1 Korinthe 7
Ik heb enkele vragen over de inhoud van 1 Korinthe 7 binnen gekregen. Dank voor het opgebrachte geduld in het wachten op een antwoord. De vragen luiden als volgt: Is een man verplicht om een vrouw te zoeken? Wat betekent het dat de Heere aan iedere man zijn vrouw als met Zijn hand toebrengt? Moet de man er dan niet op uit om een levensgezel te zoeken? En is elk huwelijk door God gewild? Is het voor een ambtsdrager een pré als hij getrouwd is, of is het zelfs een must? Of ontraadt de apostel ambtsdragers juist om te trouwen en te leven zoals hijzelf leefde, namelijk ongehuwd? En wat betekent het ‘branden’ in vers 9? Het is goed deze dingen met elkaar te overdenken. Tevens hoop ik, desgevraagd, enkele pastorale handreikingen te doen jegens diegenen die het ongetrouwd zijn als een last ervaren in verband met de sexuele gevoelens, waarmee een mens door de Heere toch immers geschapen is. Het is al met al heel wat, maar we zullen er een begin mee maken. Laten we ons uitgangspunt nemen in die uitroep, die wens van de apostel Paulus in vers 7: “Ik wilde dat alle mensen waren, gelijk als ik zelf ben”. Het is niet vreemd of hautain van Paulus om dit te stellen. Hij is tevreden in zijn lot en aangaande Gods wil in zijn leven. Die gelovige overgave aan Gods wil gunt hij een ander ook. Paulus weet zich tot een bepaalde taak door de Heere geroepen. Die roeping is nu zijn levensdoel en levensinhoud geworden. De vervulling van die roeping brengt een bewogen, een reizend, een ongeregeld leven met zich mee, waarin hij zich geremd en belemmerd zou gevoelen als hij vrouw en kinderen te verzorgen had. Maar de Heere heeft voor een ander van Zijn knechten en kinderen weer een andere roeping weggelegd. En nu gaat het erom dat een ieder zich in zijn eigen roeping ten aanzien van het koninkrijk van God, zich zo onderworpen aan de Heere mag weten, als Paulus dat mag kennen. Vandaar dat we in vers 20 lezen: “Een ieder blijve in die beroeping, waar hij in geroepen is”. En dat herhaalt hij in vers 24: “Een ieder, waarin hij geroepen is, broeders, die blijve daarin bij God”. Nog eens, voor alle duidelijkheid, het gaat Paulus dus om die roeping waarmee de Heere tot al de Zijnen komt ten aanzien van het Koninkrijk van God en het dienen van Hem. Trouw zijn en blijven aan Gods Woord en heilige wil, dat moet het leven zijn van allen die de Heere vrezen. Wie daaraan leert vast houden, zal van alle andere dingen, hoe belangrijk die op zichzelf ook zijn, toch het betrekkelijke inzien. Zoek eerst het Koninkrijk van God! Zo komt de apostel op hetgeen hij schrijft in de verzen 29 tot en met 31. Ben je getrouwd, laat er dan het besef zijn dat het huwelijk maar tijdelijk is. Dat bewaart voor bezitterigheid en een angstvallig vasthouden aan de dingen die je hebt. De tijd die je leeft is maar kort en de gedaante van deze wereld gaat voorbij. Niemand mag zijn huwelijk, zijn gezin, zijn werk verwaarlozen, maar ga er niet in op als het één en al. Blijf trouw aan de roeping ten aanzien van Gods koninkrijk. Het valt voor ambtsdragers niet mee, om na en naast hun gewone werk en de aandacht die vrouw en kinderen vragen, zich altijd geheel en al te geven aan hun ambtelijke roeping. Dat kan spanningen oproepen. Enerzijds moet de man niet zo in zijn ambtelijke werk opgaan, alsof alles in de kerk van hem afhangt, anderzijds moeten de gezinsleden ook leren dat de Heere zelfverloochening vraagt. En wat Hij vraagt wil Hij ook geven! Mag die geest van overgave aan de Heere en het eens zijn met de weg die God in uw leven gaat ook in ons gevonden worden? Ons hart is van nature tegen zelfverloochening en opoffering. We hebben de Geest van Christus zo nodig, Die ons al deze dingen leert. Die bekwaamt ook tot de roeping, zoals we dat bij Paulus zien! Die had als man geen behoefte aan de omgang met een vrouw. Dat is een gave geweest, de gave der onthouding, waardoor de Heere hem in staat stelde zijn leven te verteren in de dienst des Heeren. Maar daarmee wil Paulus niet zeggen dat nu iedere ambtsdrager en zendeling en evangelist en werker in Gods Koninkrijk nu maar ongetrouwd moet blijven. Ik zelf zou niet weten hoe ik mijn werk moest doen, als niet mijn vrouw mij in alles steunde en het werk als het ware mogelijk maakte. Het is goed de vrouw aan je zijde te mogen ervaren, zoals God haar ook bedoeld heeft: als een hulpe tegenover de man! Het is heel goed mogelijk dat er in de gemeente van Korinthe mensen waren die om geestelijke redenen, bijvoorbeeld de wens om zich geheel te geven aan de dienst des Heeren, meenden dat het huwelijk een sta-in-de-weg was en daarom meenden te moeten en te mogen scheiden. Daarop gaat Paulus in vers 10 en volgende in. Let er op dat hij dan niet met een persoonlijke wens komt (zoals: ik wilde dat alle mensen waren zoals ik ben, vers 7) maar naar de wil van de Heere verwijst: “Doch de getrouwden gebied niet ik, maar de Heere, dat de vrouw van de man niet scheide”. Een scheiding was ook verboden als bijvoorbeeld de man zich bij de christelijke gemeente aansloot en de vrouw het heidendom bleef aanhangen, of omgekeerd. Bij elkaar blijven, zegt de apostel. Dat is Gods wil: Gij zult niet echtbreken. De godsdienst kan innerlijk scheiding brengen tussen man en vrouw en letterlijke echtscheiding tot gevolg hebben. Dat is niet geoorloofd, zegt de Heere. Het feit dat de heidense vrouw tot het geloof in Christus kwam en de man niet, wordt door de apostel niet als iets negatiefs gezien. Daarom zegt hij dat de ongelovige man is geheiligd door de (gelovige) vrouw en dat de kinderen heilig zijn. Dat de ongelovige man door zijn huwelijk met een gelovige vrouw “geheiligd” is, heeft geen zogenaamde heilswaarde. Zolang die ongelovige man zou volharden in het verwerpen van het evangelie, waar hij nu ook door zijn vrouw mee in aanraking kwam, zou hij buiten het Koninkrijk van God staan, al was hij wel dichtbij dat Koninkrijk, apart gezet, bevoorrecht, geheiligd. En dat huwelijk met die ongelovige man, maakte die gelovige vrouw niet onrein en sloot haar niet buiten de gemeenschap van de kerk. Laten we hieruit niet de conclusie trekken dat het er dus niet toe doet of een kerkelijke jongen met een onkerkelijk meisje thuis komt of met iemand van eigen gemeente. Het gaat hier om bestaande huwelijken, waarin grote veranderingen plaats vonden door de bekering van man of vrouw. Wat de verkering, het nog aangaan van een huwelijk betreft, zegt 2 Korinthe 6 geen ander juk met ongelovigen aan te trekken. Er zijn voorbeelden te noemen waar het ondanks “twee geloven op één kussen”, óf kerkelijk en onkerkelijk in één huwelijk, goed is gekomen. Maar we moeten het risico onder ogen zien, dat de onkerkelijke het aan invloed op de ander en op de kinderen wint, met alle gevolgen van dien. Wat is het een zegen als iemand van het gezin de Heere vreest. Wat is het groot als zowel vader en moeder de Heere mogen vrezen. En wat kan het in het huwelijk zwaar worden als de onkerkelijke man of vrouw volhardt in het afwijzen van de Heere. Is het huwelijk eenmaal gesloten, dan is scheiden tegen Gods gebod. Wie in een dergelijke situatie verkeert en het als een kruis ervaart, moet met dat kruis naar de Heere en vragen of die wonderdoende en genadige en almachtige God een wonder zou willen doen. Het huwelijk is niet bedoeld als evangelisatieinstituut, maar de een kan de ander tot eeuwige zegen zijn, onder de onmisbare zegen van de Heere. Wie zijn vrouw en kinderen echt lief heeft, begeert maar één ding: hun bekering. Wordt vervolgd!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 januari 2010
Bewaar het pand | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 januari 2010
Bewaar het pand | 20 Pagina's