard welig te laten groeien, zou ik wel erg opvallen als ik met een bloempotkapsel de kansel opging. Dat zou ik niet willen en dat moest geen enkele dominee willen. Niet opvallen! In de schaduw blijven! En misschien komt onze aversie tegen een baard wel omdat we door de opstelling van de provo's in de jaren 70 van de vorige eeuw met hun overdadige haarlengte en ruige baarden een afkeer van baarden en snorren hebben gekregen. Zoiets kan ik me wel indenken.
Is het dragen van een baard dus niet onbijbels te noemen, het scheren van de baard, hetzij deels, hetzij geheel, wordt door de bijbel nu ook weer niet verboden. Als Paulus in 1 Korinthe 11 over de haardracht van man en vrouw spreekt, gaat het over de lengte: dan houdt hij ons voor dat de natuur zelf ons leert dat lang haar bij een vrouw en kort haar bij een man hoort, al wordt er nergens een exacte maat gegeven. Maar over de baard wordt gezwegen. Het gaat dus te ver om het dragen van een baard af te doen als wereldgelijkvormigheid. Er is ook nog zoiets als de christelijke vrijheid. Maar laat een ieder, maar vooral de ambtsdrager oppassen voor het geven van ergernis. Het geven van ergernis is onchristelijk.
Met de tekstverwijzingen in de (uitgebreide) brief van de vraagsteller ben ik het eens, alleen niet met de verwijzing naar Matth. 22:11 en 12. Daar gaat het over de man zonder bruiloftskleed. In de brief wordt gezegd: “Een man zonder baard in de kerk is als de bruiloftsgast zonder bruiloftskleed”. Het zo te stellen, de vraagsteller voelt het zelf al zo aan, is beweren dat de Heere het ons kwalijk neemt als we ons scheren, ja zelfs zeer kwalijk. En ik geloof niet dat dit zo gesteld kan worden, maar wie ben ik. In ieder geval geen baarddrager!
En laten we vooral dit bedenken: laat Adam dan als baarddrager zijn geschapen, hij werd bovenal als beelddrager geschapen. Hij werd geschapen naar Gods beeld en Gods gelijkenis. Dat beeld zijn we kwijt. En hoe krijgen we dat terug! En de geachte vraagsteller is het met mij eens dat het ons daarom vooral moest gaan!
Hierboven schreef ik: Baard en ring. Want ik kreeg ook een vraag over het dragen van ringen en sieraden door mannen. Als getrouwde man draag je je trouwring en misschien ook nog een zegelring. Nu zie je ook mannen met pmk-ringen en zelfs duimringen. De vraag is: hoe zien we dat bijbels? Ook voor deze vraag, van een ander manspersoon, hartelijk dank!
Ja, wat moeten we daar nu van zeggen? Want het blijft, ook bij mannen onder ons, niet beperkt tot ringen als het over sieraden gaat. Je ziet wel jongens met oorbellen en met kettinkjes om de hals. Ik kan nu wel antwoorden dat ik daar niet van houd, maar de vraagsteller zal daar niet tevreden mee zijn. Na een catechisatieuur in mijn eerste gemeente Nieuwpoort, bleven twee jongens achter. Een jongen van de gemeente, die een (wereldse) “vriend” had meegenomen. Ze stonden er ietwat uitdagend. Waarom mocht een jongen eigenlijk geen oorbellen, zo luidde de vraag. Er bleek een verhit gesprek tussen vader en zoon te hebben plaats gevonden, waarna pa zoonlief maar naar de dominee had verwezen. Dat ik het uitgerekend op die avond over de verzoening had gehad, scheen van minder belang te zijn dan deze vraag. De jongen had een sterk argument voor het dragen van oorbellen. Want de Urker visserlui droegen toch immers ook oorbellen, vroeger al! Ja, zei ik, als je er als een Urker visserman bij wil lopen, moet je die strakke spijkerbroek ook uittrekken en ook zo'n lekker wijde broek aandoen. Dat doe je toch ook niet? Ze dropen af, maar niet nadat ik ze had beloofd na te zullen zoeken of er bijbels wat van te zeggen valt. Nu, dat is ook de bedoeling van onze vraagsteller. Is er bijbels wat van te zeggen? Ik geloof van wel.
Dan ga ik uit van 1 Timotheus 2:9 en 10. Daar lezen we: “Desgelijks ook, dat de vrouwen, in een eerbaar gewaad, met schaamte en matigheid zichzelf versieren, niet in vlechtingen des haars, of goud, of paarlen of kostelijke kleding, maar (hetwelk de vrouwen betaamt, die de godvruchtigheid belijden) door goede werken”.
Gods Woord houdt ons voor dat de vrouw zich ingetogen en eerbaar moet kleden; dus ook geen uitbundige versieringen. Een vrouw, behangen met goud en juwelen, en opgemaakt als een Izebel, is de Heere niet aangenaam. Petrus zegt het zo dat de vrouw kuis moet wandelen, “welker versiersel zij, niet hetgeen uiterlijk is, bestaande in het vlechten van het haar en omhangen van goud of van (dure) klederen aan te trekken, maar de verborgen mens des harten, in het onverderfelijk versiersel van een zachtmoedige en stille geest, die kostelijk is voor God. Want alzo versierden zichzelf eertijds ook de heilige vrouwen, die op God hoopten en waren haar eigen mannen onderdanig”, 1 Petrus 3:3 en 4.
Als nu de Schrift de vrouw al oproept soberheid te betrachten, veelmeer moet de man zich dan van versieringen onthouden. Het heeft geen nut, zoals de oorbel van de visserman in vroeger dagen wel nut had. Soberheid. Een ring als symbool van trouw is wat anders. Maar je ziet tegenwoordig dat men van het een in het ander verzeild raakt, ringetjes in je neus, je oogleden, je tong, enzovoort. Om over huidversieringen als tatoeages maar te zwijgen. Als een mens zoveel tijd en aandacht besteedde aan zijn ziel, als dat hij aan zijn lichaam besteedt, zou d'r geen mens verloren gaan. Laten we ook wat betreft sieraden het verschil tussen man en vrouw handhaven. We doen al veel te veel met de wereld mee. Het ware te wensen dat de wereld eens wat vormen, normen en waarden van de christelijke kerk overnam, in plaats van andersom.
Ik wil niet vroom en prekerig overkomen, maar de liefde tot de waarheid gebiedt me te zeggen dat we het werk van Gods Geest nodig hebben, door Wiens werk wij ons leven gaan versieren met goede werken. Wie zo leeft, zal in deze wereld al gauw opvallen. Maar op die manier opvallen is juist goed. Opdat een ander door onze godzalige wandel ingewonnen moge worden voor de dienst des Heeren. Geve de Heere ons veel liefde tot onze arme medemens op weg en reis naar de eeuwigheid, en roepen we hem toe: Kom, ga met ons en doe als wij!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 mei 2009
Bewaar het pand | 12 Pagina's