Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het avondmaalsformulier (19)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het avondmaalsformulier (19)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Ten derde onderzoeke een iegelijk zijn consciëntie, of hij ook gezind is voortaan met zijn ganse leven waarachtige dankbaarheid jegens God de Heere te bewijzen…”

Twee aspecten van de waarachtige zelfbeproeving heeft het formulier nu aangeduid, zo zagen we. De eerste betreft het onderzoek naar de ware kennis van zonde en ellende: “een iegelijk bedenke bij zichzelf zijn zonden en vervloeking.” De tweede vraagt naar het geloof in “de gewisse belofte van God”, namelijk de belofte van de vergeving der zonden en de genadige toerekening van de gerechtigheid van Christus.

Gewis, twee uiterst belangrijke zaken. Onmisbaar met het oog op het leven uit Gods genade en daarom ook nodig om met zegen en troost het Avondmaal des Heeren te houden. Immers, hoe zou ik godvruchtig het sacrament ontvangen, als het niet was in de wetenschap dat de eeuwige God een ontfermend Heere is die mij, ellendig en verloren zondaar, uit louter genade zoekt en zalig maakt, en dat “om Zijns Zoons Christus wil.” Juist in het sacrament van het Heilig Avondmaal wordt het op mijn hart gelegd dat Gods genade geheel eenzijdig is. Het is loutere ontferming die haar oorsprong geheel bij de Heere heft

Hij nam redenen uit Zichzelf. Het formulier zegt het heel treffend: “Hij die ons tevoren zo uitnemend heeft lief gehad…” Gods kerk leeft van het wonder. Daarop is - aan de tafel en daarna - haar overdenking ook gericht. “Och, of nu al wat in mij is, Hem preez’…”

drie stukken

De reformatie heeft ons geleerd dat de zaligheid is door genade alleen, door het geloof alleen! Maar (en nu komt het derde stuk) dat geloof blijft niet alleen. De goede werken zijn er ook nog, het leven der dankbaarheid. Althans, als het goed ligt, het hartelijke vóórnemen “niet alleen naar sommige maar naar al de geboden van God beginnen te leven.” Met andere woorden om “ons met ons ganse leven Gode dankbaar voor Zijn weldaden te bewijzen en Hij door ons geprezen worde.” Het is in dit verband dat Olevianus in zijn formulier niet alleen wijst op de noodzakelijke kennis van de ellende en van de verlossing, maar niet minder op de onmisbaarheid van de praktijk der godzaligheid in een leven van dankbaarheid.

We merken uit alles: hier is een theoloog uit Heidelberg aan het woord: Caspar Olevianus die heel nauw betrokken is geweest bij de totstandkoming en formulering van de Heidelbergse Catechismus. Zijn collega Zacharias Ursinus is ongetwijfeld de hoofdopsteller van de Heidelberger geweest. Maar op enige wijze, direct of indirect, heeft ook Olevianus zijn aandeel geleverd aan het gedachtegoed van deze catechismus. De bekende driedeling ellende, verlossing, dankbaarheid was ook hem lief, omdat hij haar herkende als het stramien waarin de Heere Zijn kinderen leidt en onderwijst. Dat blijkt bijvoorbeeld uit zijn geschrift De vaste grond, waarin hij op eenvoudige wijze, door middel van vragen en antwoorden, een uitleg geeft van de Twaalf artikelen van het christelijk geloof. Ik citeer uit dat boek van hem enkele zinnen. “Dewijl er nu maar een enige weg is tot de zaligheid, namelijk Christus de gekruiste, en dus ook maar één leer der zaligheid, die ons Christus met al Zijn weldaden uit genade en om niet aanbiedt, welke is dan deze leer? Het Evangelie, want dewijl het in zich de belofte der zaligheid bevat, zo wordt hetzelve genoemd het Evangelie der zaligheid, een heilzaam woord en een kracht Gods tot zaligheid, allen die geloven. En zeker, de wet zelf leidt ons als met de hand tot deze leer. Want dewijl wij in ons geweten overtuigd worden van deze ongerechtigheid en met ondervinding van de eeuwige dood geslagen zijn, zo leert ons het Evangelie de zaligheid niet in onszelf te zoeken, maar die, welke ons buiten onszelf in het Evangelie wordt aangeboden, met gelovige harten aan te nemen in deze zin: het einde der wet is Christus, tot rechtvaardigheid een iegelijk die gelooft, en: de wet is onze tuchtmeester tot Christus. (…) Dewijl God zo rechtvaardig is, dat Hij onze zonden veeleer aan Zijn eniggeboren Zoon met de allerzwaarste pijnen heeft willen straffen, dan dat Hij onze gerechtigheid en zonde ongestraft zou laten doorgaan, zou zulks ons niet billijk tot een zeer ernstige verbetering van ons leven bewegen en opvatten?” (pag. 9v., 33).

Herkent u de drieslag? Kennis van de ellende, van de verlossing en van de dankbaarheid - of zoals dr. Kohlbrugge deze omschrijft: de droefheid naar God, het zaligmakend geloof en de heiligmaking des Geestes. Nee, geen afgebakende stadia in het geestelijk leven (wie beweert dat overigens?), maar wel de weg van zalig worden. Zoals bijvoorbeeld Asaf daaraan uiting geeft in de 50e Psalm, als een woord van de Heere Zelf, een hartelijke uitnodiging: “Roept Mij aan in de dag der benauwdheid. Ik zal u er uithelpen en gij zult Mij eren!”

moeten

Ja, dat laatste hoort er ook echt bij: de eer van de Heere in een leven dat aan Hem is gewijd. De Heere heeft er recht op. En Hij claimt het ook. Terecht spreekt onze catechismus in zondag 32 over een ‘moeten’. “Aangezien wij uit onze ellendigheid, zonder enige verdienste onzerzijds, alleen uit genade, door Christus verlost zijn, waarom moeten wij dan nog goede werken doen?” Merkt u het? Hier wordt het niet discutabel gesteld of er wel zo nodig goede werken dienen te zijn. Nee, het wordt als uitgangspunt genomen: ze moeten er zijn! Er is sprake van een eis.

Wat betekent dat? Dat de goede werken werkelijk niet gemist kunnen worden. Waar een waarachtig geloof is, waar er door genade een hartelijk vertrouwen op de Heere is, waar er geloofskennis is van de verlossing die in Christus Jezus is, daar kunnen ze niet gemist worden. En daar zùllen ze ook niet gemist worden. Waar geloof is, daar zijn goede werken. Waar geloof is, daar is een leven van dankbaarheid. Dat is net zo vanzelfsprekend als dat ik zeg: wanneer een mens leeft, dan klopt zijn hart. Of: wanneer een mens gezond is, dan ademt hij. Precies zo geldt: wie in de Heere gelooft, die doet goede werken. En als er dan geen goede werken zijn? Als er geen leven der dankbaarheid is? Het antwoord, het bijbelse antwoord luidt: Dan is er geen geloof! Dan is er geen waarachtig, door de Heere gewerkt nieuw leven in mijn ziel. Dan leef ik niet, maar dan ben ik nog dood. Dood door de misdaden en de zonden. Want dan is er geen bekering…

Ik denk dat we in het spoor van de heilige Schrift gaan, als we zeggen: het is eenvoudig ongerijmd dat er een geloof zou bestaan zonder goede werken, zonder vruchten van de dankbaarheid. Niemand heeft dat krachtiger en duidelijker gezegd dan Jacobus in zijn zendbrief: “Wat nuttigheid is het, mijn broeders, indien iemand zegt, dat hij het geloof heeft en hij heeft de werken niet. Kàn dat geloof hem zalig maken? Stel dat er nu een broeder of zuster zou zijn die gebrek zou hebben aan dagelijks voedsel. En iemand van u zou tot hem of haar zeggen: “Gaat heen in vrede en word warm…” en gij zoudt niet geven de nooddruft van het lichaam… Wat nuttigheid is dat?” En daarom, Jacobus trekt een uiterst scherpe conclusie: “Alzo ook het geloof… Indien het de werken niet heeft, het is bij zichzelf dood!” [2:17]. Een dood geloof… Nee, dat is niet een geloof op een laag pitje. Dat is niet een geloof dat nu even niet aan de beoefening ervan toekomt. Nee, een dood geloof is te enenmale geen geloof. Het is op z’n hoogst gehuicheld geloof!!! Zo iemand, hoe goede naam hij of zij misschien in de gemeente zou hebben, zo iemand staat nog op één lijn met de duivel en zijn dienaren. Want die geloven toch ook. En zij sidderen zelfs nog! Dat is de ernstige boodschap als het over deze dingen gaat. Jacobus, geïnspireerd door de Heilige Geest, zegt het. De Heere Jezus zei het ook. Sprak hij niet over de boom die uit haar vruchten wordt gekend? “Elke goede boom brengt goede vruchten voort. En de goede boom wordt dan ook gekend uit de goede vruchten die zij voortbrengt”. En dat betekent: wanneer wij menen dat wij het leven van de wedergeboorte bezitten, dat het nieuwe leven uit God in ons hart geplant zou zijn, dan is de echtheid daarvan te toetsen… Waaraan? In ieder geval aan de goede werken die als vruchten van dat nieuwe leven voortgebracht moeten worden!

Geweten

Dat betekent dat een kind van God nooit een zorgeloos en goddeloos mens kan zijn. Wie door genade de Heere toebehoort, zal nooit en te nimmer mogen denken dat, nu zijn leven verlost is, hem niets meer kan gebeuren. Vanuit de gedachte: “Een afval der heiligen is er immers niet… En daarom kan ik doen wat ik wil. Ja, als ik zondig, wordt de genade zelfs nog meerder…”

Dat is de vreselijke en gruwelijke zonde van het antinomianisme, van de wetsverachting. “Zullen wij de zonde doen, opdat de genade te meerder worde? Dat zij verrel”, zegt de apostel Paulus. Nee, het is ondenkbaar dat er in het leven van Gods kinderen geen vruchten zouden zijn. Nog eens onze catechismus: “Het is onmogelijk dat wie in Christus door een waar geloof is ingeplant, niet zou voortbrengen vruchten der dankbaarheid” [zondag 24]. Wie door Goddelijke ontferming is afgesneden van eigen wortels en is overgeplant in die andere Wortel, zou die geen vruchten voortbrengen? Ja, die zal ze voortbrengen! Zijn vruchten zullen tonen uit welke wortel hij leeft! Die van de wijnstok Christus!

Zonder kennis van ellende en verlossing geen troostrijk gebruik van het sacrament. Zonder verlangen om het geloof te sterken en het leven te beteren evenmin een zegen aan de tafel des Heeren. Vandaar de vermaning van ons avondmaalsformulier: “Ten derde onderzoeke een iegelijk zijn consciëntie, of hij ook gezind is voortaan met zijn ganse leven waarachtige dankbaarheid jegens Cod de Heere te bewijzen…”

Volgende keer gaan we eens verder nadenken over dat gewetensonderzoek.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 september 2009

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Het avondmaalsformulier (19)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 september 2009

Bewaar het pand | 12 Pagina's