Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Joahaz-2

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Joahaz-2

Jeremia 22:10-12 Woord van Jeremia

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

DatJoahaz de weg der zonde gekozen heeft wordt ons niet alleen door die korte mededeling in Koningen duidelijk. We vinden dat zelfs breder omschreven in de profetie van Jeremia. Deze profeet is zijn werk begonnen in de dagen van Josia. Hij was het ook, die een klaagzang schreef ter gelegenheid van de plotselinge dood van Josia. Hij heeft ook een aantal dingen gezegd over de opvolgers van Josia, Joahaz, Jojakim, Jojachin en Zedekia. Zodoende vinden we in het boek van deze profeet gegevens die het beeld dat in de boeken Koningen en Kronieken getekend wordt, aanvullen. In hoofdstuk 22 van zijn boek geeft de profeet ons een soort vorstenspiegel met daarin ook een woord over Joahaz (vs. 8-10). Alleen, deze koning kreeg bij zijn troonsbestijging weliswaar de naam Joahaz, maar de profeet Jeremia noemt hem nog altijd bij zijn oorspronkelijke naam, Sallum. Jeremia vindt de naam Joahaz, waar de naam Jahwe in doorklinkt, te goed voor deze koning. Bovendien, de naam Sallum blijkt in zijn geval een zeer passende te zijn. Hij betekent immers ‘wien zal worden vergolden’. De profetie van Jeremia omtrent Sallum, die gericht is aan het volk, spreekt enerzijds over Josia en anderzijds over Joahaz. Joahaz wordt hier genoemd ‘hij die weggegaan is’. Weggegaan in ballingschap in Egypte. Weggegaan nadat hij nog maar zo korte tijd geregeerd had. En het volk wilde hem zo graag als koning hebben. Volgens de publieke opinie stak hij boven zijn oudere broers uit. Maar nu is hij weg en daar is het volk heel bedroefd om. Trouwens, dit is voor Joahaz uiteraard ook een bittere pil. Mogelijk heeft hij de eerste tijd nog wel gedacht dat de Egyptische koning hem na enige tijd wel weer naar Jeruzalem zou laten terugkeren. Het was immers nog nooit gebeurd dat een koning uit Juda in ballingschap was gestorven. Manasse bracht ook een deel van zijn leven in ballingschap door, maar hij kwam ook weer terug. Waarom zou zoiets met Joahaz niet kunnen gebeuren? Zo is mogelijk ook de gedachte van het volk geweest. Maar intussen bleef het toch wel erg verdrietig datJoahaz nu een balling is geworden. De hoop is echter vals en Jeremia moet ertegen waarschuwen. Men moet niet denken datJoahaz weer zal terugkomen. Dat zal namelijk niet gebeuren. Zeer duidelijk zegt de profeet dat. Joahaz zal sterven in het land waar hij naar toe gebracht is. Het land van zijn geboorte zal hij niet meer zien. Gods oordeel over hem is definitief. Daar komt geen verandering in. Niemand moet hier het voorbeeld van Manasse noemen. Ja, die kwam wel terug. Maar voordat hij naar Jeruzalem terugkwam was er sprake van een andere terugkomst. Hij kwam namelijk ook terug tot de Heere, Er was bekering in zijn leven. Hij verliet de weg der zonde en leerde in Gods wegen gaan. De terugkeer tot God was eerst en die werd toen gevolgd door de terugkeer naar Jeruzalem en de troon daar. Als Joahaz die eerste terugkeer niet kent, dan moet hij ook niet op de terugkeer naar Jeruzalem rekenen. Die komt dan niet. Zeer zeker niet. Misschien komt hier en daar de vraag op of deze straf niet erg zwaar is. Vergeet echter niet, dat Joahaz een zoon van Josia is. Een zoon van een godvrezende vader, die met alle ijver geprobeerd heeft het volksleven te reformeren. Dat werk van zijn vader zoekt Joahaz nu af te breken. En de roepstem die tot hem gekomen is vanuit de ontijdige dood van Josia heeft op hem geen enkele uitwerking gehad. Inderdaad, Joahaz is slechts drie maanden koning geweest. Toen al kwam Gods oordeel. In het leven van anderen toont de Heere vaak een veel grotere lankmoedigheid. Maar daarin is Hij toch vrij? Elij is toch de Pottenbakker en mensen zijn slechts leem. Zal Joahaz kunnen klagen dat hij maar zo weinig genadetijd kreeg? Is een periode van drie maanden niet lang genoeg? Behoren we dan niet al direct, bij de eerste roepstem van de Heere, ons te bekeren? Wie gaf ons het recht om onze bekering uit te stellen en de Heere te laten wachten?

Wenen - maar over wie?
Jeremia moet het volk deze dingen zonder omhaal zeggen en hen dan oproepen niet langer te wenen om Josia, maar te wenen over Joahaz. We herinneren ons dat er grote rouw onder het volk was vanwege de onverwachte dood van Josia. En terecht! Zijn dood was een zeer groot verlies voor iedereen. Een koning die zijn volk voorgaat in de dienst des Heeren en die zo het goede voorbeeld geeft is van onschatbare waarde. Maar nu is hij weg. Laat de mensen daar maar over treuren. Maar met dat wenen en treuren moeten ze toch ook weer een keer ophouden. Josia is weliswaar gestorven maar dat sterven was voor hem geen verlies. Integendeel, het was enkel winst. Voor hem was waar wat David zei: ‘Maar na de dood is ‘t leven mij bereid, God neemt mij op in Zijne heerlijkheid’. Wie zijn sterven vanuit dit perspectief bekijkt, hoeft niet meer te treuren. Dat is toch altijd weer de troost bij het sterven van mensen die Christus’ eigendom geworden zijn. Als zij sterven is dat omdat zij hun taak volbracht hebben en hun strijd hebben gestreden. Zij mogen rusten van alle moeiten. Zij hebben geen last meer van vijanden. Zij hebben ook geen last meer van overgebleven zonden. Van alles zijn ze verlost. Daarom hebben zij alle reden om te zeggen: ‘Mijn ziel, loof gij Hem bovenal’. Dat kon Josia ook zeggen, ook al vindt zijn leven een ontijdig einde. Zijn sterven is voor hem erven. Het is ook een afsterven van de zonde. Een verlost worden van alles wat hem teleurstelde. En teleurstellingen waren er. Zijn volk u ïlde hij leiden in een weg van reformatie. Maar kwam dat volk echt met hem mee? Of bleef de rerormatie steken in de oppervlakte? Wat zag Josia in zijn kinderen? Kwam in hun leven Gods genade openbaar? Als we de Bijbel horen vertellen van deze zonen, waarvan er drie nog op de troon in Jeruzalem gezeten hebben, dan blijkt van ware godsvrucht niets. Dan heeft de opvoeding die Josia hen gegeven heeft en het voorbeeld dat hij hen naliet geen enkele vrucht gedragen. Ja, er waren teleurstellingen in zijn leven, maar aan die teleurstellingen maakte zijn dood ook een eind. Daar werd hij volledig van verlost. Daarom is er treden om maar niet al te zeer te rouwen om zijn dood. ‘Weent niet over de dode’. Als men in Juda wil wenen, laten ze het dan doen over een ander. Over hem die weggevoerd is, zegt Jeremia. Over Joahaz dus. Waarom wenen over hem? Omdat hij onbekeerd is en voortgaat in zijn zonden en zo op weg is naar het eeuwig verderf. Is dat niet erg? Ja, ontzettend :> dat. Dat er mensen zijn die onderweg zijn naar hun dood zonder te beseffen dat ze met het sterven voor aldjd verloren zullen zijn. Mensen, die zonder God en zonder Christus leven en straks zo zullen sterven. Dat moest ons .-aangrijpen en ontroeren. Over zulke mensen zouden we moeten wenen. Zoiets bedoelt de Heere Jezus ook als Hij op Zijn via dolorosa tot de vrouwen in Jeruzalem zegt: ‘Weent niet over Mij. maar weent over uzelf en over uw kinderen’ (Luk. 23:28). Hij voegt er ook nog aan toe waarom ze dit moeten doen. ‘Want ziet. er komen dagen in welke men zeggen zal: Zalig zijn de onvruchtbaren en de buiken die niet gebaard hebben en de borsten die met gezoogd hebben. Alsdan zullen zh beginnen te zeggen tot de bergen: Valt op ons; en tot de hem elen: Bedekt ons. Want indien zij dit doen aan het groene hout. wat zal aan het dorre geschieden?' Soms is wenen niet anders dan het verspillen van tranen. Maar daarvoor zijn onze tranen toch veel te kostbaar? Wees er zuinig mee en schrei ze als er echt reden voor is. Kunnen we dan met onze tranen iets bereiken? Zit er verdienste in? Nee, we verdienen er niets mee, netzomin als met onze gebeden. Onze tranen en onze gebeden kunnen een ander niet behouden. Maar de Heere wil wel. dat we in het gebed tot Hem gaan om dan. niet op grond van ons bidden, maar wel in de weg van ons gebed, ons te geven wat we van Hem begeren. Zeker als onze tranen bewijzen dat we het met ons bidden oprecht menen. Zijn er ook geen voorbeelden van mensen die met de nood van hun onbekeerde medemensen tot God vluchtten en die kregen wat ze van de Heere begeerden? Denk bijvoorbeeld aan de moeder van Augustinus, Monica.

Mislukt leven
Het leven van Joahaz is in feite een mislukt leven. Hij had een godvrezende vader. Hij stond bij het volk van Juda in de gunst. Hij werd bij de aanvaarding van het koningschap gezalfd. Hij kreeg toen bovendien een mooie naam. Hoe mooi en goed dit alles ook was, het was te weinig. Hij miste de gunst van God. Die zocht hij ook niet. Hij miste ook de nieuwe naam die iemand ontvangt als hij opnieuw geboren wordt. Hij miste ook de zalving met de Heilige Geest. De dingen waar het wezenlijk op aankomt ontbraken in zijn leven. Dan blijft er maar één conclusie over: Zijn leven is mislukt. Hij heeft zijn doel gemist. En dat terwijl het hem aan eerlijke waarschuwingen niet heeft ontbroken. Opnieuw blijkt het dat er alleen dan verlossing zal zijn als God Zelf ingrijpt en als Hij harten van mensen verandert. Opnieuw blijkt ook dat geen enkele koning, ook niet al komt hij uit het huis van David voor verlossing kan zorgen. Alles wacht op de komst van de grote Zoon van David, de Heere Jezus Christus.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 november 2010

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Joahaz-2

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 november 2010

Bewaar het pand | 12 Pagina's