Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een gespeend kind…

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een gespeend kind…

“Mijn ziel is als een gespeend kind in mij…” Psalm 313:2

5 minuten leestijd

Wat een mooie Psalm – die 131ste. Een idyllisch tafereel. We zien een kind in de armen van moeder liggen. Het heeft gedronken en is verzadigd. Het hoort haar hartenklop en voelt haar liefdevolle warmte. dat is de beste plaats voor zo’n jong kind, geborgen in de liefde van de moeder. Zo lijkt David de geborgenheid van zijn leven bij de Heere te bezingen. Hij is kennelijk in een situatie van stilte en kalme rust. Hij mag zich koesteren in het genot van de veilige beschutting en de koesterende omhelzing van de Heere. Dat is iets om jaloers op te zijn. Om heimwee naar te hebben. Als ik me verheug “in God, naar waarde nooit te danken.” En als ik geniet van de Heere en Zijn heilrijke aanwezigheid. “Hier wordt de rust geschonken…” Maar de vraag is, of dat in deze Psalm wel bedoeld wordt. Is deze Psalm echt wel zo genoeglijk, zo stil en rustig? Mogen we, als we deze Psalm 131 goed lezen, die conclusie wel trekken? Is dit ongestoorde genot de sfeer die vanuit deze Psalm op ons afkomt? David vergelijkt zich met iemand. Met wie? Met een gespeend kind! Wat is dat, een gespeend kind? Het is een kind dat sinds kort niet meer door de moeder gevoed wordt, maar dat overgaat naar het meer vaste eten. Het kind is dan ongeveer drie jaar. Vanaf de geboorte heeft het kind de moederborst gekregen. Ze heeft het al die jaren gevoed en gekoesterd. Maar het moet daar nu aan ontwend worden. Het kind moet op eigen benen leren staan. Het is geen zuigeling meer. Het wordt nu min of meer losgemaakt van de moeder. In de Bijbel lezen we enkele keren over het spenen van een kind. Bijvoorbeeld van de kleine Samuël. Voor Samuël betekende dat gespeend zijn heel wat. Het was het moment dat zijn moeder hem weg bracht. Toen hij gespeend was, werd hij uit het ouderlijk huis verwijderd. Weggebracht uit het huis van zijn vader Elkana en zijn moeder Hanna naar het heiligdom in Silo. Helaas was dat een heidense omgeving ook. Die kleine jongen kwam daar. hoe jong hij ook was, in aanraking met dingen waar hij in zijn jongensdromen nog niet over gedroomd had. Het gespeend worden, het losgemaakt worden van de moeder, was niet zo’n plezierige gebeurtenis voor het kind. Het moest de boze wereld in. Met alle dreigingen en verleidingen. Het moest nu van de moeder vandaan, verder dan ooit eerder in het korte leventje was gebeurd. Wat de kleine Samuël betreft, was dat wel heel erg concreet. Weg van thuis. En dagelijks in een goddeloze omgeving. Welnu, daarmee vergelijkt David zich. hij heeft er ook wat van moeten meemaken. Vanbuiten strijd en van binnen vrees. Dat was dikwijls de situatie van zijn leven. Is daarin ook niet het leven van al Gods kinderen getekend? Wat komt er niet op hen af. Op dat leven met de Heere. Van binnenuit en van buitenaf. Is dit ook niet dikwijls Gods leiding in het leven, Zijn wijze leiding… - dat Hij Zijn kinderen wel eens loslaat, zo lijkt het wel. Wanneer ze, bij wijze van zeggen, “gespeend” worden. Als de Heere een paar stappen terug doet. Een situatie waarin Hij hen niet verlaat en nog minder vergeet. Maar waarin Hij wel de gevoelige ervaring van Zijn nabijheid een ogenblik terugneemt. Met welke bedoeling? Om hen op te voeden. Om hen te leren dat ze niet moeten leven bij hun gevoel. Maar door het geloof. Zoals de Heere Jezus het tot Thomas zei: “Zalig Thomas, zijn zij, die niet zullen gezien hebben en nochtans zullen geloofd hebben.” De Heere wil Zijn kinderen leren om te leven door geloof en gebed. Uit de vaste bron van het Woord van God. De kleine Samuël, hoe jong hij ook was, had er iets van geleerd. Hij had een godvrezende vader en een biddende moeder. De vreze des Heeren was hem als het ware vanaf de moederschoot mee gegeven. Biddende ouders, die had hij als voorbeeld. En zie nu eens, als de kleine Samuël in Silo arriveert, in die goddeloze omgeving. Nadat hij gespeend is. Wat lezen we van hem? “En hij bad aldaar de Heere aan.” Samuël, ver van huis. Ver van zijn moeder. In dreigende en verleidende omstandigheden. Maar de kleine jongen zoekt de Heere in het gebed. En daarmee hebben we, naar mijn overtuiging, de betekenis van Psalm 131, het tweede vers. Wat typeert het leven van David,met zijn strijd, midden in allerlei verleiding? Wat typeert het leven van een ware christen? Het is een biddend leven. Een leven in afhankelijkheid. Waarin de Heere mij leren gaat: “heb ik mijn ziel niet gezet en stil gehouden…?” In opziende verwachting van de Heere… Calvijn leest in deze woorden iets van een eed, een betuiging voor Gods aangezicht: “Zijn ziel te zetten als een kind, dat is: haar een gestalte te geven gelijk als van een kind, namelijk zich vredig en stil te houden – en dat tegenover de ziedende hartstochten en begeerlijkheden waarmee velen zichzelf en heel de wereld in beroering brengen.” Een christenleven is een biddend leven of het is geen christenleven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 30 augustus 2011

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Een gespeend kind…

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 30 augustus 2011

Bewaar het pand | 12 Pagina's